Wat de mensen vaak vergeten is dat Lee Harvey Oswald belachelijk goed kon schaatsen. Man, wat kon die jongen schaatsen! Met van die schaatsen aan zijn voeten. En dan over dat ijs, hoppekee. En sierlijk. Ontroerend bijna. Ja, Oswald heeft eigenlijk het sierlijke schaatsen uitgevonden. Voor Oswald schaatste men zo van blaf blaf. Het zag er eigenlijk niet uit. Maar Oswald heeft de schaatssport dus elegantie gegeven. De truc is dat je een beetje in je knieën gaat hangen. En met je schouders meewijzen.
Het was werkelijk een genot – zeggen ooggetuigen – om Oswald te zien schaatsen. Dan had-ie vaak zo’n oranje muts op. Neus omhoog. Handen op de rug. En dan dat mooie schaatsen. “Wiegen, niet hakken!” zei hij zelf altijd.
Frank Zappa heeft er nog een mooi lied over geschreven. Jammer alleen dat hij de dag erna zijn aantekeningen kwijt was.
Toch is Oswald nooit beroemd geworden om zijn geschaats. We kennen hem natuurlijk als de uitvinder van de kurk. Maar zijn betekenis voor de schaatsport is eigenlijk minstens even belangrijk. En dat zag men later pas. In de tijd van Oswald ging het namelijk niet om mooi bij het schaatsen, maar om hard. Om snel. Vooruit met die ijzers, dat was het!
Na de Elfstedentocht van 1963 heeft Oswald nooit meer geschaatst. Bij Dokkum brak hij zijn duim en moest hij noodgedwongen het parcours verlaten.
Die klap heeft hij nooit goed kunnen verwerken.