Zout in hond

zoutIk ben ooit gebeten door een hond. Door een protestantse hond, natuurlijk! Een katholieke hond zou mij nooit bijten. En die protestantse hond kon er natuurlijk ook niks aan doen dat hij slecht opgevoed was. Ik bedoel: laat een hond met rust en hij zal zich ontwikkelen tot een fatsoenlijke, katholieke hond.
Maar die hond beet me dus. In de avond en in de kroeg en in mijn rechterhand. En het bloedde als een tierelier.
Om het bloeden te stelpen besloot iemand in de kroeg zout in mijn wond te gooien. En hij besloot het niet alleen, hij deed het ook. En het bloeden stelpte.
Iets later, op de EHBO-post in het ziekenhuis, was de broeder helemaal van slag.
“Je gooit geen zout in een wond!” schrok hij.
“Een wond hebben is ook meer een uitzondering dan een regel,” antwoordde ik.
Nu is de associatie ‘zout in wond’ met ‘pijn’ een gangbare.
Maar ik voelde geen pijn.
Was dat dankzij de alcohol? Dankzij de cocaïne? Of de combinatie?
Of omdat de bewuste hond een professional was?

Het was overigens de derde keer in mijn leven dat ik een Tetanusprik moest krijgen. Maar de tweede keer ben ik niet geweest. De vierde keer trouwens ook niet.

Jaap de Hoop’s keffer

Een christenhond is een trouwe hond. Hij is extreem eenkennig. Alles wat zijn baasje zegt, neemt hij voor waar aan. Rotsvast vertrouwen. Mooi, zou je kunnen zeggen maar beter van niet. Nee, het is beter dat je dat soort dingen niet zegt.
Als het heeft geregend stinken ze ook, die christenhonden, net als gewone honden. En vergis je niet, ze misinterpreteren je waar je bij staat. Dat komt omdat ze niet begrijpen kunnen. Ze kunnen alleen lezen. In de categorie onzinnige diersoorten staan ze daarom al jaren op de eerste plaats van de ranglijst.
Uitlaten hoeft niet. Ze schijten de boel toch wel onder. Zo gaat dat. Want zo ging het altijd. Dus nu nog.