Er was eens, aan de oeverpromenade, slechts enkele minuten van de betoverendste parken en boetieks van het ons bekende, een bananenschil waar niemand over uitgleed.
Nou heeft elke bananenschil zijn dag weleens niet, maar bij deze bananenschil was de pech maar al te dol. Als jong schilletje had hij van vriendjes een en ander gehoord over dat uitglijden en hij had er hier en daar ook stiekem foto’s van gezien. Toen hij eenmaal de leeftijd had om over uitgegleden te kunnen worden was zijn anticipatie op zo’n voorval dan ook bijna ongezond groot. Maar er gebeurde niets. Geen geglibber, geen gekukel. Geen enkele schoen of voet ging op hem staan om uit te glijden.
Na ongeveer een jaar begon de afwezigheid van valpartijen aan zijn trots te eten. En het straalde ook van hem af. Vaak ging hij die tijd in de buurt van dommere bananenschillen liggen, want zo voelde hij zich beter. Lang duurde deze exaltatietrede niet. Dan kwam-ie van z’n werk thuis en dan vroeg z’n vrouw (terwijl ze haar rok rechttrok en haar gezicht schoonveegde): ‘En? Nog iemand over je uitgegleden?’
Hij moest dan altijd ontkennend antwoorden en zijn vrouw had, zo bleek bijvoorbeeld uit de flyers die zij de hele dag uitdeelde en de posters die zij overal in de stad ophing, weinig respect meer voor hem. Hij had ook ergens kunnen liggen waar hij beduidend meer kans had op uitglijdende mensen, maar dan moest hij een formulier invullen en daar had hij geen zin in.
‘Een schil van niks,’ zei zijn vrouw vaak, zodat hij het nog net hoorde.
Maar rupsen ontpoppen en kleine stenen worden groot, en op een dag viel er een man naast de bananenschil neer. Die was gestruikeld over een stuk kauwgom of een scheefliggende stoeptegel, dat was niet helemaal duidelijk. Maar hij lag er!
Het was een flinke klap geweest. De man kon weinig meer, behalve wat fluisteren.
‘Bel een ambulance,’ kwam er uit de man.
De bananenschil kon het goed horen. Hij lag op nog geen dertig centimeter van de mond van de man. Maar in plaats van te reageren op de hulpvraag van de gevallene besloot hij terug te gaan praten. Andersom moest de man hem waarschijnlijk ook kunnen horen, immers. En als bananenschil wist hij dat een paar minuten of jaren langer op de stoep liggen geen enkel verschil hoefde te maken.
‘Ik lig hier al meer ambulanceritten dan je kunt tellen,’ zei de bananenschil. ‘Dus wind je niet op. Maar ik zie trouwens ook dat je er tamelijk berustend bij ligt. Dat is een goed begin!’
De man had te weinig kracht om te reageren en omstanders dachten dat de bananenschil de man in leven hield door het houden van een soort peptalk, dus lieten ze hen met rust.
‘Toen ik hier voor het eerst lag, was ik best bang,’ vervolgde de bananenschil. ‘Ik schrok vooral van de verkleuring. En de afname van het gehalte aan koolhydraten, natuurlijk. Want het is me wat. Op je gele hoogtepunt zit je op 22,12% en in je bruine nadagen kom je op hooguit 16,60%. Dat is toch geen leven? Onmenselijk, hoor ik collega’s weleens zeggen.’
De man maakte een aanzet om te gaan hyperventileren.
‘Weet je, ik ben nog van de tijd dat bananenschillen geweigerd werden aan de universiteit. Ik wilde vanaf dat ik heel jong was al psychologie studeren. Maar dat kon dus niet. Om toch in de buurt te blijven besloot ik collegedictaten te redigeren. Ik bracht af en toe zelfs veranderingen aan de inhoud aan. De vouwblaadjestherapie is bijvoorbeeld van mij. Je weet wel: bij elke sombere of ‘verkeerde’ gedachte pak je een blaadje dat je opvouwt en op een voor jou vertrouwde plaats bewaart. Aan het einde van de week tel je je opgevouwen blaadjes en daar praat je dan over met je therapeut. En als ik in je ogen kijk zou jij ook wel een imaginair vouwblaadje kunnen gebruiken. Daarom vertel ik je dit. Prachtige therapie, al zeg ik het zelf. En een hele verbetering van de voorloper ervan, de plaatstaaltherapie. Maar ik heb dus nog nooit een letter erkenning voor gekregen! Mensen zien mij als een bananenschil die op de stoep ligt. De diepere ik kennen ze niet. En denk je dat ik om een ambulance kan roepen? Het is geven en nee meneer, dat heb ik inmiddels wel door.’
Een motregen kondigde een niet te onderschatten bui aan en er stopte een ambulance, een meter of tien van het ongeval. Maar liefst drie paramedici stapten uit en snelden op het slachtoffer af.
Stuk voor stuk gleden ze over de bananenschil uit.
‘Ik hou van de geur van regen in de morgen,’ zei de bananenschil. ‘Het ruikt als overwinning.’