In een land waar niet alleen de martelaars democratisch gekozen werden, maar ook de martelwerktuigen, woonde eens een penvriend van Ali Baba. Het land van Ali Baba had heel andere regels. Er waren bijvoorbeeld wel protocollen, procedures, normen en geboden, toch waren er geen voorschriften, wetten, verordeningen en richtsnoeren. Soms was er weleens een besluit of een bepaling; men maakte daar echter geen gewoonte van. Erg duidelijk was het overigens allemaal niet. Er was vrijheid en daarom was er ook controle.
Het ging niet goed met Ali. Een aantal jaar terug had hij een rots ontdekt die van binnen vol zat met schatten van goud en zelfs zilver en brons. Om toegang te krijgen tot de rots had hij een wachtwoord afgeluisterd. In feite was hij dus een dief; in de contreien waar hij woonde keek men daar evenwel niet van op. Daar was het eerder regel dan uitzondering. Enfin, dat klinkt allemaal hunky dory, maar sinds een tijdje ging de rots niet meer open. De steen was rot of er was iets met het wachtwoord. Hoe Ali ook ‘Sesam, open u’ tegen de rots riep, er gebeurde niets.
Ali riep zelfs een gamma van reeksen van andere wachtwoorden en besprak zelfs zijn grief dat zijn rots niet meer naar hem luisterde met zijn psychiater, maar niets van dit hielp. Ali werd moedeloos en toen hij op een dag bij de tandarts in een of ander vakblad las dat er systemen waren waarvan het wachtwoord zichzelf op den duur automatisch resette, gaf hij de moed op en trapte deze bovendien uit zijn schoenen.
Het rotssysteem was niet van hem, dus de oorspronkelijke papieren waren ook niet in zijn bezit.
Uit verveling ging Ali maar wat piekeren en een uur of wat later nam hij een besluit om zelf aan het roven te slaan en zo zijn eigen bloedeerlijke verzameling schatten van goud en wat dies meer zij aan te leggen.
Zo gezegd, zo gedaan of zo gedacht, zo geroofd, maar eerst nog richtte hij, omdat hij ooit gehoord had dat het allerlei belastingvoordelen opleverde, officieel een bedrijf voor zijn roversactiviteiten op.
Roven zat Ali toch wel in het bloed, bleek, want de zaken gingen zo uitzonderlijk goed, dat hij na een maand of twee al personeel nodig had. Hij kwam er namelijk achter dat het voor veel van zijn bedrijfsprocessen handig was om iemand in dienst te hebben. Iemand moest bijvoorbeeld de zak openhouden als Ali de buit erin stopte of iemand moest andersom juist de buit stoppen in de zak die Ali dan open zou houden.
Niet lang daarna lag er een brief in de bus van een of andere ambtenaar die Ali wilde waarschuwen voor een bepaald stukje wetgeving. De betreffende klerk kon er volgens de brief ook niets aan doen dat dat nou eenmaal zo in de wet stond maar toch moest Ali het maar regelen anders zou hij met de gepakte beren zitten. Als hij namelijk iemand in dienst had was hij verplicht een bedrijfshulpverlener aan te wijzen. Zelf had Ali geen zin in zo’n jaarlijkse aardbeienpuddingcursus en zijn onlangs ingehuurde hulpje kon hij eigenlijk geen dag missen. Vooral niet nu zowel Kerstmis als de deurwaarder voor de deur stond. Dus besloot Ali iemand in te huren die dan de bedrijfshulpverlening op zich zou nemen. En een secretaresse was misschien ook wel fijn omdat het meer dan twintig keer op een dag de telefoon oppakken om daarna uit te leggen dat hij geen behoefte aan een advertentie had Ali wel erg op zijn zenuwen begon te werken. Een boekhouder voor het rekenwerk kon er dan eveneens nog wel bij.
Zo groeide het bedrijf van Ali elke maand met zeker twee werknemers. Dat ontging verschillende staatsdienaren ook niet. Ergo na nog geen jaar ontving Ali wederom een brief van zo’n pennenlikker. Het bedrijf van Ali was uitverkoren om gegevens aan te leveren voor de Grote Database. De overheid wilde weten hoe het gesteld was met de klanttevredenheid in Ali’s branche. Uiteraard moest Ali het onderzoek zelf betalen, maar daar stond tegenover dat hij ook een benchmarketingrapport cadeau kreeg!
Wat ooit een leuk bedrijf moest zijn om een simpele boterham mee te verdienen, was voor Ali inmiddels een minimaal tachtigurige werkweek geworden. Voor zijn grote hobby – de lage noot E spelen – had hij al maanden absoluut geen tijd meer.
(Men moet weten dat Ali nogal heel erg virtuoos was in het spelen van de lage E. Sommigen beweren dat hij professioneel had moeten worden. Ooit Ali was heel fanatiek en hij oefende toen dagelijks. Vooral kende hij zijn plaats; hij wist dat de Hollanders en de Nederlanders veel beter waren op de korte snaar en dus concentreerde Ali zich met veel succes op de lage E. Vele titels mocht hij op zijn naam schrijven, vele prijzen mocht hij thuis in zijn kast zetten.)
Ali’s gebrek aan ontspanning leidde uiteindelijk tot slechte prestaties op zijn werk. Hij greep steeds vaker en vaker naast de buit. Dat was niet mis. En dat leverde weer stress op en op den duur raakte Ali totaal overspannen, met als gevolg dat zijn zaak failliet ging.
De zoon van de burgemeester kocht de onderneming van Ali voor een halve habbekrats (omgerekend is dat ongeveer driekwart schijntje) en ging er een jaar later mee naar de beurs.