Brief van mijn uitgever

Anuscript Geachte heer Den Schrijver,

In uw reactie d.d. 12 juli jl. op mijn brief d.d. 10 juli jl. maakt u een fout die in het verleden wellicht tot het ontstaan van het circus zou hebben geleid. Ik heb het hier natuurlijk over: derde regel, vierde woord. Het is voor mij onbegrijpelijk – ja, zelfs een gotspe – dat u dit denkt te kunnen rijmen met het derde woord uit de zevende zin. Alle goodwill die u bij mij had ter verdediging van uw in mijn ogen onterechte introductie van de halve komma heeft u hiermee verspeeld.

Uw koppigheid moet een feest zijn voor iedere psychiater die tevens wijkagent is. Onze redactie kan gewoonweg niet bevatten dat u totaal niet ingaat op de inhoudelijke aanwijzingen die u op wel dertien manieren, zelfs in neon, zijn aangeboden. Met toekomstige pijn die ik bij dezen al voel, zal ik u voor de allerlaatste maal een uitleg proberen te geven. De beide hoofdpersonen uit uw manuscript, de heer en mevrouw De Flapper, krijgen op pagina twee een zoon. Dat de ouders vervolgens zevenhonderd pagina’s lang een discussie voeren of ze het kind nu wel of niet Flipper moeten noemen is niet alleen uitermate saai, maar ook nog eens flauw, vervelend, afgezaagd, zoutloos, vermoeiend, jammerlijk en keutelachtig. Totale ontsporing vindt plaats aan het eind van die discussie als vanuit het niets uitgerekend Chuck Norris komt binnenwandelen die het echtpaar uitsluitsel hoopt te geven middels een stukje pantomime. Hier denkt u ook nog origineel te zijn door tussen de belabberde beschrijvingen door enkele afbeeldingen te plaatsen. Over dat laatste kan ik u zeggen dat uw tekenkunsten vergelijkbaar zijn met die van een worm die aan het bijkomen is van een mislukte seksoperatie.

Als beledigd worden niet een hobby van mij was, had ik uw vorige brief waarschijnlijk alleen onder toezicht van een medisch specialist kunnen lezen. Dat u niet weet wat diakritische tekens zijn verraadt dat u jurist bent, waarmee uw smakeloosheid wordt verklaard. Ook uw gebrek aan fantasie en uw afwezigheid van talent hebben hiermee een plaatsje gekregen en u zou eigenlijk alleen nog maar wat aan uw zelfkennis moeten doen om dit alles ten volle te benutten. Let wel, ik zeg niet dat u er goed aan zou doen als u uw lagere school nog eens zou doorlopen, maar ik schrijf het wel, terwijl ik het vurig als een weduwe tijdens een niet nader te omschrijven noveenkaarsenspel denk.

Was mijn walging niet zo groot en had ik u in de toekomst nog iets gegund, dan zou ik u op uw hart drukken dat u de volgende keer dat u meent te moeten plagiëren Woody Allen beter direct een afschrift kunt sturen, maar ik heb liever – en daarmee treed ik als woordvoerder van de gehele mensheid op – dat u in het geheel stopt met schrijven.

Lichtelijk gemeend vriendelijk groetend,

X.Y.Z. d’n Uytgeefher

P.S. In het geval dat u in de veronderstelling bent dat ons kantoor gevestigd is aan de Metje Blaakavenue en dat mijn naam Van Walsem is, heeft u met uw onooglijke handschrift op de voorkant van de enveloppe in ieder geval geen fouten gemaakt. Het is dat ik de heer Van Walsem van de Metje Blaakavenue goed ken en hem vanochtend tegenkwam toen hij naar aanleiding van uw brief onderweg was om aangifte wegens laster te doen, anders hadden we samen nog de hoop kunnen hebben dat alles wel goed zou komen met de wereld.