De afvalcontainers die bij het winkelcentrum in de bloemenbuurt staan, bedoeld om glas, luiers, textiel en stiekem ook allerlei andere rotzooi in te deponeren, zullen binnenkort worden verplaatst naar een nieuwe locatie, vijftig meter verderop, werd onlangs bekend. Een en ander hiervoor was allerminst geruisloos in gang gezet door een mondige dorpsgenoot, wiens bedrijf uitkijkt op de bakken, en die bijkomstig een goede vriend is van de beheerder van het stencilapparaat op ons gemeentehuis. Hij vindt het niet gepast om zijn klanten, die komen voor een van zijn cursussen aangaande het geven van advies over het coachingsproces tijdens monitoring, aan dit zicht bloot te stellen.
Nu is er de gemeente alles aan gelegen om tijdens de op til zijnde verhuizing zo veel mogelijk de natuur naast, op, onder en in de containers te behouden. Er zal belachelijk veel rekening met de bestaande flora en fauna gehouden worden en daarvoor zijn al diverse maatregelen genomen. Zo zullen middels een simpele herdefiniëring bepaalde zeldzame planten niet meer zeldzaam genoemd hoeven worden en zullen enkele van de vergaarkisten beter toegankelijk worden gemaakt voor de voedselvoorziening van een aantal dieren uit de omgeving.
‘Ja, je verplaatst de containers of je redt de natuur,’ had een vertegenwoordiger van de gemeente in eerste instantie gezegd, en dat was in het verkeerde keelgat geschoten bij menig bezitter van meerdere keelgaten. Het heeft een lading ingehuurde adviseurs daarna nog heel wat kruim gekost om uit te leggen dat de scheiding die het voegwoord ‘of’ aangeeft zowel inclusief als exclusief kan zijn. In dat laatste geval is precies één van de gescheiden delen waar, maar bij een inclusieve scheiding is juist sprake van een en/of-situatie. Voorbeeldje: om iets te bewerkstelligen in deze gemeente moet je of heel standvastig zijn of een vriend van de stencilapparaatambtenaar. Maar als je nou met je standvastigheid iets bij de gemeente gedaan hebt gekregen, dan kan dat natuurlijk nog steeds betekenen dat je een vriend van die stencilpief bent. Het ene sluit het andere niet altijd uit; we hoeven hier niet iets te bevestigen om daarmee iets anders te ontkennen.
Maar dat bij een voorgestelde keuze een acceptatie van het totaalpakket ook deugdelijk kan zijn, wordt qua interessante associatie absoluut overschaduwd door die (waarschijnlijk door de not-in-my-backyard-gedachte gevoede) eenmansactie die alles in gang zette. Ik hoor hier het principe van Riedesel klinken.
Riedesel stelt dat het patroon van de moderne vrijmoedigheid onder andere leidt tot een groeiende zoektocht naar acties afdwingende communicatie – in een wereld waar extraverte karakters meer en meer domineren en worden geprezen. De teweeggebrachte acties zijn dan niet zozeer het gevolg van een reële noodzakelijkheid ervan, maar wel van een zogenaamd nut ervan dat met voornamelijk geschreeuw wordt gemonopoliseerd. Mensen die met een meer timide optreden ook dingen gedaan willen krijgen worden zo als het ware geblokkeerd om te concurreren – in het bijzonder zelfs door het samenspannen van de brutaleren en zelfzuchtigeren onder ons (want soort zoekt soort). Hier hebben, volgens Riedesel, de (re)acties dus minder te maken met de waardering voor de vrager dan met diens opdringerigheid.