Aanname van Lieberum

Sinds de ophef over vaccins onlangs is de verkoop van waxinelichtjes in ons land enorm gestegen; slordig omgaan met verstrekte informatie is nu eenmaal menselijk. Op televisie kwam gisteren nog – door mijn wimpers heen en tussen twee advertenties voor een cursus over de training van coaches voor een vlekkeloze monitoring door – een econoom in beeld die met behulp van een extrapolatie op een kleurrijke grafiek zijn idee van het verdere verloop van de verkoop uit de doeken deed.
Het schatten van waarden van een variabele buiten het bereik van bekende waarden gebeurt in de meeste gevallen met een recht lijntje, en dat lijnstuk schijnt met het stijgen van het aantal jaren deskundigheid steeds met één centimeter in lengte af te nemen. Tegelijkertijd neemt de lengte ervan met het opblazen van de onvermijdelijke gemakzucht per jaar één centimeter toe. Deze twee bewegingen heffen elkaar in de regel dus op, en over het algemeen valt het daarom wel mee met de roekeloze, overdreven manier waarop een grafiek van een verwachte toevoeging wordt voorzien. En dat is maar goed, want dat een lijn een x aantal keer met rechte sprongetjes groeit geeft nog niet aan dat dat de keer daarna weer zo verloopt. Grafieken kunnen immers ook goede voornemens hebben.
En waxinelichtjes zijn bijvoorbeeld ook geen schilderijen. Je kunt, net als waxinelichtjes, meerdere schilderijen aanschaffen, maar je doet dat niet omdat de vorige op zijn. De aankoop van schilderijen per huishouden zal derhalve zeer waarschijnlijk een veel minder continue ontwikkeling in de tijd laten zien dan die van waxinelichtjes. Maar toch, als er ineens, door mogelijkerwijs een wat onhandige berichtgeving van het nieuws, wordt ontsluierd dat elke verbeelding van de werkelijkheid iets positiefs bijdraagt aan je gezondheid en aan schilderijen dus een genezende kracht zou kunnen worden toegedicht, dan worden de kaarten vast anders geschud.
Veel processen in de liefde, oorlogen en retail zijn, linksom of rechtsom, niet blijvend lineair. Ze lijken misschien een tijdje in een strakke, rechte lijn te gaan, wat mensen kan verleiden om simpelweg met die trend te extrapoleren, maar we weten stiekem dat het niet in die richting maar door kan gaan. En er passen slechts een x aantal waxinelichtjes op een koffietafel. Dus de betreffende lijn zal gewis gaan buigen en afvlakken, en daarna (omdat men bijvoorbeeld op dingen uitgekeken raakt) waarschijnlijk weer dalen.
Het knappe van onze econoom was, vond ik, dat de schaal op de y-as van de door hem getoonde figuur een logaritmische indeling had. (Deze nam dus toe met factoren van tien: 1, 10, 100, 1000, et cetera.) Zijn lineaire extrapolatie was dus eigenlijk een exponentiële – en stijgend! Waarschijnlijkheid vond hij vast niet belangrijk bij zijn voorspelling, denk ik dan.
Maar ach, het is ook weer niet nuttig om het onbekende te schuwen. Dat is wat literair criticus en wetenschappelijk filosoof Robbert Lieberum ons leert: taal is ontstaan in het onderbewuste – en heeft daar eveneens telkens zijn oorsprong. Dus als we enkel uit zouden gaan van wat we kunnen kennen, van waar we ons bewust van zijn, dan hadden we ons ook niet zo fijn kunnen uiten als we nu doen met ons communicatiemiddel taal.