Vanwege de onophoudelijke, onafgebroken, onverstoorbare regen onlangs was het op een gegeven moment zo drassig en zompig en nat overal in ons dorp dat alleen al bij mij op straat een verzorger van trainingen over cursussen betreffende de coaching van adviseurs is verdronken, en een bankdirecteur bijna. Dat laatste is natuurlijk oneindig betreurenswaardig.
Zonneklaar is het zorgen voor een vlekkeloze afvoer van hemelwater de taak van een of ander al dan niet zelfstandig bestuursorgaan, maar in plaats van zich focussen op deze enige klus is zo’n instantie allicht het grootste deel van haar tijd bezig met het in dienst nemen van incapabele doch kneedbare mensen om het team in de lijn van de heersende organisatiecultuur verder aan te vullen. Op de betreffende website zocht ik naar contactgegevens om gratis van mijn observatie melding te kunnen maken, en ik vond inderdaad een telefoonnummer. Gek genoeg was dit nummer weergegeven met maar liefst drie getallen achter de komma.
Een opmerkelijk geval van overprecisie, dacht ik meteen. Ik heb het dan over het verschijnsel dat informatie nauwkeuriger wordt gerepresenteerd dan zij in werkelijkheid is. En dit komt dan weer omdat er een effect zou bestaan dat overdreven accurate getallen op sommige mensen de indruk maken dat ze wetenschappelijk zijn; veel mensen zijn geïntimideerd door wiskunde, en het is gemakkelijk om hen ontzag in te boezemen met nietszeggende cijferreeksen.
Na wat rondneuzen kwam ik er via Via – op de middelbare school, waar ik Via van ken, was ze een veelbelovend meisje dat tevens nogal veel beloofde, maar later raakte ze aan lagerwal en ging ze bij de overheid werken – achter dat het bewuste telefoonnummer door een omrekeningsfout op de website terecht was gekomen. Toen de gulden in de euro veranderde, besloot een medewerker van de betreffende instelling de benodigde aritmetische operatie ook los te laten op alle telefoonnummers van de afdeling. Gevolg was dat er echt veel minder werd gebeld, wat de koffiedrinktijd weer ten goede kwam. Toen de koekjes voor de derde keer op waren, werd de becijferingsvergissing ontdekt – het mathematische artefact op de website vergat men helaas aan te passen.
Met de verworven kennis kon ik terugrekenen naar het oorspronkelijke telefoonnummer. Toch kwam ik er geen stap verder mee. Ik kreeg in het gesprek een zee van rommelige gegevens over me heen, waarmee de overkant een knullige conclusie zogenaamd adequaat wilde ondersteunen. En het ergste hierbij was misschien nog wel dat mijn gesprekspartner volgens mij het idee had volledig helder en behulpzaam te zijn. Hij was zich niet bewust van de valse indruk van een soortement van wetenschap die hem aangeleerd was om zijn beweringen geloofwaardigheid te verlenen. Het gesprek hing van zinloosheid aan elkaar en meer dan ooit meende ik Lutzny’s theorie – die hij zelf heel bescheiden slechts een vermoeden noemde – te begrijpen: elke communicatie is, grosso modo, een bouwval tussen de dranghekken van de goede orde, waarvan we moeten ontdekken wat de boodschap had moeten zijn.
Volgens de socioloog (en toneelschrijver) Lutzny is communicatie louter een reeks botsingen met de toekomst; ze is niet een combinatie van wat we weten, maar van wat we hopen.