Placeboterham

Foei en Af kenden elkaar van de praatgroep. Ze waren beiden namelijk in een verkeerd land geboren. Voor Foei was dat op zich nog niet echt een groot probleem geweest. In ‘zijn’ verkeerde land had men het in dit soort situaties gelukkig goed voor elkaar. Dergelijke gevallen waren daar namelijk gesneden koek en zo werd Foei nog voor de koek op was al met zijn kersverse ouders verenigd. Bij Af lag dat anders. In het verkeerde land waar hij geboren was, hadden ze iets soortgelijks nog nooit meegemaakt. Een hoop gepuf, papieren en maanden later kon Af zich pas veilig bij zijn vader en moeder voegen. Het hielp daarbij natuurlijk ook niet dat de vliegtuigmaatschappij staakte en Af daarna bovendien op de verkeerde trein werd gezet.

Tot hun tienerjaren gebeurde er niets geks. Zowel Foei als Af groeide op als een normale jongen. Maar vanaf hun dertiende ontpopte er zich toch iets unheimlichs bij de twee afzonderlijk. En bij Foei openbaarde zich dit zelfs in een voorliefde voor weekendkannibalisme. Doordeweeks was er niks aan de hand en at hij gewoon varken, rund, kip en af en toe een fazantje of een konijntje, maar in het weekend moest hij op de een of andere manier een onderarm of –been van een buurjongen of –meisje eten.
Na een paar maanden vond de buurt dit niet meer leuk. Overal moesten drempels weggehaald worden voor de nieuwe gehandicapten. Het kostte simpelweg allemaal te veel geld.
Gelukkig woonde er slechts vier huizen van Foei vandaan een slimme man die toevallig ook hoogleraar in de antropologie was. Die man ging op een avond met een atlas onder zijn oksel met de ouders van Foei praten. En van het een kwam, omdat men niet goed luisterde, eerst weer het een en daarna uiteindelijk het andere. Foei werd op het busstation gezet om af te reizen naar zijn geboorteland en klaar te komen met zijn verleden.
In zijn land van herkomst bleek door de uitwassen van de modernste tijd het kannibalisme nog maar op een zeer laag pitje te bestaan. Typisch zo’n geval van een culinaire revolutie die haar eigen kinderen opeet. Het begon onschuldig met een discussie. Puristen stelden dat zuiver kannibalisme niet het eten van je soortgenoten is, maar het eten van jezelf. Dichters zagen bomen die de bouwstoffen van hun verteerde bladeren weer opnamen. En holisten meenden dat je indirect sowieso jezelf eet. Op een onbewaakt moment deed toen de bureaucratie zijn intrede en een half uur later was het gedaan met het grootschalige kannibalisme. Mensen eten is prima, maar het moet geen papierwerk kosten, sprak de volksmond. Nog even werd geprobeerd of het mogelijk was dat niet per se dat formulier gebruikt hoefde te worden dat in de regelgeving vermeld stond, mits de voor het bewuste doel vereiste gegevens maar op de juiste wijze geregistreerd en gearchiveerd werden, maar dit verzet had geen zin. Waar eens het kannibalisme tierde, vaak zelfs welig, stond Foei nu beteuterd om zich heen te kijken. En dus keerde hij huiswaarts, hongerig en genezen.

Af had heel andere ervaringen met zijn bakermat. De drang om het land van zijn oorsprong te bezoeken kon hij zonder allerlei zichtbare bijverschijnselen lange tijd makkelijk onderdrukken. ’s Zomers en ’s winters mijmerde hij er weleens over, maar ’s lentes en ’s herfsts totaal niet.
Met zijn besluit te gaan trouwen hakte hij een knoop door. Hij zou op huwelijksreis gaan naar zijn geboortegrond.
De vakantie kreeg een nogal andere wending dan hij gehoopt, gedroomd en gedacht had. Zijn ‘landgenoten’ moest niets van hem hebben. Nou ja, niets, zijn trouwring vonden ze wel interessant. Op een gegeven moment tegen half vier in de middag werd hij door een groep boos kijkende mannen in een hoek gedreven. Met alle macht trokken ze aan zijn ring, maar die wilde niet van zijn vinger af. Ze rukten en draaiden en sjorden, maar tevergeefs. Toen verscheen een schaduw. De groep mannen spleet in tweeën en naar alle schijn de leider van het stel kwam op Af af. Hij pakte Afs hand stevig vast en greep iets in de binnenzak van zijn toffe leren jas. Het was een handige tube groene zeep en binnen een mum van tijd gleed de ring vlotjes van Afs vinger.
Een witregel was het stil.

Daarna eindigde alles in een punt.