Goat Day Afternoon (Tip Top Gun)


Het was gewoon een goed plan. Het was een uitstekend plan. Edo had het goed voor elkaar. Even leek het fout te gaan toen de stewardess hem een zakje nootjes overhandigde, maar Edo kon nog net op tijd via een vraaggesprek en een bestudering van de verpakking ontdekken dat er pinda’s in het zakje zaten. En daar was Edo allergisch voor.

Edo zat bij het gangpad. Lang zou het nu niet meer duren voor zijn vriendin oneindig onder de indruk van hem zou zijn. Hij zou dan ook eindelijk krijgen wat hem toekwam. Edo begreep best wel dat het een flauwe smoes was als zijn vriendin zei: “nee, ik heb geen zin om je piemel te kussen, want je hebt vast met je handen aan je piemel gezeten en met die handen heb je vast de trapleuning of een rauwe kipfilet of zo aangeraakt.” Binnenkort zou ze met graagte en volle mond naar hem opkijken.

Want geef toe: als je er tegenwoordig nog in slaagt een pistool een vliegtuig binnen te smokkelen ben je wel een koning!

Omdat de waarschuwingslampjes boven Edo’s stoel kapot waren kwam hij er pas 45 minuten na opstijgen achter dat de veiligheidsriem los mocht. Na het zich eigen maken van de instructies over hoe de gordel te ontkoppelen bedacht Edo zich geen moment en stond hij op om vervaarlijk met zijn pistool te zwaaien terwijl hij riep: “Ok beste mensen, dit is een overval! Als u meewerkt zal u niks overkomen! Stop al uw bezittingen in het door de vliegmaatschappij aan u toebedeelde kotszakje aan de achterkant van de stoel voor u. Verzamel daarna deze kotszakjes per rij en zet deze in het gangpad!”
Ondertussen pakte Edo uit zijn handbagage een weekendtas.

Tijdens het ophalen van de kotszakjes maakte Edo op best vriendelijke wijze aan iedere stoelenrij duidelijk dat iedereen zijn mondje dicht moest houden over het voorval. Iedereen leek het te begrijpen en Edo ging opgelucht weer in zijn stoel zitten. Dat moest ook, want de piloot maakte over het speakersysteem duidelijk dat de landing zou worden ingezet.

Tot Edo’s verrassing eigenlijk ging alles van een ontzettend leien dakje. Zelfs zijn paspoort, dat hij anders altijd kwijtraakte, zat gewoon, zoals hij al dacht, in zijn linkerbinnenzak.

Maar terwijl hij zich voorbereidde op een tijd waarin hij geregeld zijn gulp moest laten herstellen pakte alles anders uit: ter hoogte van de douane werd Edo door een paar van zijn medepassagiers verraden.
Wie kun je nog vertrouwen?

Zangers, pijpen, politici

Dirk Jan de Jager is natuurlijk vooral bekend geworden door zijn loodgieterswerk. In maart 1973 ontstopte hij op zeventienjarige leeftijd de gootsteen van Ruud Lubbers die niet veel later minister van economische zaken werd. In het Haagsche, waar bijgeloof (en willekeur) hoogtij viert, werd Lubbers’ succes al snel toegedicht aan het vakmanschap van zijn loodgieter. Het zal dan ook niemand verbazen dat DJdD (zoals Dirk Jan ook wel werd genoemd) door menig politicus werd gevraagd om een riolering te verleggen, een koudwaterkraantje aan te brengen, een wc te plaatsen en ga zo maar door. Stom toeval of niet, waar DJdD lood goot daar ontstond een prachtige politieke carrière. Dirk Jan had zelf niets met politiek maar ook hem bleef dit eigenaardige succes niet onopgemerkt. Bij wijze van geintje besloot hij daarom op een dag om politiek actieve mensen niet meer te helpen. In plaats daarvan ging hij juist bij mensen met een lager dan gemiddeld intelligentieniveau (en zonder enige politieke competentie) loodgieterswerk verrichten. Al snel werd duidelijk dat DJdD een  bovennatuurlijk talent bezat. Hoe kan het anders dat Wouter Bos, André Rouvoet, Rita Verdonk en talloze anderen ineens een prominente plek in de Haagse politieke kringen wisten te verwerven?
Wat bijna niemand echter weet is dat Dirk Jan de Jager in zijn vrije tijd een fervent vertaler van liedjes is. Juist in de moeilijk vertaalbare nummers vond Dirk Jan zijn uitdaging. Probeer “New York, New York” maar eens naar het Nederlands te vertalen in een, voor Nederlanders begrijpelijk en coherent stukje tekst. Veel, zeg maar gerust heel veel, vertalers zijn erdoor tot wanhoop gedreven. Dirk Jan slaagde echter wel; in het prachtige lied “Bergeijk, Bergeijk” wist Dirk Jan nauwgezet het gevoel uit het originele nummer te vertalen naar een situatie die voor veel Nederlanders de spreekwoordelijke spijker op de kop sloeg.
Tonny Eyck, inderdaad dé Tonny Eyck, verzocht Dirk Jan op een dag om de aria “Stride la vampa” uit de opera Il Trovatore van Verdi te vertalen naar het Nederlands. Hij wilde namelijk meer dan alleen maar bekend zijn als de man van de introtune van Studio Sport en dacht dat te bereiken door zich op een zangcarrière te storten. In slechts twee avonden (hij was toen bezig met een badkamertje bij Jan Peter Balkenende) toverde hij de tekst om tot het prachtige “Tonny kom je buiten spelen”. Het bleek alleen te hoog gegrepen voor Tonny. Na twee keer oefenen had hij zijn stembanden gescheurd en dat bleek nog eens chronisch te zijn ook. Uiteindelijk is Bonny st. Claire met de tekst (na enige aanpassing) aan de haal gegaan en heeft er een gigantische hit mee gescoord.
Dirk Jan voelde zich altijd verantwoordelijk voor het succes van Bonny St. Claire. In 1997 bood hij hiervoor openlijk zijn excuses aan via een open brief in het Schijndels Dagblad. In diezelfde brief verklaarde hij nooit meer één lied te vertalen en die belofte heeft hij tot op de dag van vandaag gestand gedaan. Stilgezeten heeft hij echter niet, met terugwerkende kracht heeft hij achtereenvolgens de boekenlegger, het buskruit en de lepel uitgevonden.