De zonnebrillen van Van Gogh

Wat Hans Kok niet wist was dat ze die ochtend zijn ogen af hadden gepakt. Wel zocht hij nog even vloekend naar zijn bril, maar omdat hij toch al laat was ging hij maar zonder op pad.
Wat ze ook hadden gedaan was zijn voornaam verwisselen. Van Hans hadden ze snel Dirk gemaakt.
En daar reed Hans dan. Op de A2, zonder ogen en met een voornaam die eigenlijk niet van hem was.
Een groep door het leven opgebouwde enthousiastelingen was aan het wachten op een door Hans te geven lezing over het geven van lezingen. Toen Hans als sollicitatiecoach te veel concurrentie kreeg had hij zich laten omscholen; zo slim was hij wel! Vandaag was zijn vuurdoop, dus voor zijn zelfvertrouwen zou het handig zijn als er weinig tot niets mis zou gaan.

Maar alles zou uiteraard goed gaan vandaag, want hij zou zich voor alles wat haalbaar was inzetten. En dat was 151%, natuurlijk. Want dat had hij ooit van een bedrijfskundige gehoord. Volgens die expert kunnen mensen harder werken dan 100%, maar is de 200% die mensen weleens claimen te halen met stinkend en gloeiend hard eraan trekken gewoon niet reëel. Ordinaire stervelingen met een beetje verstand van de natuurwetten weten dat je minimaal 49% zonder meer moet overdragen aan een soort van lekkage!
Aan de voorbereiding kon het niet liggen. Zonder liegen had Hans alleen de vorige week al ruim vijftigduizend keer de opening van zijn praatje opgezegd: “Als ik een stuk lezing lees, zie of hoor denk ik altijd eerst: Wat is het eigenlijk? Waar is het van gemaakt? Is de grondstof riet? Is het hout? Zijn het fotonen? Zijn het trillingen of golven?” En een goed begin is een goed meetpunt!

Daarna zou hij de tijd vullen met technieken om de aandacht van het publiek vast te houden. Tijdens de lezing en passant afwijkende informatie geven over de parkeerzones in de buurt is bijvoorbeeld een prima methode om hoofden van mensen in de zaal te zien bewegen. Zo had Hans een hele powerpointpresentatie vol met trucs. Verder maakt het niet uit waar een lezing over gaat, wist Hans. De intermezzo’s tellen. Waarom zouden chirurgen anders bij hun pensionering hun jarenlange ervaring en bevindingen als arts willen samenvatten in een ‘lachen is gezond’-praatje? Het gebeurt bijna vaker dan nog net niet stemgerechtigden vrijwillig seks hebben in het weekend. Al zijn die afscheidsspeeches van doktoren meestal op een donderdag, maar dit terzijde.
Nee, het onderwerp van een lezing doet niet ter zake. Dat is les één. Sterker nog, als je daadwerkelijk iets zou willen vertellen over de vermeende hooikoorts van Van Gogh dan kun je dat beter als terloops dingetje in een lezing over Europese autorally’s aan de man brengen. En uiteraard komt een standpunt over internationale CO2-uitstoot tijdens onzinnige autotochten beter tot zijn recht als zijdelingse vermelding in een voordracht over Van Gogh. Spuit dat maar in je zakdoek!

Dit soort dingen kon je beter leren van Hans Kok dan van wie dan ook. Hans moest het namelijk zelf hebben van de kunstgrepen en foefjes; hij was geen spirituele entiteit. Als hij bijvoorbeeld een kamer binnenkwam dan voelde je gewoon dat hij niet spiritueel was. Een te vaak open- en dichtgeritst charisma, een leeg en tochtig aura. Voor aandacht moest hij moeite doen.
Wat hij wel was was niet punctueel. Zo ook vandaag. Drie kwartier te laat parkeerde hij zijn auto en rende hij het gebouw in waar hij verwacht werd.

Hans schrok. In de zaal zat iemand die hem nog kende van toen hij een klootzak was. Hans zag het niet, maar hij voelde het wel. Die ene blauwe maandag dat hij bij de arbodienst werkte, werkte nu heel erg tegen hem. Steeds meer mensen in de zaal begonnen Hans te herkennen. Van die rode dinsdag dat hij bij de huurcommissie werkte, van die onzichtbare vrijdag dat hij bij de provincie werkte. Dat hij voor de gelegenheid Dirk heette – al was dat niet zijn eigen verdienste – maakte blijkbaar niemand iets uit.

Langzaam sloeg de menigte Hans en Dirk tot geroezemoes. En daarna tot pulp.
Een minuut of twintig later, toen hij daar met een veel groter oppervlak dan daarvoor op het podium lag, meende een meisje met een pop dat hij nog iets fluisterde. Ze liep dichterbij, bewoog haar oor naar zijn lippenbrij en hoorde: “Parkeerschijf! Parkeerschijf!”