Volgens de wetten van de aerodynamica zijn eieren met hun te dikke lijven en hun te kleine vleugeltjes – met het blote oog niet eens zichtbaar – eenvoudigweg niet in staat om te vliegen. In de wereld van de kunsten gelden echter andere regels, zodat eieren daar zowel highbrow als lowbrow door de lucht kunnen suizen en zoeven.
Een representatie van een ei geven met de driedimensionale schijn die wij mensen zo leuk vinden is zo makkelijk nog niet. Toen ik met een tekenpotlood uit de voeten wilde kunnen, was de eerste les van mijn leermeester: teken maar een mand met eieren. Keer op keer werd mijn resultaat in de prullenbak geworpen. Een mand met eieren was immers de opdracht, en niet een stel uitgerekte ballen of veel te gladde aardappels. Op den duur werd die eerste les ook de enige les en vond ik het al prima om een enkelvoudige lijn te kunnen tekenen. (Voor mensen die graag opgeven is het leven vaak net als de golfsport: je speelt tegen jezelf.)
Mensen die iets adequaat kunnen afbeelden hebben wel altijd mijn respect gehad. Deze zogeheten kunstenaars zijn zo ongeveer de enige lieden die ik ken die zonder te klagen accepteren dat ze altijd beneden hun niveau moeten werken; wat ze produceren moet immers wel te bevatten blijven voor de leek. Het ei is in dit proces vaak een dankbaar onderwerp geweest. Een paar voorbeelden, te beginnen met Dali: op diens werk Fried Egg on the Plate without the Plate (1932) uit z’n surrealistische episode (1929-’40) is inderdaad geen bord te zien maar wel een gebakken ei (hangende aan een draadje). Ruim drieënhalf decennium later toont het doek Woman with Egg and Arrow (1978) uit z’n klassieke vlaag (1940-’89) een heel ei in een voor de rest gebroken compositie. Lucian Freud kon, in tegenstelling tot Dali, wél een bord schilderen, getuige Four Eggs on a Plate (2002). De kleinzoon van Sigmund weet in Naked Girl with Egg (1981) de aandacht bovendien goed te vestigen op een set spiegeleieren, terwijl de hoeveelheid naakt meisje op het schilderij vele malen die van de eiermassa overtreft; uiteraard speelt de kunstenaar hier tevens met het gegeven dat de eitjes eveneens in adamskostuum poseren. Warhol prutste met eieren in het kleurrijke platte vlak, Schwitters maakte toffe sculpturen over het ei en diens leven. En de lijst is natuurlijk langer.
Vraag je mij naar mijn favoriete ei in een kunstwerk, dan moeten we samen naar The Beanery (1965). Loop je deze helse opgeblazen maquette van Edward Kienholz de eerste keer binnen, dan zul je waarschijnlijk geschokt zijn door de explosie van impulsen en de hele tijd verward raken door het besef dat volmaakte lelijkheid eenzelfde emotie teweegbrengt als volmaakte schoonheid. Pas bij volgende bezoeken vallen je wat details op: de telefoon die ‘out of order’ is, de geur van bier en wat dies meer zij, de krassen op de tafels, de glazige gebakken eieren waar sommige van de tien-over-tienklanten waarschijnlijk heel lang op hebben moeten wachten. Die eieren zijn daar net zo lusteloos aanwezig als degenen die ze besteld hebben, in een ruimte die door de toegevoegde bargeluiden het idee van een tijdsverloop krijgt. Hoe het ook zij, de eieren blijven altijd onaangeroerd en statisch, maar met de magie bedekt waarmee alles, al het onpersoonlijke organische materiaal van het dagelijkse bestaan, elk moment zou kunnen gaan leven, en zelfs heerlijk onbelemmerd vliegen.