Als je het verschijnsel van in de dampkring beneden het vriespunt afgekoelde, gekristalliseerde waterdeeltjes die in vlokken neervallen zou willen omschrijven in één woord dan is sneeuw, voor mensen die dat in de Nederlandse taal willen doen tenminste, de beste kandidaat. Eskimo’s zouden moeten kiezen uit zes verschillende woorden en de kans is dan ook groot dat zo’n kuteskimo met een tegenvraag zou komen. “Hoe ziet die neerslag eruit?”, “wat is de dichtheid?”, “is hij nat, plakkerig of klef?” en meer van daar soort onzinnige detailvragen zouden op je afgevuurd worden. Eskimo’s zijn namelijk behoorlijke zeikerds. De godganse dag zeuren ze over alles wat maar los en vast zit. Het gaat van “die ijsbeer deugt niet” tot aan “de kleur van jouw iglo is lelijk” en daartussen wordt nog regelmatig een “gadverdamme, al weer vis?” geponeerd.
Voordat u als lezer een generaliserend oordeel gaat vellen over het accuzuurgehalte van de gemiddelde eskimo gebiedt eerlijkheid mij te zeggen dat eskimo’s er niet heel veel aan kunnen doen dat ze zo’n zuurpruimen zijn. Wat zou jij namelijk doen als er elke dag alleen maar sneeuw op jouw oprit zou liggen? Op een mooie dag is het min vijftien graden celcius en op een slechte nog veel en veel kouder. In die contreien waar eskimo’s zich ophouden valt ook niet veel anders te eten dan vis of zeehond; een lekkere boterham met filet americain zit er gewoonweg niet in. Op die kale sneeuwvlaktes waar ze in hun koude sneeuwhutten een beetje de hele dag kou zitten te lijden, hebben ze ook niet veel anders te doen dan verschillende woorden voor sneeuw te bedenken. Eigenlijk is een setje van zes woorden nog maar vrij mager als je dat afzet tegen de tijd dat die mensen daar al in dat witte landschap vertoeven. Het zal daarom geen verrassing zijn dat eskimo’s naast chagrijnig ook bijzonder lui zijn. Laat er overigens geen misverstand over bestaan; ik vind eskimo’s toffe mensen. Je moet er gewoon een beetje doorheen leren kijken. Ze lijken wat dat betreft best veel op Groningers, met dien verstande dat eskimo’s achteraf meestal wél leuke mensen blijken te zijn. Al hebben ze wel de neiging om met gezelschapsspelletjes vals te spelen en kunnen ze niet monopolyen. Een potje klaverjassen staat altijd garant voor een gezellige avond in de iglo.
Wat heeft dit hele verhaal met global warming te maken? Dat vraag ik me ook af. Ik veronderstel dat het iets te maken heeft met het feit dat eskimo’s juist gebaat zijn bij de opwarming van de aarde, maar ik ben allerminst een expert. Misschien houden die gasten wel enorm veel van sneeuw. Al zou ik er niets van geloven als een eskimo tegen mij zou zeggen dat hij van sneeuw houdt. “Waarom maken jullie dan nooit sneeuwpoppen!?” zou ik heel ad rem aan die lul vragen.
Je hebt Afrikanen die ergens op een droge, dorre zandvlakte wonen waar ook geen zak te doen is. Die gasten gaan dan tenminste nog rennen en worden dan hardloper, marathonloper of iets van die strekking. Dan maak je toch nuttig gebruik van je omgeving. Die eskimo’s daarentegen hebben alle sneeuw van de wereld tot hun beschikking en denk je dat er maar één wintersport is waar ze goed in zijn? Oké, ze zijn erg goed in het al pissend met hun urine voluit uitschrijven van hun naam in de sneeuw maar, afgezien van het feit dat het vooralsnog geen olympische sport is, hebben die hufters belachelijk kleine namen. Sommige schijn je met een halve letter al te kunnen schrijven.
Wist je trouwens dat eskimo’s maar één woord voor het weer en kutweer hebben?
Honderden woorden voor sneeuw
Eskimo’s kennen echt belachelijk veel woorden voor sneeuw, zeggen ze.
En dat is dus poep.
De gezellige taalkundige Lufthausen heeft in Wereldoorlog Twee – toen mocht dat nog – structureel eskimo’s gemarteld om zo veel mogelijke woorden voor sneeuw los te peuteren, maar echt ver kwam hij niet. Wel kwam hij erachter dat eskimo’s angstig veel woorden kenden voor praatpaal. En ze kunnen, andersom, met ‘praatpaal’ verdrietig veel bedoelen. Er zijn conversaties bekend tussen eskimo’s, zoals hieronder (een ‘vertaling’).
Eskimo I: Praatpaal praatpaal praatpaal.
Eskimo II: Praatpaal?
Eskimo I: Praatpaal!
Eskimo II: Praatpaal praatpaal praatpaal, praatpaal?
Eskimo I: Praatpaal praatpaal.
Voor niet-eskimo’s is dit niet te volgen, maar er is hier zojuist een flamingo verkocht. Een beetje venijnig, want door de tweede uitspraak van eskimo I zou je anders kunnen vermoeden. De pragmatiek leeft dan ook bijzonder bij de eskimo’s. Zo herkennen eskimo’s elkaar ook. Je moest eens weten hoeveel eskimo’s er in New York en Florida wonen. Of in Hollywood. Ze zijn overal. Je kan geen potlood kopen of een eskimo heeft eerst wel in de gum gebeten, zoiets. Boze tongen beweren zelfs dat de schuld van de huidige kredietcrisis bij de eskimo’s ligt. Andere tongen, zoals die van bijvoorbeeld Kim Holland, doen weer andere dingen. Al met al is het uitkijken geblazen. Boycotten die eskimoproducten, zeg ik dan! Ik koop geen rendierhuiden meer. En ijsklontjes komen ook mijn glas niet meer in. Het zou mooi zijn als we allemaal zo maatschappelijk begaan dachten als ik. Dromen is geen zonde, zei Stalin al.