Dichters ontmaskerd

Dichters zijn aartslui.

In plaats van nachtenlang
met pijn in de knoken
op een toetsenbord te rammen
om oneindig lege documenten te vullen
staan die lamlendige barden
al peinzend
uit het kleine raampje van hun petieterige zolderkamertje

te staren

op zoek naar inspiratie
om vervolgens een paar loze woorden
op de achterkant van een over een armzalige liquiditeit handelend rekeningoverzicht

te krabbelen.

Ik bedoel,
als je het vertaalt naar fysieke arbeid
doet een dichter nagenoeg niets
in verhouding tot de prozaïst.

Lui dus.