In het oude klooster van Lierop zijn ze heel trots. Het inmiddels tot museum omgebouwde pand heeft zijn slag geslagen. Binnenkort zullen een aantal straten van San Francisco bij de vaste collectie van het museum horen. Mensen uit de omtrek van Lierop (maar ook bijvoorbeeld uit Volendam) kunnen dan zelf ervaren hoe het is om asfalt uit San Francisco mee te maken.
De expositie wordt groots geopend. Barry Stevens heeft beloofd te komen (als hij nog leeft) en er zal een cd van Krezip gedraaid worden.
Directeur Sjeng van Schijndel: ‘Echt jaren hebben we op de straten van San Francisco zitten azen. De gehele bevolking van Lierop heeft eraan meegewerkt. En nu is het museum compleet. Onze collectie laat nu een fraai staaltje zien van hoe de tijd toen was.’
Het is wel een beetje jammer dat de werken van plaatselijk kunstenaar Bert Bert plaats moeten maken voor de nieuwe aanwinst. We vroegen hem een reactie.
‘Meneer Bert, bent u niet uit uw doen door het museumgebeuren van de laatste tijd?
– ‘Ach, zeg maar gewoon Bert, hoor.’
‘Oké, Bert. En wat is uw reactie?
– ‘Nou, als kunstenaar ken ik de straten van San Francisco natuurlijk erg goed. Niet dat ik er ooit geweest ben, maar in Tilburg heb je een kruispunt waar het teer er gewoon precies zo uitziet.’
‘Interessant, meneer Bert.’
– ‘Zeg maar Bert.’
‘Maar is u nog iets opgevallen?’
– ‘Kijk, opvallen is een grappig woord. Kunstenaars gebruiken dat woord eigenlijk nooit. Dingen vallen namelijk niet op, maar ze vallen omlaag. En de energie van die zwaartekracht gebruik ik juist in mijn kunstuitingen.’
‘Juist. Dank u, meneer Bert.’
– ‘Zeg maar Bert.’
‘Ik zie hier iemand van de kantine. Mevrouw, mag ik u iets vragen?’
— ‘Ja, ik heet Jenny.’
‘Betekent het museumspektakel nog een verandering voor u?’
— ‘De gevulde koeken gaan volgens mij tien cent omhoog. Dat was het idee van Bert.’
– ‘Ja, dat was inderdaad mijn idee. De koeken vond ik altijd al niet optimaal zichtbaar in de vitrine. Door er een muntstuk van tien cent onder te leggen, krijgen ze net meer dat cachet, weet je wel, dat stukje panache. Flair, zeg maar.’
‘Ik begrijp het. Door die kleine lift geef je de lekkernij net wat meer allure.’
– ‘Allure, allure, allure, allure, allure, allure, allure, allure… Is een groot woord: allure. Ik zou dat in dit geval niet gebruiken. Kijk, Columbus Avenue heeft allure. Lombard Street: allure! Stockton Street: ook allure! Hyde Street: ook allure!’
‘Maar die zitten dus niet in de collectie hier, Bert.’
– ‘Meneer Bert is ook goed.’
Het verloren dagboek van Sigmund Freud
Tegen de vijftig jaar na zijn eigen doodsacceptatie werd Freuds verloren dagboek gevonden. In eerste instantie schonk men hier geen aandacht aan, omdat het dagboek zich in geen geval zelf verloren voelde. Maar sinds een paar weken is het bewerkt, gebonden en tevens vrijblijvend voor het al dan niet dreutelende publiek toegankelijk.
Het interpreteren en vertalen van het bewuste journaal was zeker niet zonder gevaar of andere onwelkome perikelen. Zo haakte een grote, graag anoniem blijvende literator halverwege zijn werkzaamheden af, toen hij er zich al vertalende van bewust werd dat hij verliefd was op zijn moeder. Dit ervoer hij natuurlijk als ziek; zijn moeder was namelijk een getrouwde vrouw!
