Het was rokerig in het kantoor van Walter Szczepañski, privédetective. Het raam stond half open en de geur van verse gumbo kwam gemengd met de klanken van in slaap gevallen blues tot Walter, terwijl hij aan zijn bureau zijn blaffer aan het schoonmaken was. Ruim een maand was het geleden dat hij die in de snufferd van een goochemerd had gehouden om te vragen waar de poet was. (Het kostte toen enig geduld en een Bargoens woordenboek – oude editie – om een antwoord te krijgen.)
Ja, de zaken gingen slecht en hij had al te lang geen echte zaak meer gehad, maar als er niemand in de buurt is stel je geen vragen.
En toen kwam zij. Eerst nog als een vlek op het matte glas van de deur van zijn agentuur, maar op het moment dat zij in de deuropening stond was het duidelijk dat ze onder andere twee benen had. Verder zag ze eruit als een dame over wie Barry Manilow vergeten was een lied te schrijven.
Ze sprak.
“Meneer Stkp…pansiki?”
“Szczepañski!”
“Schzepek…”
“Szczepañski. Zeg maar Walter.”
“U moet me helpen!” zei de lady, snakkend naar adem, en ze barstte in snikken uit.
Walter ving haar op en zette haar op een stoel.
Na een kleine pauze vertelde miss O’Hara haar naam en deed ze haar verhaal. Ze was haar huissleutels, haar pincode en haar sociaal gewenst gedrag kwijt. Ze deed uitspraken als ‘kankerpatiënten zijn de Joden van de gezondheidszorg; ze menen het alleenrecht te hebben op sympathie’ en maakte daar geen vrienden mee.
“U zoekt uw huissleutels, uw pincode en uw vrienden op de verkeerde plaatsen,” zei Walter kalm, ondertussen bezig met het maken van twee gin-tonic. “Er moet een verband zijn, maar het lijkt me sterk dat uw potentiële vrienden uw huissleutels hebben.”
Gedegen ondervragingstechniek leverde op dat de pincode uit vier cijfers bestond en het een getal tussen de nul en de tienduizend betrof. Na een zorgvuldig uitgevoerde neukbeurt kreeg Rosie O’Hara nog als tip mee eens tussen de stapel oude kranten en tijdschriften te kijken. Walter zou ook nog op een en ander terugkomen, was de belofte.
Later die dag vond Walter Szczepañski de kat van oudje Smith terug. Eleanor Smith was haar kat toen al ruim vijf jaar kwijt. Inmiddels was ze te veel afgetakeld om nog te weten dat ze ooit een kat had, laat staan om deze te herkennen. Onderweg naar huis op de achterbank van de auto at de kat de pointe op. Op zich was dat niet zo erg, maar het beest scheet ook nog eens de clue onder.