“Hee is dat niet Jan Jaap?” vroeg Pelle. Rick en Mullah keken elkaar vragend aan. “Verdomd als het niet waar is, “ zei Pelle, “het is ‘m.” Rick en Mullah keken in de richting waar Pelle’s blik ongeveer op gericht moest zijn en zagen een stoere perzik met een aantal fikse brandwonden en tatoeages op zijn perzikkenhuid. De jas die hij aanhad –dat kon je van veraf zien- was van het allerfijnste reetleer dat ze ooit gezien hadden en toch was het geen mietjesjas. Nee, die Jan Jaap zag er wel uit als een stoere perzik.
Voordat Pelle kon voorstellen onopvallend aan Jan Jaap voorbij te gaan, had Jan Jaap hem echter al gezien. “Pelle!” Pelle veinsde verrassing. “Ja jij daar, oude, ranzige reageerbuis dat je daar staat. Je had me wel gezien hè!? Geef maar toe lafbek. Ik ken je!” Mullah en Rick grinnikten. “En wie zijn deze pleurishonden dan, “ vervolgde Jan Jaap al wijzend naar Rick en Mullah.
“Dat zijn Rick en Mullah,” zei Pelle.
“Leuk voor ze, “ zei Jan Jaap, “maar genoeg over jullie. Laten we het over mij hebben. Ik verdien tegenwoordig goed bij als pooier annex kompassenmaker. Mijn slogan is Klaar terwijl u klaarkomt. Goed hè? Het principe is nog beter. Je hebt een kompas dat niet werkt en je hebt zin om naar de hoeren te gaan, waarom zou je het dan niet tegelijkertijd kunnen doen? In die behoefte voorzie ik. Goud geld verdien je ermee.”
“Nou dat treft,” zei Mullah, “laat ons nou net met dát dilemma zitten.” Jan Jaap keek enigszins verveeld voor zich uit en zuchtte: “Vertel mij wat, ik word er rijk als de zee diep is mee.” Afwezig, maar zeker niet ontevreden was de blik op Jan Jaap’s gezicht. Het drietal zweeg met hem mee.
“Genoeg geluld, “ met die woorden doorbrak Jan Jaap bruut de stilte, “we gaan werk maken van die kapotte kompassen en dat libido van jullie. Op naar de zaak!”
“Laten we een spelletje doen om de tijd de doden,” zei Rick tegen Mullah.
“Oké, ik denk aan een persoon. Je mag alleen vragen stellen waar ik met ja of nee op kan antwoorden.”
“Is het een man?”
“Ja.”
“Is hij dood?”
“Ja.”
“Michael Jackson.” Ze lachten allebei hartelijk. Jan Jaap en Pelle keken wat geïrriteerd achterom.
(wordt vervolgd)