Deze week wordt hij negentig jaar. Jakob Goldschmelzer: avonturier, wanbetaler, Auschwitzoverlevende, fiets- en biljartdeskundige, maar vooral cabaretier! En deze week verschijnt ook zijn autobiografie, getiteld “Ich habe es nicht geschrieben”. Samen met tal van belangstellenden ontmoeten we Jakob in een rokerig zaaltje in zijn geboorte- en woonplaats Sittard.
In zijn tijdsdocument gaat de auteur uitvoerig in op de periode voorafgaande aan het holocaustdrama vanaf de Kristallnacht tot zijn kamptijd. Als een van de weinige overlevenden van Auschwitz laat hij haast geen bladzijde onbenut om een en ander over die tijd eens flink voor eens en altijd duidelijk te maken.
“De mensen vergeten dat we gewoon ook veel lol hadden in die dagen,” schrijft hij onder andere. “En dat er hard gewerkt moest worden, was logisch. We wisten dat we geschiedenis aan het schrijven waren en dat sterkte ons. Maar al met al hebben de Duitsers nooit de waardering gekregen voor de bijdrage die zij hebben geleverd aan de stand-up comedy.”
Maar Goldschmelzer krijgt ook kritiek. Enkele van de aanwezige journalisten vragen of het wel bonton is om Anne Frank een ‘vroegrijpe slet’ te noemen, maar meer dan “ach, je had erbij moeten zijn” wil Jakob hier niet over kwijt.
Er valt een stilte. En dan slaat de sfeer om. Goldschmelzer staat op, trapt zijn stoel naar achteren en begint te schreeuwen. “Die Duitsers voetballen tenminste nog! Die Duitsers laten zich tenminste nog uitjoelen in een stadion tijdens een WK! Al die anderen waar jullie zeikerd zogenaamd een varkentje mee te wassen hebben, laten het wat dat betreft mooi afweten! Hebben jullie ooit van het katholiek voetbalelftal gehoord? Of het bankierselftal? Nee dus! Eikelbijters! Jullie hebben mijn verhevenheid niet verdiend. Ik neem per direct mijn boek uit de handel. Nee, wacht… Ik verdubbel per direct de prijs!”
En toen verdween Jakob Goldschmelzer door de achteruitgang van het rokerige zaaltje.
Je had erbij moeten zijn.