Ongewilde westen

‘Oh please, I get down on my niece,’ zong de Marokkaanse blueszanger uit Limburg.
Buiten bereik van de microfoon stonden twee mensen naar elkaar te gebaren dat het volgens hen maar een gelukje was dat ze doof waren.
Harold Lantinga keek van een afstand van een centimeter of vierhonderd vol jaloezie naar de twee doven.
‘Wat een heerlijke handicap,’ dacht hij. ‘Daar kun je wat mee!’
Harold zat wel vaker mensen met een gebrek te observeren. Vooral blinden lieten hem afgunst zien. Want wat had hij zelf nou? Zijn zesde zintuig was defect. Dat was alles. Voor hem was dat natuurlijk hinderlijk in het dagelijkse leven, maar anderen merkten er helemaal niks van. Op feestjes, met stukjes kaas en toastjes met zalm bijvoorbeeld, kon hij daar absoluut de blits niet mee maken.
Toch, ooit, in de bioscoop had hij het gevoel gehad dat er de hele tijd iemand achter hem zat. Maar misschien kwam dat ook wel omdat hij diegene de film lang paprikachips had horen eten. Het gehoor is een verraderlijk iets, wat dat betreft, wist Harold. Want hij was ook eens in China en merkte toen dat zijn gehoor daar niet meer werkte zoals thuis. In China had hij trouwens toevallig eveneens het gevoel gehad dat hij niet alleen was. Maar of dat nou door zijn zesde zintuig kwam, durfde hij toch niet echt in de buurt van psychiaters te claimen. Hij gooide het maar op een once-in-a-lifetime-ervaring, vergelijkbaar met met LSD op op straat gaan wandelen, precies tussen twee tegenliggende fietsers door.
Het moge onderhand evident zijn (hoewel sommigen zelfs obvious zeggen) dat Harold daadwerkelijk over een weeffout, een beschadiging beschikte. Het is immers niet zo dat hij simpelweg een soort enzym miste waardoor hij bovennatuurlijk aanbod niet jofel kon verwerken. Nee, zijn zesde zintuig had een keiharde tekortkoming, als je totale kaalslag van iets zo mag omschrijven. Hij zag bijvoorbeeld geen dode mensen. En bij het afscheid nemen van dierbaren en meer van dat soort lieden van wie je nog geld krijgt, kan dat knap lastig zijn. Knoop dat maar in je oren of andere zintuiglijke organen naar keuze!
Dát zijn zesde zintuig naar de knoppen was, wist hij inmiddels maar al te goed. Lang had hij durven twijfelen, maar toen hij tijdens het vrijen op een gegeven moment zijn vriendin niet meer zag, kon hij zonder aarzeling toegeven dat z’n zesde zintuig en z’n relatie een enkeltje gallemiezen hadden geboekt. Harold kon zich dat moment blijven herinneren, want het ging gepaard met een rare smaak in zijn mond. (Kijk, als een smaak ongeveer tussen blauw en 3589 Hertz ligt, dan is die met recht raar te noemen.) Harold had er last van en hij vond het nooit fijn om ergens last van te hebben, zelfs als hij het niet voelde. Júíst als hij het niet voelde, eigenlijk, want dan moest hij zich extra inspannen om er zich aan te storen.
Vaak kwam Harold hierover bij een maatschappelijk parttimewerker zeuren, klagen en mopperen. Het klonk dan van: ‘Als ik een werkend zesde zintuig had gehad, had ik gitaar kunnen spelen, denk ik. Dan had ik zo van poem da die doem pa die doem die laten klinken. Maar nu kan ik niks. Ik kom niet verder dan pie doem en mét gitaar kan ik nog minder.’
Waar hij in dit specifieke voorval over jammerde was ook inderdaad jammer, want bij de plaatselijke muziekwinkel stond een gitaar om je vingers van af te likken die ze graag van de hand wilden doen. Nieuwe modellen stonden namelijk al te trappelen en die wilden in geld betaald worden en niet in gitaren.

En, ach, we kunnen hier nog hele verhalen over vertellen en twee maal zo veel halve verhalen, maar uiteindelijk kreeg Harold van de dokter een recept om blind te worden. Want een kaduuk zesde zintuig is beter dan niets, maar het oog wil ook wat.