De neven van Dikkertje Dap

Tamelijk veel van de mensen die ik en jij niet kennen zijn neven van Dikkertje Dap. We bespreken hier alleen even Caspar en Xander.
Sinds Caspar Dap in een bouwfraudewedstrijd een ooievaar had gewonnen, was hij de populairste jongen op school. Tot krap twee weken later zijn neef Dikkertje werd geboren. Als Caspar naar school liep, stopten er zelfs auto’s en dan werd het raampje omlaag geschoven waarna men Caspar vroeg: ‘Hee, ben jij niet de neef van Dikkertje Dap?’
U begrijpt Caspars weerzin wellicht. Het was zoiets als een Chiquita die banaan werd genoemd. Vooral als hij voortdurend na werd geroepen, vond hij het vervelend, maar hij liet zich herhalingen geen twee keer zeggen. Dus bedacht hij een plan, gniffelde en toog naar Artis.
In Artis aangekomen sprak hij de giraffe aan.
‘Oi, giraffe, girafke, giraffeke! Ouwe bok! Alles bon ton?’
‘Is het alweer kwart over zeven?’ schrok de giraffe wakker. ‘Hee, wacht even. Jij bent toch de neef van Dikkertje? Potje van mijn nek afglijden?’
‘Nee, ja en nee,’ zei Caspar mijn zijn handen in zijn zij. ‘Het is half zeven. Ik ben de neef van Dikkertje. En ik heb geen zin in een potje van je nek afglijden. Ik ben geen zwakzinnige!’
‘Wat kom je dan doen?’ vroeg de giraffe.
‘Ik kom even vertellen dat Dikkertje vindt dat jij een dikke nek hebt,’ zei Caspar. ‘Hij vertelde het me gisteren toen we knakworstjes aan het eten waren. En dat je stinkt, vindt hij ook. Hij noemde je zelfs Spanjaard. Zo erg vindt hij dat je stinkt. Ik dacht ik zeg het maar even.’
‘Dat heeft Dikkertje dan goed opgemerkt,’ zei de giraffe. ‘Sinds ik een of andere rare, ongeneeslijke ziekte heb zet mijn nek inderdaad nogal uit en ben ik erg gaan stinken. Een Spanjaard is er eigenlijk nog niks bij!’
‘Oh,’ zei Caspar beteuterd, want hij zag zijn snode plannetje al in duigen vallen. ‘Maar hij zei ook dat je een eikelbijter bent.’
‘Ja, ik mag inderdaad graag een eikel bijten,’ zei de giraffe wat somber. ‘Dat heeft Dikkertje goed onthouden. Maar helaas, de dokter heeft een wijle terug ontdekt dat ik allergisch ben voor eikels. Ik krijg er blaasjes van op mijn tong. Toch kan ik soms de drang niet weerstaan.’
‘Juist,’ zei Caspar, inmiddels redelijk gefrustreerd. ‘Maar Dikkertje zei ook dat je poep in je ogen hebt!’
‘Dat was gisteren,’ lachte de giraffe. ‘Maar ik heb het er gelukkig allemaal uit kunnen wassen. Zeg, komt Dikkertje vandaag nog?’
Maar Caspar was al weg. Een stuk meer levensmoe dan een uur daarvoor. En hij moest onder andere naar badmintontraining.

Een tweede neef van Dikkertje Dap heette Xander. Ja, lach maar even als je het niet laten kunt, maar het is gewoon een best gangbare naam. Natuurlijk had Xander ook wel eens zijn dag niet. De boog was soms gewoon relaxed. Er waren dagen dat Xander simpelweg geen zin had om bijvoorbeeld de vliegtuigmaatschappij aan te klagen omdat hij het verkeerde vliegtuig had genomen. Er waren ook dagen dat Xander het voor lief nam dat hij weer eens over een aardbei of een paperclip was gestruikeld.
Meestal stelde hij zichzelf gerust met de gedachte dat hij in zijn vorige leven een boeddhist was geweest en dat hij alle ellende in dit leven aan zichzelf dus te danken had.
Maar af en toe, of wellicht nu en dan, was de wereld echt te klein voor Xander. Dan wist hij niet meer waar hij het moest zoeken. Hij trok dan zijn onderbroekenla open en zag dat hij alleen nog maar witte onderbroeken had. The horror!
‘Alsof je bier lauw is en er tegelijkertijd een slak over de scherpe rand van een scheermesje kruipt,’ zou Marlon Brando kunnen zeggen in zo’n situatie. (Als hij nog leefde en Nederlands kon én wilde spreken.)
Erger dan witte onderbroeken kon Xander niet overkomen. Hij was dan werkelijk de hele dag bezig met de gedachte waarom er eigenlijk witte onderbroeken waren. Welke nog niet eens halve stoethaspel had die bedacht? Xander kende echt niemand die een T-shirt had met Ik geil op witte onderbroeken! erop en toch had iedereen wel meerdere witte onderbroeken.
Het moest een complot zijn van de overheid. Het kon niet anders.
Karl Jespers (of in ieder geval daar de buurman van), de uitvinder van de bruine onderbroek, had een nogal dubieus privéleven. Het is daarom dat zijn uitvinding geboycot werd en bruine onderbroeken nooit de standaard zijn geworden.
Sommige uitvindingen zijn het heroverwegen waard. We moeten immers denken aan de gemoedsrust van onze mensen.

En zo zie je maar weer: soms moet je de wereld aansteken om je nek uit te steken. Want daar moeten jij, ik en de neven van Dikkertje Dap het maar mee doen bij gebrek aan een bij bovenstaande aansluitende moraal.