“En, hoe voelt u zich vandaag?”
“Er is laatst iemand overleden; ik ga het woord gebruiken. En dan zal ik meteen vertellen hoezeer ik mij verveelde. Ik wil niet zeggen dat het opgeroepen was, maar in mijn branche, die eikels, heb ik zinloosheid meerdere malen een hand kunnen geven. De steen die ik dacht te gooien kan ik niet eens oppakken; ik geef grif toe dat ik hoogstwaarschijnlijk zelfs vergelijkbaar slechter was met wat ik deed in mijn branche. Mijn branche was het leven vastleggen als een oppervlak. “Er moet niks bijkomen!” is het working class hero motto van de branche van propmanagers. Je kunt jezelf uitlachen dat je meer had gekund, anderen mogen dat niet. Je kunt ook denken aan de farce machine; alles draait dus het komt goed. Je kunt ook genieten, en daar krijg je verdomd weinig les in. Die qua gevoelstemperatuur koude namiddag dat ik gelukkig werd aangenomen als propmanager gaf mijn hele week weer zin. Beetje jammer dat het toen al donderdagavond was. En toch, donderdag is beter dan maandag. Ik studeerde toen nog af en toe Microbiologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, kwam in contact met ene Via, en die zorgde langs omwegen dat ik met de tv te maken kreeg. Nou de huur moest betaald, dus soit. Niet het meest uitdagende, maar soit. Toch heb ik mijn pik uit mijn broek gelachen, een nu advocaat zijnde maat van mij citerende, zonder te weten waarom. Soap is lachen, soap is leuk en soap biedt soelaas op tv-avonden dat alleen figuren als Burt Reynolds, Gary Busy en Ralph Macchio dreigen langs te komen. Zelden zie ik hem trouwens meer, die nu advocaat zijnde maat van mij. Rien heet-ie. Belangrijke jongen geworden. Erg belangrijk, maar ik wil het even niet over Rien hebben. Als hij zijn dochter ooit nog wil zien, zal hij toch andere kleren aan moeten trekken…”
“Ok, laten we het over dwangbuizen hebben. Wat vind je mooier: oker of beige?”