50 seconden grijs


Het is beter het verschil tussen twee overeenkomsten niet in elk gezelschap te vertellen. Atillo – als hij een meisje was geweest, had hij Atilla geheten – had dat aan den lijve ondervonden toen hij zichzelf in beide billen kneep en daarbij betrapt werd door een groep blinden aan wie hij per ongeluk vertelde wat hij aan het doen was.
Erg erg vond Atillo het niet om tot voorbeeld van een van de bladzijden van de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) verklaard te worden. Als hij namelijk vertelde over zijn methode om getallen sneller op te kunnen schrijven – zoals ‘negtach’ in plaats van ‘negenentachtig’ – was bewondering weer alom zijn deel. Dat van die schrijfmethode en ook dat van wat je in welk gezelschap moet vertellen, had Atillo geleerd tijdens zijn dertien maanden lange, door een grote wielerploeg gesponsorde zoektocht naar de waarheid. Hij zocht onder andere in de bibliotheek van Deventer, in zijn jaszak, in zijn schuur, in een hamburger, in een cheeseburger, in een broodje kroket en in het dashboardkastje van zijn moeder. De waarheid vond hij niet; wel veel andere dingen.
Hij vond bijvoorbeeld dat die maffe dingetjes waarvan alle vrienden in iedere vriendenclub denken dat die hen lekker gek en apart en origineel maken precies die dingetjes zijn die iedereen doet en heeft en zowel Jan als alleman speciaal maken.
Hij vond bijvoorbeeld dat het in het leven ieder voor zigzag is en dat je daarom als je ouder wordt ook last krijgt van je enkels.
En hij vond onder andere dat je blijkbaar getraind kunt worden om zaken als prettig te ervaren. Dat je dingen niet kan vinden, is met de nodige training dus een ferm bevredigende ervaring, ondervond hij.

Er zitten echt gigantisch veel dunne lijnen tussen wat nou zinvol is en wat juist niet en Atillo had er zonder bril zelfs al een stuk of zeventien kunnen tellen. Dat was in ieder geval een winst van zijn gesponsorde queeste. Deze kennis gebruikte hij dan ook om een administratiekantoor te beginnen. De dag dat hij zijn kantoor opende, liep hij al ruim een jaar achter; zijn collega’s waren strontjaloers. Zelf had hij die dag een vermoeiend slechte ochtend. In plaats van gebakken lucht werd hem namelijk gepocheerde lucht voorgeschoteld. Toch is het niet zo dat hij per se walgde van zachtgekookte lucht zonder schil. Misschien was de lucht wel niet vers. Misschien had er wat azijn of zout aan het proces toegevoegd moeten worden. Tijdens de lunch die dag was er ook iets niet helemaal goed met de hutspot, maar dat werd door Atillo meteen bij de wortel aangepakt.
Buiten het probleem van zijn smaak zat hij echter met een nijpendere kwestie. Vanwege zijn te goed lopende bedrijf – hij had binnen de kortste keren het grootste kantoor van de halve wereld – moest hij klanten soms wel twee handen tegelijk geven. En hij droeg een groot geheim met zich mee. Hij had namelijk elf vingers en hij wist dat hij dit niet langer verborgen kon en mocht houden.
Ja, eigenlijk had hij zestien vingers, maar zijn derde arm was geen sta-in-de-weg. Die hield hij toch altijd handig op zijn rug.

Net toen hij open kaart wilde spelen, raakte hij evenwel met de duivel in conflict. Het werd een slepende rechtszaak. De duivel wilde zijn geld terug, terwijl Atillo vond dat hij met alle oprechtheid van de wereld een stuk zeil had verkocht en er niets aan kon doen dat de duivel kippig en hij dyslectisch was.
Neus, oren, haren, puistjes, hoorns, noem maar op, de duivel had van alles aan zijn hoofd en daarom had hij niet helemaal opgelet tijdens de transactie. Zeilen en zielen zijn soms alleen door een kenner met geluk van elkaar te onderscheiden.

En ondanks alles wat hij geleerd had moeten hebben over het bezigen van gepaste taal in verschillende gezelschappen maakte Atillo ergens tussen artsenconsulten en taxiritten door toch een opmerking over hoe de duivel zich aanstelde in de rechtszaal.
Zo kwam hij erachter dat er nog steeds mensen zijn die het rechtssysteem serieus nemen.