Vergelijkt men in de lijn van Freud de uiteindelijke versie van het verslag met een erectie dan mag de opbrengst er evenwel wezen. Als u die straks in handen heeft, laat u zich dan, nadat wij ons niet meer in de beeldspraak bevinden, niet afschrikken door de enorme omvang. Van de kleine dertigduizend pagina’s van het egodocument besteedde Freud er ruim negenentwintigduizend aan de naamgeving van het dagboek zelf.
Kitty stond tijdenlang boven aan Freuds namenlijstje. Dat blijkt uit de vele schrijfoefeningen waarin hij de naam op verschillende manieren uitprobeerde. Zo opende hij talloze bladzijden met ‘Luister eens, Kitty’, ‘Lieve Kitty’, ‘Nu ik je toch spreek, Kitty’, ‘Analfabete Kitty’ en vele varianten en variëteiten daarvan.
Maar uiteindelijk vond Freud Kitty geen hondennaam en in zijn ogen was zijn dagboek een hond – al vanaf het een puppy was.
Over gezondheid – geestelijk of lichamelijk – maakt Freud in zijn dagboek eigenlijk geen woorden vuil, behalve ‘gezondheid is slechts een kwestie van het pak vruchtensap goed schudden, zodat de vitaminen gelijkmatig verdeeld worden’.
Wat absoluut niet onvermeld mag, is dat het een heerlijk kalm boekwerk is. Werkelijk niets in de kroniek geeft u de aandrang een pagina om te slaan. Het is typisch zo’n vakantieboek dat u na het afbetalen van uw tweede huis nog steeds niet uit heeft gelezen.
Na een weggegooid leven met bladzij na bladzij pure mengsels van desinteresse en lusteloosheid – terloops wordt ook nog eens niet bekendgemaakt wie de schrijver van het kleuterversje Iene miene mutte is – krijgt de lezer uiteindelijk een traktatie op een intense domper: toen Freud ontdekte dat zijn journaal hem compleet negeerde, stopte hij abrupt met erin schrijven. Trots was hem niet vreemd.
Het dagboek heeft overigens goed kunnen verdienen aan zijn schrijver. En ook nu – as we speak and/or read – zijn de T-shirtfabrieken overuren aan het draaien. Populaire opdrukken zijn DE TWEEDE VOOR DE HALVE PRIJS en ZE ZIJN ER IN ALLERLEI KLEUREN.
En dat bij zelfverrijking excessen horen, dat is nu eenmaal zo. Wat zou je anders doen met overdadig veel geld? Als je ineens het dubbele gaat verdienen van wat je al kreeg, ga je echt niet twee keer zo vaak eten op een dag. Natuurlijk niet. Dat geld ga je dan voor andere dingen gebruiken. Dingen die je daarvoor niet echt nodig had. En hoe meer geld je kapot te slaan hebt hoe uitbundiger je koopwaar wordt. En het blijft wat onwennig om een dagboek met een zonnebril in een verlengde limousine te zien. Maar goed, laten we het op jaloezie gooien; in ieder geval tot die oeroude emotie zelf roept dat we ermee op moeten houden.
Het heerst…
Ik ben geen schrijver van het woord lieveheersbeestje. Een paar jaar terug heb ik ons woordenboek geraadpleegd, dus ik weet nu hoe het woord gespeld moet worden, maar ik schreef ooit: Lieve-Heers-beestje, lieve Heersbeestje en Lieveheers-beestje. Op het forum van lieveheersbeestje.nl maak je daar absoluut geen vrienden mee. Bij dezen derhalve mijn oprechte excuses aan alle lieveheersbeestjesminnenden.
In Verdeel en Lieve-Heers, het vakblad van lieveheersbeestjesfans, stond laatst een alleraardigst artikel over de balts- en paringsrituelen van het lieveheersbeestje. Omdat lieveheersbeestjes in die bewuste tijden graag spelen en gorgelen met saponinen of vitamine E-achtige substanties – dat werd in het artikel niet geheel duidelijk – en dat daarna overgeven aan hun vriendinnen is de jojobaplant een plant die de top 2000 van de lieveheersbeestjes al meer dan zestig jaar van de eerste plaats voorziet. Fluister maar eens ‘jojoba’ naar een lieveheersbeestje dat toevallig op uw arm zit en hij/zij zal dit gegarandeerd beantwoorden met een stuk of twaalf stippen!
