Melnjak-reflectie

Een uit privacyoverwegingen niet nader te specificeren gemeenteraad heeft onlangs verplicht een sessie mee moeten maken van een motivatie-illusionist – ook in te huren voor het verzorgen van cursussen betreffende de monitoring tijdens de advisering over trainingen –, waarin onder andere met behulp van het geven van een reeks rapportcijfers voor eenieder inzichtelijk moest worden gemaakt of men vond dat er sprake was van een team of van een groep.
Ik sta waarschijnlijk niet alleen als ik zeg dat dit soort oefeningen bij bestuurlijke organen juist de plank misslaat. Het smeden van een eenheid van zo’n raad heeft namelijk als effect dat de onvermijdelijke elitaire afsplitsing vooral vastomlijnder wordt. Er zou juist géén bestuurlijk team gekweekt moeten worden, maar wel een continu wakker geschud besef dat men te allen tijde onderdeel is van wat men feitelijk aan het besturen is. Je hoeft maar een willekeurige vergadering bij te wonen om te ontdekken dat er te vaak met de derde persoon meervoud verwezen wordt naar zaken waar men eigenlijk met de eerste persoon, enkelvoud of meervoud, naar zou moeten verwijzen. Het moet niet ‘zij’ of ‘de inwoners van deze gemeente’ zijn die hondenpoep op de stoep of wijzigingen in de belastinghoogte vervelend vinden, maar ‘wij als inwoners’, of zelfs ‘ik (in mijn hoedanigheid als dorpsgenoot)’.
De fout die je bij een scheiding van ‘zij’ en ‘wij’ zou kunnen maken, ligt met name op de loer bij uitspraken over de onvermijdelijke overlap. Stel de volgende gedachte gaat zich voordoen: sommige ‘wij’ zijn ‘zij’. (Oftewel: enkelen van ons behoren tot de dorpsgenoten waarover we het hebben.) Een daarop volgende gedachte zou dan kunnen zijn: dus sommige ‘wij’ zijn niet-‘zij’. (Oftewel: dus enkelen van ons behoren niet tot de dorpsgenoten waarover we het hebben.) Maar de verzameling van ‘wij’ die niet-‘zij’ zijn kan natuurlijk heel goed leeg zijn. (Als alle ‘wij’ ‘zij’ zijn, dan zijn logischerwijs ook sommige ‘wij’ ‘zij’.)
Ik heb het geluk een gesigneerd exemplaar te bezitten van het slechts 66 pagina’s tellende, maar zeer compact geschreven boekje On personality and outspokenness van de toonaangevende Duitse cultureel antropologe Amanda Melnjak. Hierin beschrijft zij, onder andere, het wij/zij-probleem beter dan ik het ooit verwoord heb gezien.
Uiteraard belicht Melnjak de kwestie van alle relevante perspectieven en ze neemt het zelfs in zekere zin op voor de plegers van bovenstaande fout door te stellen dat mensen doorgaans bij het doen van hun uitspraken helemaal niet in eerste instantie bezig zijn met het aanbieden van pure waarheden. In een ‘normale’ communicatie is logica lang niet altijd aan de orde, zegt ze. Of in een alledaags gesprek ‘sommige x zijn y’ nou wel of niet ‘sommige x zijn geen y’ impliceert, zal daarom niet per se extra problemen in het wederzijdse begrip opleveren.
Wat blijft, volgens Melnjak, is dat we uiteindelijk allemaal tot één groep behoren. Het is niet het ene stereotype dat ervoor zorgt dat sommige mensen gevoelens overdreven aan voedsel koppelen of het andere dat sommige mensen in flitsende pakken door het bos laat rennen. We moeten erkennen, zo herinnert Melnjak haar lezers, dat onder de oppervlakkige classificaties altijd dezelfde mogelijkheden bestaan om het mensdom te vieren. In die zin kennen de verzamelingen ‘wij’ en ‘zij’ enkel overlap.