Ei-eigenschappen #47

Het is van onschatbaar belang om je gebazel te blijven oefenen in tijden dat de kroegen dicht zijn. Eieren weten daar alles van, en de wijste eieren hebben de langste baarden. Over de wang-, hals-, en kinhaarlengte van fusei (van nature zo) en thesei (via de willekeur van de afspraak) is vaak een dispuut. Het begint er meestal mee dat een ei niet te kenmerken is met een lijst van de zintuiglijk waarneembare eigenschappen van een ei. Deze lijst is oneindig. Of beter: deze lijst is oneindig te maken, want alle ideale eigenschappen zijn al aanwezig, alleen nog niet altijd zintuiglijk waarneembaar. Voor er een ei was, was de idee van een ei er al. Het is niet zo dat er eerst ei uit een wezen rolde, en men daarna, al dan niet per ongeluk, eens ging bedenken of ondervinden wat het was. Denkend vanuit dit puntje ontstonden er ooit twee kampen – zij die vonden dat de dingen noodzakelijk en natuurlijk waren stonden tegenover zij die meenden dat hier van niet meer dan een door eieren bepaalde conventie sprake was. ‘Alles is natuurlijk en in wezen logisch en regelmatig,’ zei fusei, de o zo slimme, en het al even slimme thesei zei dat alles door eieren ontworpen was en daardoor zo onregelmatig. En zo ging dat eeuwen door tot er een nog slimmer ei kwam dat stelde dat de ware aard der dingen, en dus ook eieren, niet in die dingen zelf is gezeten, maar in de opposities van deze dingen onderling. Met deze uitspraak gaf hij tevens thesei meer gelijk dan fusei, want verschillende systemen met eigen afspraken en regels bleken, vond hij, stuk voor stuk afdoende te werken, en het ene systeem was niet per definitie juister of onvermijdelijker dan het andere. En, ja, een kip is uiteraard ook een kip juist omdat ze geen haan is, en andersom – en wellicht is er na deze indeling die in oorsprong ongetwijfeld regelmatig, logisch en natuurlijk is ook nog een invulling van bepaalde parameters die leidt tot een aantal willekeurige beperkingen en imperfecties. En een ideaal ei rustend in een ideaal hokje met een laagje ideaal hooi is denkbaar, maar niet werkelijk te verwachten in de wereld die gekend is. Aan de bar klinkt dit allicht allemaal een stuk beter, want dan kun je bijvoorbeeld ook fijn beeldend uitleggen dat de gekende wereld bestaat uit een eindige set van culturele opposities, beginnende bij een totem, een vast, concreet geworden meetpunt – of zeg maar een stamcafé –, ten opzichte waarvan alle opvattingen en waarden kunnen worden gespiegeld.
De truc zit ’m uiteindelijk in het classificeren, en alle individuele eieren classificeren op gelijke wijze – ook al is er, omdat de natuur verschillend begrepen kan worden, niet altijd dezelfde uitkomst. Eieren worden ingedeeld naar de wezens die hen gelegd hebben, naar de gebruikte opfokmethode, naar gewichts- en kwaliteitsklasse, en ook nog naar allerlei zaken waar zowel moeder als ei weinig tot niets (direct) aan heeft, zoals verpakking, transparantie, klimaatbelasting, biodiversiteit, en gezondheid van degenen die de eieren als voedsel toegediend krijgen. Maar aan het einde van de dag belanden toch alleen de gladgeschoren kippeneieren met nog geen promille alcohol en absoluut geen tegengeluid in de schappen van de plaatselijke supermarkt. En dat is dan enkel een bedacht ideaal van een ei, want als het authentieke en pure ei al mag bestaan, is dat door een naïef doordravende doorvoering van structuur onzichtbaar gemaakt.