Net als olifanten niet zonder steenvruchten kunnen en vossen niet zonder vitamine B, kunnen lieveheersbeestjes niet zonder de jojobaplant.
Zoals een moezelman zijn Mekka heeft en een paling de Sargassozee, zo heeft het lieveheersbeestje de jojobaplant.
Lieveheersbeestjes kunnen – afhankelijk van hun lengte – per dag vele, vele malen hun eigen lengte vliegen. Er gaan zelfs verhalen van lieveheersbeestjes die in een dag – in een concorde en in het bijzijn van verschillende wetenschappers en jojobastekjes – tweemaal de wereld zijn rondgevlogen. Rotstekeningen uit de tijd van enkel amfibieën laten al de onvermijdelijkheid en onverwoestbaarheid van lieveheersbeestjes en Stanley Kubrick zien. En de jojobaplant was toen alleen nog maar als eencellige in de aanbieding.
Heel wat weken later – zo ongeveer rond de slag bij Nieuwpoort – dreigde het heel erg mis te gaan met de jojobaplant kwa voortleving. Het lieveheersbeestje was toen toevallig al zestien jaar naar een vakantiepark, maar was hij aanwezig geweest, dan had hij zeker actie ondernomen. Gelukkig en door een verkeerde afslag liep het allemaal nog goed met de jojobaplant en sindsdien zijn de jojobaplant en het lieveheerbeestje om totaal onbegrijpelijke redenen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Maar voor deze twee entiteiten zonder handen is het nou eenmaal zo dat de ene hand de andere wast. En nu weet ik echt niet veel van botanie, microbiologie, mycologie, fycologie of lichenologie, pteridologie, bryologie, virologie en bacteriologie, laat staan van ornithologie, malacologie, ichtyologie, herpetologie, entomologie of zoölogie in het algemeen, en medische biologie, biotechnologie en milieubiologie, maar ik weet wel dat planten liefde nodig hebben om te groeien, en de zojuist genoemde plant is daar echt geen uitzondering in.
In het vakblad van jojobaplant- en lieveheersbeestjesgeïnteresseerden, Jojobakever (bijna vleesgeworden God), vatte de econoom Samuel V. Johnson het volkomen verkeerd en onzinnig samen: ‘Hetzelfde geldt overigens voor gras.’
Uitgekotste bami van een Chinees hangbuikzijn
“Kom op jongens. Er moet toch wel iets zijn wat we allemaal lusten?” vroeg Geert getergd. Hij ergerde zich aan de besluiteloosheid van het gezelschap waar hij in verkeerde. Ongeveer een uur geleden werd unaniem besloten dat ze eten gingen bestellen via thuisbezorgd.nl maar sindsdien waren ze nog geen stap verder.
“Ik vind alles goed Geert,” zei Cor, “ik wil alleen absoluut geen shoarma. De vorige keer heb ik de hele nacht boven de wc gehangen om dat halalvlees uit te kotsen.”
“Als dat naar buiten komt,” zei Laurence, “kan dat enorme schade toebrengen aan je tanden. De zuren van braaksel tasten het glazuur van je tanden aan.” Iedereen negeerde haar maar er viel wel een vervelende stilte. Dion, die altijd al een beetje als het sukkeltje van de groep werd gezien, zag zijn kans schoon om eindelijk zijn bijdrage in de discussie te kunnen leveren. “Ik wil gewoon iets vegetarisch kunnen bestellen, het maakt niet uit of het Italiaans, Grieks, Thais, Turks, Surinaams of Indisch is.”
Er viel een nog pijnlijkere stilte dan daarvoor.
Geert, toch enigszins de aanjager van de groep, doorbrak de stilte. “Waarom bestellen we niet gewoon iets bij de oer-Hollandse snackbar? Frietjes, kaassoufflés, mexicano’s, dat soort dingen.”
“Welke snackbar?” vroeg James die ondertussen op zijn mobieltje naar Oost-Europese pornofilmpjes aan het kijken was, “die van Achmed of van Hafid?”
“Hafid!” riep Hero voordat iemand de kans kreeg om te reageren. “Hij verkoopt namelijk wel bier. Achmed heeft alleen frisdrank.”
