Kevin komt zijn schouders ophalen

Uit puur altruïsme en omdat hij zich verveelde struinde Kevin de foetus de Laan van Meerdervoort af om bij mensen aan te bellen met de vraag waarom ze een ‘reclamedrukwerk – nee, bedankt’-sticker op hun deur hadden.

Dat leverde een aantal fantastische gesprekken op, vooral tussen de nummers 215 en 543. Daar ergens woonde bijvoorbeeld een overledene die ondanks zijn fysieke staat toch erg positief gestemd was.
“Kijk, vroeger, voor mijn dood, had ik de tijd van mijn leven. Dat het nu allemaal wat minder is hoort gewoon bij de fase waar ik nu in zit; iets waar ik echt niet over inzit.”

“Maar heeft u dan bijvoorbeeld nooit heimwee?” vroeg Kevin.
De dooie moest proestend lachen. “Heimwee is voor Zwitsers, ventje! En zie ik eruit als een Zwitser?”
Het kadaver deed om voor Kevin niet stante pede verklaarbare redenen zijn kin naar voren.
“Ik weet de facto niet hoe een zwetser er doorgaans uitziet,” zei Kevin, “maar wat heeft dit eigenlijk te maken met uw bedankgedrag betreffende reclamedrukwerk?”
“Nou,” zei de pierlala, “op een glijdende schaal van nul tot tien precies nul. Ik had met alle plezier een ‘reclamedrukwerk – nee, bedankt, maar wel graag die vuistdikke ‘help het milieu een handje’ -glossy die tweewekelijks ongevraagd verstuurd wordt’-sticker op mijn deur willen plakken, ware het niet dat die stickers niet bestaan. Ik smul echt van die glossy. Daar sta ik ook om bekend hier. Ik heb echter geen zin om allerlei ander reclamedrukwerk in mijn brievenbus te krijgen. Vandaar die sticker.”

Kevin was inmiddels al weinig tot negatief geïnteresseerd. Hij knikte en schudde en bedacht zelfs bewegingen die bij ‘schikken’ en ‘knudden’ zouden horen.

“Maar,” ging kadavermans irritant triomfantelijk verder, “wij in de buurt hebben daar iets op gevonden! Mevrouw Brussen van nummer 62 heeft géén sticker op haar deur, en die ontvangt de fijne glossy dus wél. En Jurriaan Balhuizen van nummer 137 heeft een scanner. En Jan Mannaerts van nummer 444 kan scannen. Dus die scant elke veertien dagen vrolijk onze glossy in en maakt er een pdf-bestand van. Vervolgens gaat dat bestand naar Edo Kronenburg van nummer 300, want die heeft zo’n 3D-XXL-kleurenmachine, en die print het dan voor iedereen uit. Zo zijn wij die backstabbers van een milieuvervuilers mooi een stapje voor! Slim toch? Wij hier in de buurt laten ons niet gek maken door wat die reclameboeren aan het kweken zijn!”

“Mag ik u misschien vragen waarom u eigenlijk dood bent?” vroeg Kevin neuspeuterend.
De afgestorvene nam een andere pose aan. “Best grappig verhaal is dat, achteraf gezien! Ik was in die tijd net overgestapt van de Crips naar de Bloods, omdat ik vond dat rood mij gewoon mooier stond. Het vervelende was dat ik van die rode kleur een soort allergische reactie kreeg. Dus ik naar de huisarts. En het bleek toch ernstiger dan ik kon vermoeden. Zo ernstig zelfs dat de dokter mij vlak voor de uitleg van zijn diagnose de keuze gaf om mezelf dood te schrikken of een hoedje. Nou stonden hoedjes mij nooit goed en om nou een en al hoed te zijn, daar paste ik voor.”

Kevin had van zijn moeder geleerd wanneer hij moest oppassen, dus hij telde zijn ballen, trapte tegen een steen en liep fluitend verder.