Ik moest onlangs een coach voor de monitoring van cursussen over het geven van advies, toen deze met een haast kinderlijk enthousiasme te melden had dat er gelukkig nog voetbal op tv was, even wat uitleggen over het fenomeen ‘brood en spelen’ en dat hij een werkelijk geweldig voorbeeld was van iemand die zich met een palliatiefje blij laat maken.
Om een of andere reden werd de man daar niet vrolijk of dankbaar van. En dat terwijl hij zojuist gratis en voor niets een uiterst boeiend college had gekregen! Hij oogde zelfs enigszins verbolgen met zijn rode hoofd en opgezette aders in zijn nek. Daarbij begon hij nog te bazelen ook. Hij zei dat ik hem helemaal niet kende en verklaarde verder dingen als: ‘Geen enkele coach voor de monitoring van cursussen over het geven van advies is iemand die de monitoring verricht bij cursussen aangaande het geven van advies over trainingen, en niemand die de monitoring verricht bij cursussen aangaande het geven van advies over trainingen is een adviseur voor cursussen betreffende de monitoring van coaches, en dus is geen enkele adviseur voor cursussen betreffende de monitoring van coaches een coach voor de monitoring van cursussen over het geven van advies!’
Tja, appels en peren, zou je zeggen. Geen appels zijn peren en geen peren zijn bananen. Geen enkele banaan is ook een appel, maar dat volgt logischerwijs niet uit de twee zinnen daarvoor. (In feite, in zekere zin, is het al duidelijk door de opsomming ‘appels en peren’ dat appels geen peren zijn. Het is raar om ‘appels en appels’ te zeggen. Broden zijn geen spelen. Anders zou je het ook niet over brood én spelen hebben.)
Maar het is net even iets anders. Bananen zijn nooit appels, hoe krom of recht je ze ook maakt. Maar een adviseur voor cursussen betreffende de monitoring van coaches kan best tevens een coach voor de monitoring van cursussen over het geven van advies zijn. Sterker nog: ik ken zo iemand, en die is daarnaast bovendien eveneens in te huren voor de monitoring bij cursussen aangaande het geven van advies over trainingen!
Kortom, ik vind het prima dat mensen voetbal kijken op tv, maar dan moeten ze zich niet met logica bezighouden. Toch had deze voetballiefhebber zeker mijn sympathie. De stopwoordjes die hij gebruikte, vond ik erg vertederend. (Ik zal ze hier niet herhalen om het gevaar op plagiaat te verkleinen.) Terwijl hij zijn onzin aan het verkondigen was, moest ik gewoonweg de hele tijd denken aan de Britse filosofe Anaiza Merz-Franke, die veel onderzoek heeft gedaan naar het gebruik van persoonlijk idioom, met name stopwoordjes.
Merz-Franke stelt dat communicatie veelal gaat over het in stand houden van de situatie. Het betreft over het algemeen een ritueel, een spel met eigen vaardigheden, geleerd uit de eigen ervaringsvoorraad. Het is een zelfvoorzienende activiteit, waarvan inhoudelijke doelen slechts secundair zijn.
Met een eigen woordgebruik – zelfs als er sprake is van weinig tot geen lexicale inhoud – laat men dan zien dat men het vertrouwde verkiest boven het onbekende, het nabije boven het verre, het degelijke boven het onbeproefde, het handige boven het mogelijke.
Helaas is het nieuwe leven dat Merz-Franke met haar theorie de sociolinguïstiek inblies te veel onopgemerkt gebleven.