Tegen de vijftig jaar na zijn eigen doodsacceptatie werd Freuds verloren dagboek gevonden. In eerste instantie schonk men hier geen aandacht aan, omdat het dagboek zich in geen geval zelf verloren voelde. Maar sinds een paar weken is het bewerkt, gebonden en tevens vrijblijvend voor het al dan niet dreutelende publiek toegankelijk.
Het interpreteren en vertalen van het bewuste journaal was zeker niet zonder gevaar of andere onwelkome perikelen. Zo haakte een grote, graag anoniem blijvende literator halverwege zijn werkzaamheden af, toen hij er zich al vertalende van bewust werd dat hij verliefd was op zijn moeder. Dit ervoer hij natuurlijk als ziek; zijn moeder was namelijk een getrouwde vrouw!
Vergelijkt men in de lijn van Freud de uiteindelijke versie van het verslag met een erectie dan mag de opbrengst er evenwel wezen. Als u die straks in handen heeft, laat u zich dan, nadat wij ons niet meer in de beeldspraak bevinden, niet afschrikken door de enorme omvang. Van de kleine dertigduizend pagina’s van het egodocument besteedde Freud er ruim negenentwintigduizend aan de naamgeving van het dagboek zelf.
Kitty stond tijdenlang boven aan Freuds namenlijstje. Dat blijkt uit de vele schrijfoefeningen waarin hij de naam op verschillende manieren uitprobeerde. Zo opende hij talloze bladzijden met ‘Luister eens, Kitty’, ‘Lieve Kitty’, ‘Nu ik je toch spreek, Kitty’, ‘Analfabete Kitty’ en vele varianten en variëteiten daarvan.
Maar uiteindelijk vond Freud Kitty geen hondennaam en in zijn ogen was zijn dagboek een hond – al vanaf het een puppy was.
Over gezondheid – geestelijk of lichamelijk – maakt Freud in zijn dagboek eigenlijk geen woorden vuil, behalve ‘gezondheid is slechts een kwestie van het pak vruchtensap goed schudden, zodat de vitaminen gelijkmatig verdeeld worden’.
Wat absoluut niet onvermeld mag, is dat het een heerlijk kalm boekwerk is. Werkelijk niets in de kroniek geeft u de aandrang een pagina om te slaan. Het is typisch zo’n vakantieboek dat u na het afbetalen van uw tweede huis nog steeds niet uit heeft gelezen.
Na een weggegooid leven met bladzij na bladzij pure mengsels van desinteresse en lusteloosheid – terloops wordt ook nog eens niet bekendgemaakt wie de schrijver van het kleuterversje Iene miene mutte is – krijgt de lezer uiteindelijk een traktatie op een intense domper: toen Freud ontdekte dat zijn journaal hem compleet negeerde, stopte hij abrupt met erin schrijven. Trots was hem niet vreemd.
Het dagboek heeft overigens goed kunnen verdienen aan zijn schrijver. En ook nu – as we speak and/or read – zijn de T-shirtfabrieken overuren aan het draaien. Populaire opdrukken zijn DE TWEEDE VOOR DE HALVE PRIJS en ZE ZIJN ER IN ALLERLEI KLEUREN.
En dat bij zelfverrijking excessen horen, dat is nu eenmaal zo. Wat zou je anders doen met overdadig veel geld? Als je ineens het dubbele gaat verdienen van wat je al kreeg, ga je echt niet twee keer zo vaak eten op een dag. Natuurlijk niet. Dat geld ga je dan voor andere dingen gebruiken. Dingen die je daarvoor niet echt nodig had. En hoe meer geld je kapot te slaan hebt hoe uitbundiger je koopwaar wordt. En het blijft wat onwennig om een dagboek met een zonnebril in een verlengde limousine te zien. Maar goed, laten we het op jaloezie gooien; in ieder geval tot die oeroude emotie zelf roept dat we ermee op moeten houden.