Ollekebolleke zat een beetje beteuterd in zijn dwangvest tegen de muur aan. Eigenlijk heette hij geen Ollekebolleke, maar Repelsteeltje. Zijn vrienden noemden hem Oegeliewoegelie. Nou ja, vrienden. Ollekebolleke had drie vrienden, waarvan er een onzichtbaar was en een denkbeeldig. De enige ‘tastbare’ vriend die Ollekebolleke had was Roodkapje. Maar ze spraken nooit veel met elkaar, Ollekebolleke en Roodkapje. Dat kwam voornamelijk omdat Roodkapje al ruim veertig jaar zware shag rookte en te kortademig was om meer dan drie woorden te uiten.
Met Ollekebolleke was helemaal niks mis. De wereld was groot genoeg, maar werd alleen te klein als je ‘smeer’ tegen hem zei. Wat hem triggerde was het woordje ‘smeer’. Geen enkel ander woord. Echt, je kon rustig dingen als ‘aardappelschilmesje’ of ‘voetbalknie’ tegen hem zeggen. Geen enkele bloeddrukverhoging bij Ollekebolleke. Maar als je ‘smeer’ tegen hem zei…wow, Steven Spielberg zou er geen film van kunnen maken!
Op een dag zaten Ollekebolleke en Roodkapje in de rozentuin. Het was tulpentijd en ze dronken thee met een kopje.
Ze keken Lingo met z’n tweetjes.
En dan werd Ollekebolleke altijd pissig, omdat Roodkapje altijd alles voorzei.
“Stolp,” zei Roodkapje dan, bijvoorbeeld.
“Hee, hou je bek eens!” riep Ollekebolleke dan. “Ik wil het spannend houden.”
Borrelnootjes en medicijnen kwamen daarna.
—
Verbeterd en aangepast: Een geit maakt nog geen sokken