“Oké, dan wordt het friet van Hafid,” zei Geert. “Cor wat wil jij?”
“Frietje shoarma, twee mexicano’s pinda en een Turkse pizza met extra veel knoflooksaus,” riep Cor resoluut. Geert schreef de bestelling op en keek naar Laurence die een “frietje stoofvlees en twee frikadellen met mayo” bestelde. Omdat Geert de bestelling met de klok mee opnam, had iedereen door dat de eerstvolgende Hero was, behalve Dion. “Raspatat oorlog kaassouflé, groentekroket en een berelul pinda,” riep hij enthousiast én voor zijn beurt.
“Dat is helemaal niet vegetarisch Dion,” snauwde Laurence.
“Oh, laat dan die groentekroket dan maar zitten,” kwam er enigszins beteuterd uit.
“Voor mij 24 bier en een hamburger speciaal,” zei Hero. Eric wilde dat ook wel. Dat verbaasde niemand. “En jij Fleur?” vroeg Geert.
“Oh, maakt me niet uit Geert. Doe maar hetzelfde als jij.”
“Goed dat was hem dan,” zei Geert. “Hafid zit hier om de hoek dus we kunnen het net zo goed daar gaan halen. Wie offert zich op?”
“Zullen wij gaan?” vroeg Eric aan Hero. “Op weg naar Hafid is een leuke brievenbus waar we in kunnen pissen.”
Het bleef nog lang onrustig in Venlo.
Sax, gehakt en socialisme
“Blijf van mijn mondstuk af, smeerlap!” bulderde de saxofoon.
“Kom nou toch,” zei Emile Roemer op zo’n typische Emile Roemertoon, “mijn vrouw is net even naar de slager om drie pond half-om-half gehakt en karbonades te halen.”
“Slager, schmager,” beet de saxofoon hem toe, “met die gore lippen van je blijf je van me af. Je stinkt uit je bek. Ik moet bijna kotsen. Alsof je eerst Pia Dijkstra hebt gebeft en je vervolgens twee broodjes bal met mayo en een saucijzenbroodje uit de kantine van de Tweede Kamer hebt gegeten.”
“Daar is helemaal niks van waar. Ik heb helemaal niets gegeten in de kantine en het was Ieneke van Gent,” zei Emile Roemer op zo’n typische verongelijkte SP-toon.
“Dat verklaart veel,” zei de saxofoon, “wat een lucht, man.” Emile stond wat verdwaasd op het zoldertje van zijn bescheiden stulpje in Boxmeer. Hij was stiekem naar boven geslopen om even een deuntje op zijn saxofoon te blazen terwijl zijn vrouw bij de kiloknaller zijn broodnodige vlees ging halen. Als ze er was mocht hij geen saxofoon spelen. Dat deed haar veel te veel denken aan de oorlog die ze nog niet had meegemaakt. Emile hield rekening met haar pre-traumatische stressstoornis maar af en toe kon hij zijn lusten niet bedwingen. En nu stond hij daar, op zijn zoldertje, met een obstinate saxofoon die niet bespeeld wilde worden.
“Zeg luister eens hier,” begon Emile Roemer streng, “je bent geen dwarsfluit maar je ligt wel zo dwars alsof je er een bent.”
“In de tweede kamer kom je misschien weg met dat soort flauwe kutgrappen. Maar bij mij moet je er niet mee aankomen. Rot op. Ga rukken ofzo.”
“Als je Ieneke van Gent net hebt gebeft is rukken wel het laatste waar je aan wilt denken,” zei Emile Roemer, “laat me ten minste een stukje Maijuls Deevis spelen.”
“Tenminste, aan elkaar, zonder spatie!” zei de saxofoon geërgerd. “En Miles Davis,” de saxofoon benadrukte de naam, “is voor jou iets te hoog gegrepen.”
“Je doet mijn virtuoze saxofoonspel te kort,” zei Emile Roemer bedroefd zoals alleen iemand van de SP dat kan, “iedereen weet dat ik alles behalve slecht speel.”
