Cijfers en etters

‘Ik was net bezig met een sudoku.’
‘Oh ja, vertel!’
‘Nou, toen ik begon kon ik meteen drie zessen invullen. Eerst eentje linksboven en toen waren die andere twee zessen een makkie. Maar denk je dat ik toen verder kwam?’
‘Geen idee’
‘Nou, nee dus. Ik maar staren en staren. Ik zag niks.’
‘Goh.’
‘Ja, totdat ik ineens zag dat er linksonder wel een vijf moest komen omdat hij in het vakje daarboven wel op de middelste rij moest staan. En toen ik die vijf eenmaal had, kon ik de vier en de twee ook meteen invullen. Die vier bleek verdomd goed uit te komen want ineens kon ik nog vier andere vieren invullen. En dat bracht me op het spoor van een aantal zessen.’
‘Ja, lekker is dat.’
‘Dat is nog niks. Vervolgens kon ik namelijk een drie invullen. Weet je hoe ik daar op kwam?’
‘Nee.’
‘Ieder cijfer komt maar één keer voor per horizontale of verticale rij.’
‘Dat weet iedereen.’
‘Ja, maar ik had dus al acht cijfers in een rij, behalve de drie! Dus ik die drie invullen. Dat sloot in dat vak meteen een aantal andere plekken uit waar je een drie zou kunnen invullen. Bleek dat daar een vier en een zes moesten. Maar het was niet duidelijk of de vier links moest of rechts, of omgekeerd.’
‘Balen.’
‘Ja, maar wat denk je. Die zes moest wel rechts. Dus de vier moest links. Best makkelijk eigenlijk. En het was nog wel een viersterren sudoku!’
‘Dat heb je ooit.’
‘Enfin, toen kwam even een rotgedeelte. Ik zag wederom helemaal niets om in te vullen. Het viel me ook op dat ik nog geen één negen had, behalve degene uit dat horizontale rijtje waarover ik het zojuist had.’
‘Oh ja, die ja.’
‘Ik dacht, ik moet negens hebben om door te kunnen. Ik zoeken en zoeken naar mogelijke plekjes voor een negen maar ik zag niets. Toen bedacht ik me ineens dat ik op het verkeerde spoor zat. Ik had achten nodig. Daar stonden er al een aantal van. En wat denk je?’
‘Je vond een acht.’
‘Hoe raad je het? Inderdaad! Eerst in het middelste vak, toen een in het vak daarnaast, toen een daaronder en vervolgens in het vak links daarvan! Had ik ineens alle achten en daar bleef het niet bij.’
‘Goh!’
‘Nee, want ik had me zo op die negens lopen blindstaren maar daardoor wist ik wel dat in het middelste vakje van het middelste vak ofwel een negen of een acht moest staan. En aangezien de acht dus ergens anders in dat middelste vak stond…’
‘…moest daar wel een negen staan!’
‘Precies! Daarna werd het een invuloefening. Eerst had ik drie negens, vervolgens kon ik een aantal vieren kwijt en meteen daarop kon ik de laatste zessen invullen. Achtereenvolgens haalde ik toen een drie, een vier, een één en twee vijven en toen nog een acht.’
‘Ja op het laatst worden ze makkelijk hè?’
‘Inderdaad, het was dan ook een kwestie van invullen geworden.’
‘Een invuloefening dus.’
‘Ja dat zei ik.’