Kapitein Eenneus zette de bedorven schuimtaart terug in de koelkast. Hij had zin om te mijmeren en probeerde in zijn baard te graaien, maar toen herinnerde hij zich dat die de week daarvoor gestolen was.
Zo ongevraagd en storend als altijd kwam Bootsmaatje de keuken binnenrennen met een fax in zijn handje, al enthousiast brabbelende.
“Het Spaanse graan heeft de orkaan doorstaan,” flabberde Bootsmaatje tegen Eenneus.
“Sorry, ik verstond het niet,” zei Eenneus. “Kun je wat duidelijker praten?”
“Het-Spaan-se-graan-heeft-de-or-kaan-door-staan,” articuleerde Bootsmaatje.
“Ik versta er nog steeds geen jutezak van,” zei Eenneus.
“We hebben weer een klachtenbrief ontvangen van een van onze slachtoffers,” riep Bootsmaatje en duwde Eenneus de fax onder zijn ene neus.
Eenneus las de fax en zuchtte. Weer zo’n jankerd die zichzelf onheus bejegend voelde!
Hij trok een Lodewijk-XIV-kastlade open en toverde een standaardklachtenontvangstbrief tevoorschijn.
“Snotplaspoep!” mopperde Eenneus. “De mensen moeten toch onderhand weten dat er bij het plunderen, roven en verkrachten soms spaanders vallen… Zo kan ik plaspoepsnot niet werken als ik er steeds maar rekening mee moet houden dat al mijn slachtoffers, zowel man als vrouw, een gevoelige kittelaar blijken te hebben!”
Maar ja, Eenneus kon ook niks anders dan kapen en toebehoren.
Vanwege zijn moeilijke jeugd had hij nooit de tijd gevonden om een mooi en goed vak te leren. En dat hij een moeilijke jeugd had gehad was niet eens zijn eigen schuld! Dat kwam door een foutje op het gemeentehuis. Eenneus had namelijk eigenlijk Jeugdniveau C, maar door een onoplettende ambtenaar werd hij ingedeeld op Jeugdniveau A. De rest kun je wel raden! Als je eenmaal op een bepaalde manier in het systeem zit dan kun je niet meer op je kop gaan staan. Zo is het!
Een voordeel van zijn moeilijke jeugd was wel dat hij in zijn huidige functie als piraat minder problemen had met lastig vaarwater dan collega-zeerovers die een makkelijke jeugd hadden gehad.
Heel de weg naar de brievenbus en terug naar zijn hut bleef Kapitein Eenneus mopperen. “Poepsnotplas! Weten de mensen dan niet hoeveel postzegels die snotpoepplaskwaliteitsmanagement me kost? Over vijf dagen moet ik plassnotpoep ook weer een zegel plakken op de enveloppe van de standaardklachtenantwoordbrief! Ze moeten ook altijd de boekaniers hebben, poepplassnot!”
Eenneus balde zijn vuisten.
Thuis aangekomen zag Eenneus dat het tijd was om zijn varken in bad te doen. En toen hij zeventien minuten later het varken ‘oink!’ hoorde oinken, wist hij dat hij een appel moest gaan schillen.
Niet veel later knapte er in de verte een uil. Eenneus zijn ogen vielen dicht.
(Illustratie: Sven Bommes)