“Tekort! Niet te kort, potverdikkeme! En allesbehalve! Ik doe jouw allesbehalve virtuoze spel helemaal niet tekort. Je kan niet spelen Roemer en dat weet je zelf ook wel. En let godverdomme eens op dat spatiegebruik van je.” De saxofoon had aan veel dingen een hekel maar, taalpurist als hij was, had hij nog wel de grootste hekel aan onzorgvuldig taalgebruik. Zijn grootste allergie was foutief spatiegebruik.
Emile, die zich van geen kwaad bewust was, probeerde het nog een keer. “Luister, ik ben alles behalve uit op ruzie. Hoe lang dat nog duurt, weet ik niet, maar ik zou even goed nog een stukje kunnen spelen. Ah toe,” smeekte Emile Roemer, “laat me heel even blazen zo lang het nog kan.”
“ALLESBEHALVE! EVENGOED! HOELANG! ZOLANG!” tetterde de saxofoon.
“Betekent dat, dat je me laat spelen?”
“Vooruit dan maar,” zei de saxofoon, “als je speelt maak je tenminste geen taalfouten.”
De saxofoon zag de lippen van Emile Roemer dichterbij komen. De geur van Ieneke van Gent werd met elke millimeter sterker. Hij hield zijn adem in.
Peter Air de Vries
“Een misdaadverslaggever zonder helikopter is als een darm zonder peristaltiek,” zo begon van Matthijs van Nieuwkerk de twee uur durende special De helikopter draait doorrrr over de imposante carrière van Peter R. de Vries. John van den Heuvel, vrienden noemen hem ook wel poephoofd, heeft vliegangst en hem zul je dan niet snel in een helikopter vinden. Geen wonder dat hij het op de ranglijst van misdaadverslaggevers moet afleggen tegen Peter R. de Vries. John gaf het eerlijk toe als tafelgast in het programma van Matthijs. Enige afgunst was wel op zijn gezicht te bespeuren over dat betere speur- en vliegwerk van Peter R. Er is namelijk geen misdaad waar hij verslag van doet zonder helikopter. Iemand bruut om het leven gebracht in de bossen bij Heerlen? Een criminele bende in Oss? Een meisje verdwenen op Aruba? Een ontvoering bij een bierbrouwer? Voor Peter zijn dat allemaal ideale gelegenheden om een helikoptertje te huren bij de lokale helikopterboer. Toegegeven het kenmerkende nasale stemgeluid komt beter tot zijn recht door de intercom van een helikopter dan in het echt. Peter R. vindt dat zelf tenminste en hij kan het weten; hij heeft immers in die helikopter ook een koptelefoon op waarin hij zijn eigen stem weer terughoort. Hij schijnt daarom thuis zelfs zo’n zelfde intercomsysteem te hebben aangelegd. Puur voor de liefhebberij.
Het was een mooie special en Matthijs liet, geheel tegen zijn gewoonte in, opvallend veel mensen uitpraten. De bijna twintig minuten durende compilatie met bijna alle heliktoptershots van Peter R. (inclusief bloopers) raakte een gevoelige snaar. Weinig mensen zullen het drooggehouden hebben. Maar wat ik wel miste was die ene kritische vraag. Ik bedoel, voegt het nou veel toe zo’n helikopter? Je kan natuurlijk ook wel gewoon een paar mooie shots van de omgeving van de plek des onheils maken. Gewoon vanaf de grond. Vanuit zo’n helikopter kan je iedereen wijsmaken dat je boven de bossen van Nunspeet vliegt maar ondertussen kan het net zo goed in Budel zijn. Wie ziet dat nou? Zeker met dat forse hoofd van De Vries dat pontificaal in beeld wordt gebracht. Ieder uitzicht naar hetgeen zich op de grond bevindt, wordt belemmerd.
Die vraag zou ik maar niet stellen in de buurt van Peter R. de Vries. De medewerkers die het hebben gedaan, zijn allemaal spoorloos verdwenen.
Wie is BJG?
