Eens was er, daar waar al tijden niets nieuws onder de zon is, op het aller-, allerhoogste punt van ons gewest, hier niet ver vandaan, een goochelaar die zo arm was dat hij elke speelkaart drie keer om moest draaien. De man was verliefd op de verloofde van de hertog en hij kreeg allerlei zoete signalen dat het niet anders dan wederzijds kon zijn.
Tijdens de altijd gezellig meifeesten dat jaar gaf de hertog, omdat hij die maand ook jarig was, een groot feest op zijn kasteel, waarbij hij onder andere de goochelaar uitnodigde om een van zijn fantastische magische shows ten uitvoer te brengen. De kleinkunstenaar leek dit een uitgelezen kans om zich met de aanstaande van de hertog uit de voeten te maken. Samen spraken ze daarom heimelijk een en ander af over hoe ze tijdens de performance hun ontsnapping zouden effectueren.
De avond van het optreden brak aan. In het kasteel was de balzaal gevuld met publiek van allerlei soorten boven een bepaalde standing, en de goochelaar maakte zijn entree en ging aan de slag met het zogenaamd een vinger afsnijden en dergelijke.
‘En dan nu voor het pièce de résistance! Waar moet ik de tere verloofde van de hertog in veranderen? Roept u maar!’ gooide hij de zaal in, nadat hij eerst wat uiterst saaie kaarttrucs had gedaan.
‘Een wolf!’ riep een flink benevelde baron van links.
‘Nee, dat kan niet,’ lachte de goochelaar. ‘Te veel tanden.’
‘Een grijze wolf dan?’ riep een baard- en snorloze graaf van rechts.
‘Een oranje wolf!’ riep een markies met lage meisjesstem vanaf een onzichtbare plek ergens in de echorijke hal.
‘Nee, ik zal haar veranderen in een citroen,’ zei de goochelaar toen. ‘Dat is echt veel moeilijker. Ik zal haar veranderen in een citroen die zo groot is als een ijsberg die zo groot is als een vuist.’
Lang treuzelde de man met de toverstaf daarna niet meer. Hij was immers dirk-poep-in-’t-handje niet! Met behulp van een aantal spiegels, een heel erg grote lap en een bezwerende spreuk leidde hij het publiek af, en weldra lag er op de stoel waar de toekomstige vrouw van de hertog eerst zat een glimmende, kanariegele citroen.
Alle aanwezigen applaudisseerden heftig, behalve de onverschillige eenarmige ridder. (In werkelijkheid was de verloofde natuurlijk helemaal niet in een citroen veranderd, maar was ze stiekem weggeslopen om buiten in een koets op de goochelaar te wachten.) En nu moest de dame in kwestie weer teruggetoverd worden, vond de menigte. Maar dat was een stuk moeilijker, volgens de goochelaar, en een paar keer achter elkaar mislukte het dan ook.
‘O, ik weet het weer,’ zei de magiër ineens quasi-oningestudeerd. ‘Ik heb een grote zak met goudstukken nodig om mijn toverstaf van extra energie te kunnen voorzien. Dat heeft van doen met psychometrie en magnetisme en zo.’
Enigszins geïrriteerd liet de hertog een zak goud aanrukken. En toen de toverstaf opgeladen was, moest iedereen zijn ogen sluiten en pas weer openen als ze de verloofde hoorden lachen.
De goochelaar vluchtte uiteraard in het gegiechel van de anticipatie weg. Buiten bij zijn lief aangekomen gooide hij de zak met goud in de koets. Maar net toen hij in wil stappen, ging het rijtuig er als een haas met wel zes poten vandoor.
‘Eindelijk kunnen we aan onze toekomst gaan bouwen, liefste,’ zei de verloofde van de hertog tegen de koetsier en ze gaf hem een lange, vurige kus.