Bij de cursus timemanagement werd de lunch vaak overgeslagen. En dat is maar goed ook, want met Ronald Zwagerman konden anders nare dingen gebeuren.
Ronald Zwagerman was een ongebouwde man. Al iets van veertig jaar was hij aan het wachten om gebouwd te worden.
Op een dag werd hij wakker en zei: ‘Ik word er onderhand moe van.’
Pissig liep hij naar de verschillende instanties.
‘Hee, hoe zit dat?’ riep hij boos aan het loket. ‘Word ik nou nog gebouwd of hoe zit dat?’
‘Uw naam?’ vroeg het loketpersoon.
‘Ronald Zwagerman, Ronald Zwagerman, Ronald Zwagerman,’ blaatte Ronald gefrustreerd.
‘U heeft wel veel namen. Mag ik aannemen dat Zwagerman uw achternaam is?’
‘En Ronald is de voornaam,’ zei Ronald.
‘Is dat met een F?’ klonk het, zonder enige werkelijke interesse.
‘Nee, met een R.’
Loketmans deed wat éénvingertechnieken op het toetsenbord voor hem.
‘Sorry, ik kan niks over ene Ronald Ragerman vinden.’
‘Het is Zwagerman! Met een Z en een W!’ mopperde Ronald tamelijk luid.
‘Dus u komt voor iemand anders?’ vroeg de beambte terwijl hij uitlogde. ‘Gegevens van anderen kunnen we niet verstrekken.’
‘Nee, ík ben Ronald Zwagerman!’
‘Waarom zei u dan net Ragerman? Bent u een spelletje aan het spelen?’
‘Ik zei geen Ragerman, maar gewoon Zwagerman,’ probeerde Ronald kalm te worden. ‘En u begon raar te doen door te vragen of het met een F was.’
‘Nou, zowel Zwagerman als Ragerman schrijf je niet met een F. En vandaag is sowieso de F op mijn toetsenbord kapot, dus u kunt beter morgen terugkomen.’
Ronald kromp ineen van ellende.
‘Mag ik wel een folder meenemen?’ vroeg hij uiteindelijk wat beteuterd.
‘Die zijn alleen voor de show, meneer Fagerman,’ antwoordde het loketmens uiterst vriendelijk en overdreven glimlachend.
Niet lang daarvoor Ronald in Maison Liza Minnelli (voorheen Bar Milli Vanilli). En man, wat zijn ze daar gespannen, zeg. Hij bestelde gewoon een simpele rode wijn en een bourbon en vroeg de ober of hij er ook iets te eten bij kon aanraden. Normale vraag, lijkt me. Nou meneer de bediende begon meteen te stotteren alsof hij in geen drie weken geen maandsalaris had gezien. Gelukkig, toch nog, kwam een collega de trieste garçon snel te hulp.
‘Kan ik u van dienst zijn?’ vroeg de collega.
‘Nou ja, ehm, ik bestelde net bij die maat van jou iets van de kaart en ik vroeg heel simpel, hem feitelijk complimenterende met zijn expertise, wat voor soort voedsel ik er eventueel bij zou kunnen nuttigen. Dit is toch ook een zaak waar je een hapje kan nuttigen?’
‘Ok, wat zou u willen eten dan?’
‘Ach, je weet wat Nietzsche zei.’
‘Da’s prima dan. Iets extra’s erbij?’
‘Doe maar wat rooie saus…of wacht, nee. Doe maar wat Lincoln zei.’
‘Wat Lincoln zei hebben we niet.’
‘Wat Lincoln zei hebben jullie niet? Wat is dit voor een hopeloos etablissement? Hebben jullie op z’n minst voor mij dan een zakje waar ik mijn peuken in kan doen? Ik rook namelijk beroepsmatig en sowieso kun je ook als burger de accijns van je niet gerookte tabak terugvragen bij de overheid.’
‘Dat wist ik niet.’
‘Wist je niet dat je in een erbarmelijke tent werkte?’
‘Nee, dat je de belasting van je sigaretten kon terugvorderen.’
‘Het is ook niet voor niets dat je in een onverteerbare horecagelegenheid werkt, toch? Weet je wat? Doe mij nog maar van hetzelfde: simpele rode wijn en een bourbon. En laat dat eten maar zitten. Nou ja, glaasje geperste zuurkool dan erbij.’
‘Ik ben zo bij u.’
‘Ik hoop zo dat u niet meer bij mij bent…’
In iemands binnenzak ratelde een mobiel faxapparaat. Het bleek van Ronald. Zijn papier was op.
En toen Ronald nog een varken was, was hij een van de varkens die een klas over mochten slaan op de Bargboer School. Al op zijn derde zat hij in de derde klas. Ronald was een slim varken; hij kon al in zijn eerste levensjaar in het Frans en het Duits knorren en hij had bijzonder veel aanleg voor het vermakelijk vertellen over de geschiedenis van zijn soort. Je kon hem beter niet per ongeluk iets vragen over bijvoorbeeld het Piétrainvarken, want dan was je uren zoet met verhalen over rassenleer.
Zoals alle varkens was Ronald ook onafscheidelijk van zijn jojo, en jojoën kon hij uiteraard als de beste. Kindje wiegen en hondje uitlaten waren trucjes waar Ronald zijn hoef niet voor omdraaide, maar zelf genoot hij nog wel het meest van de trapeze. Vele prijzen had Ronald al met de jojosport gewonnen en deze stonden bij hem thuis fijn in de kast naast onder andere de bekers die hij in de wacht had weten te slepen bij verschillende melkdrinkcompetities of gewoon via diefstal.
Ja, het ging Ronald allemaal maar voor de wind en hij lustte er ook pap van.
Maar het vreemde was dat zijn ambities verder niet echt ver reikten. Als je Ronald vroeg: ‘Hee Ronald , wat wil jij later worden?’, antwoordde hij steevast: ‘Babi pangang!’ en nooit eens iets ambitieus. Het waarom is nooit duidelijk geworden.
Uiteindelijk werd Ronalds wens enigszins vervuld en mocht hij tijdens een verkleedpartijtje babi pangang zijn. Maar het allemaal bleek veel te veel. Ronalds buren, Tanja en Rob, hebben er drie dagen van gegeten en toen was het nog niet op. Ongeveer de helft hebben ze toen weg moeten gooien.
Tot zover Ronald. De cursus timemanagement duurde overigens oorspronkelijk drie maanden; in deeltijd kon je het in een week doen.