Het overgrote deel van uw hippekutse leesvoer is ontsproten uit het levendige brein van de mastodont van deze website: bjg. Voor elk mager stukje tekst dat ondergetekende uit zijn vingers perst, schrijft bjg er maar liefst drie! Kwaliteit die ten koste gaat van kwantiteit? In dit geval gaat die loodzware vlieger van gewapend beton nog voor geen meter op. Driedubbelzinninge woordgrappen, ingenieuze linguïstische constructies met keiharde, dikke lidwoorden, dialogen waar werkelijke mensen in een discours een vlijmscherp puntje aan kunnen zuigen, kortom: taalvirtuositeit met een hoofdletter taal. Om nog maar te zwijgen over het gemak waarmee hij zijn interpunctie controleert, nee domineert. Punten komen waar punten horen, komma’s kunnen niet beter worden getimed. Zijn spaarzame puntkommagebruik getuigt daarnaast van pure klasse. Bjg hanteert de taal als een precisie-instrument. Analoog hieraan zijn prutsers als Mulisch, Reve en Claus op verbale wijze bezig met een sloophamer.
Is dat altijd zo geweest? Niets is minder waar. Op veertienjarige leeftijd had hij nog geen woord gesproken. Zelfs een simpel “mama” op “papa” kreeg hij niet over zijn lippen. Jarenlange intensieve spraaklessessies met vermaard logopedist Erik Drijkoningen leverden uiteindelijk resultaat. Op zijn zeventiende kon bjg zijn eerste woordje uitspreken: reetleer. Ja, beste lezer, bjg is dé uitvinder van reetleer. Na reetleer kwam maizenaventilator en toen was het spreekwoordelijke én overdrachtelijke hek van de dam. Een ware stortvloed aan neologismen volgde. Grammatica, daar had bjg nog nooit van gehoord noch wist hij hoe de regels van de Nederlandse taal dienden worden toegepast om taalkundig welgevormde zinnen te produceren.
Op 24-jarige leeftijd kwam hij zijn beste makker tegen: Elmar het embryo. Elmar zou later nog als inspiratiebron dienen voor het personage Kevin de foetus, de immens populaire, geliefde en geinige foetus die allerlei malle avonturen beleeft en de rode draad vormt in bjg’s oeuvre. Elmar het embryo was degene die bjg introduceerde in de wereld van de syntaxis of evil, zoals Elmar dat altijd zei. Bjg bleek een snelle leerling; hij had slechts veertien jaar nodig om zich de grammatica eigen te maken. Vijf jaar later kon hij ook lezen en schrijven en de rest is geschiedenis.
Bjg is altijd nuchter gebleven onder zijn succes. De nobelprijs voor de literatuur is volgens hem een aanmoedigingsprijs; aanmoediging is wel het laatste dat bjg nodig heeft. Het zal niemand dan ook verwonderen dat hij beleefd bedankte toen hij werd voorgedragen. De AKO-literatuurprijs, P.C. Hooft, Gerrie van Schijndel, geen van deze prijzen heeft hij ooit in ontvangst genomen. Meestal was hij op de dag van de uitreikingen straalbezopen. Ook is hij nog steeds bezig met het onder de knie krijgen van de schone kunst van het kaartlezen.
Tegenwoordig leeft hij een teruggetrokken bestaan. Bang om op straat herkend en bejubeld te worden. Het schijnt dat hij momenteel op vakantie in Egypte is. Typisch bjg!
Dubbele punt streepje hoofdletter P (geil wijf!)
Emoticons zijn niet meer weg te denken uit de geschreven taal. Van een trend is al lang niet meer te spreken; ze zijn zo ingeburgerd als een islamitische immigrant die stamppot rauwe andijvie met spekjes en rookworst het liefst eet met een Bavaria erbij. Het was dan ook wachten tot deze vorm van taalgebruik zou overwaaien naar de gesproken taal. Van dat overwaaien is op dit moment wel degelijk sprake. Onder jongeren is het ontzettend bon-ton om hun zinnen af te sluiten met een gesproken emoticon. Zo hoorde ik iemand laatst zeggen tegen zijn mattie: “morgen krijg ik mijn nieuwe Samsung Galaxy S dubbele punt streepje haakje sluiten”
“Vet! Dubbele punt streepje hoofdletter D.” riep zijn makker enthousiast.
“Ik heb nog steeds die oude, lauwe iPhone, dubbele punt streepje haakje openen,” zei een meisje dat bij de jongens stond.
