Ei-eigenschappen #13

Een van de beweeggronden waarom mensen eieren eten is dat ze voedzaam zijn. De eieren dus, niet de mensen zelf – in deze context. De schaal kun je wat dat betreft ook eten, maar dat doen maar weinigen. De moderne westerse mens is het namelijk waard om verwend te worden, en ongemakkelijk voedsel hoort domweg niet in die formule.
Bij het niet eten van de eierschaal gooi je trouwens al zo’n tien procent van het totaalgewicht van het ei weg. Maar goed, de dooier (gemiddeld een derde van het vloeibare gewicht, en dus zo’n dertig procent van het totaalgewicht) en het eiwit (gemiddeld de rest van het vloeibare gewicht, en de rest van het totaalgewicht) zorgen samen wel voor heel veel meer dan negentig procent van de gezonde lichaamsbouwsteentjes die het ei in z’n geheel aan ons te bieden heeft. Want al bevat een ei niet net als een Big Mac een blaadje sla, een schijfje tomaat en een plakje augurk, toch is het een goedkoop en handig stukje eten dat bijzonder rijk is aan voedingsstoffen. Driekwart ervan is weliswaar water, maar met het aan je spijsverteringsstelsel toevertrouwen van een ei (van geef ’m een slinger zestig gram) trakteer je jezelf ook nog eens op zeven en een halve gram hoogwaardige proteïnen, zes gram vet, een pittige portie vitaminen (A, B1, B2, B6, biotine, B12, D en E), en een dienstige dosis van mineralen als fosfor, kalium en ijzer. Kortom, een prachtige mix uit de natuur die de energievoorziening van ons lichaam geen windeieren legt. Geen wonder dat er tal van mensen zijn die hun dag beginnen met een eitje of twee, drie, vier. Soms meer. Wat filmbokser Rocky Balboa (acteur Sylvester Stallone) en denker-activist Noam Chomsky bijvoorbeeld met elkaar gemeen hebben is dat ze elke ochtend direct uit bed vijf rauwe eieren in een glas gooien en opdrinken alvorens ze werkelijk aan hun dag beginnen. Wel om andere redenen, mag gezegd worden. Noam doet dat omdat hij in zijn standaardhoedanigheid altijd haast heeft; voor hem heeft een dag maar vierentwintig uur. En Sylvester (Sly, voor vrienden) doet dat omdat hij geen voedseldeskundige is.
Het heeft namelijk absoluut zin om even rustig de tijd te nemen om een ei te koken of te bakken. (En voor mensen met smaak heeft pocheren uiteraard de voorkeur.) Uit een rauw ei neemt ons lijfje immers maar ongeveer de helft van de nuttige proteïnen op, en uit een gekookt ei maar liefst negentig procent.
Hoe dat komt is misschien een beetje een vies verhaaltje. Heeft waarschijnlijk iets te maken met het goedje trypsine, dat nodig is voor de vertering van eiwitten en dat wordt geblokkeerd door enzymen die in rauwe eieren zitten. En warmte (koken of bakken dus) maakt die trypsineremmers dan onwerkzaam, zodat de in het ei aanwezige eiwitten wel weer goed door ons perfecte lichaam afgebroken kunnen worden. Zoiets.
Toch maakt het verkrijgen van deze informatie de meeste eiereters niet rouwig.
‘Want ja, ’t is ’t een of ’t ander in ’t leven,’ zegt Chomsky dan. ‘Je hebt bijvoorbeeld de principes van macht en voorrecht aan de ene kant en de principes van waarheid en gerechtigheid aan de andere. Als je waarheid en gerechtigheid najaagt, betekent dat steevast een korting op macht en voorrecht. Als je macht en voorrecht ambieert, gaat dat altijd ten koste van waarheid en gerechtigheid. En zo is dat natuurlijk ook met voedzaamheid en nuttige tijdsbesteding.’