“Dubbele punt aanhalingsteken streepje haakje openen!” zeiden de twee jongens in koor en op medelevende wijze.
Wat het uitdrukken van emoties betreft is de taalkundige rijkheid van de emoticon onbeperkt. Je kunt het van mij aannemen dat over een tijdje niemand zich nog kan voorstellen hoe het was om te spreken zonder emoticons te gebruiken. Hiëroglieficons zullen weldra volgen en voor je het weet, hebben we woorden helemaal niet meer nodig.
Kans op nu en dan een ad lib
Hmm! Vijf keer was Lorenzo geadopteerd, dus hij kon erover meepraten. Jah! Oeh! Niet dat hij al zijn ouders even goed had gekend, trouwens. Ah! Jajah! Toen hij bijvoorbeeld goed en wel drie weken bij zijn tweede ouders – de Rosenfeldjes – in een soort commune in Auschwitz zat, werd hij alweer weggevoerd naar zijn nieuwe ouders. Hmm! Hmm! Oe-oeh! Daar kweek je geen band mee. Jajah! Oeh!
Ook pasten niet alle ouders in hetzelfde straatje als het karakter van Lorenzo eigenlijk dicteerde. Hmm! Wahoei! Zo begreep hij bij de familie Petalo nooit wanneer ze nou precies op vakantie zouden gaan. Jah! Oeh! Lorenzo werd hier strontzenuwachtig van. Hmm! Jajah! Maar hij maakte hier wel kennis met zijn eigen muzikaliteit. Oh! Oh! Jajajah!
Zijn talent in dezen hing samen met een paranormale gave van hem. Ah! Hmm! Hmm! Lorenzo kon als geen ander namelijk met een zevende stem improviseren op een melodie waar een overleden familielid juist op dat moment aan dacht. Wahoei! Jajah! Nu kende Lorenzo zijn eigen familie niet, wat zich uitte in het nogal vaak vals zingen van Lorenzo. Oe-oeh! Ah! Maar daar kon Lorenzo dus niets aan doen. Hmm! Oh! Jah! Hmm!
Zo kwam het dat Karen Carpenter zich nogal vaak omdraaide in haar graf. Ah! Hmm! Oeh! Maar de wormen in haar buurt werden er niet warm of koud van. Jajah! Oeh! Toch hadden Karen en Lorenzo veel met elkaar gemeen. Hmm! Jah! Hij kreeg namelijk ook geen hap door haar keel. Oe-oeh! En ook Lorenzo had een broer die Richard heette. Wahoei! Jajah! Maar Richard was slechts drie keer geadopteerd. Jajajajajajajajah! Hmm!
Een naam is een naam is een naam
Bonny Sexwale heette ze. Een geile naam voor een allesbehalve geil wijf. Haar beste vriendin daarentegen was dat wel. Ze was dat zelfs zo erg dat iedereen haar de geile vriendin van Bonny Sexwale noemde. Hoe ze echt heette wisten maar weinig mensen. De geile vriendin van Bonny Sexwale klonk namelijk veel geiler dan haar echte naam. Die echte naam is mij ook even ontschoten. Er kwam een moment dat mensen haar ook niet meer de geile vriendin van Bonny Sexwale noemden. Op een dag werd dat afgekort tot, u raadt het al, Bonny Sexwale.
Bonny Sexwale was nu ineens een lekker wijf. De originele Bonny Sexwale werd, wellicht om verwarring te voorkomen, de allesbehalve geile vriendin van Bonny Sexwale genoemd. Met die naam kon ze slecht leven. Ze liet haar naam veranderen in Conny Cunt. Het bekte misschien wel lekker, mensen konden er allerminst om lachen. Het duurde niet lang voordat ze geheel van het toneel was verdwenen.
Bonny Sexwale maalde daar niet om. Haar naam en haar voorkomen complementeerden elkaar. Ze werd nog succesvoller dan ze al was. Door al dat succes vergat ze zelfs hoe ze zelf ooit had geheten. Ook vergat ze wie de originele Bonny Sexwale was. Ze vergat af en toe zelfs dat ze een anus had.