Smid Smit stond in de wijde omtrek bekend om zijn ijzeren wil, en precies in het midden daarvan, hier niet ver vandaan, stond zijn smederij, waar hij onder andere niet van echt te onderscheiden authentieke koperen ketels maakte.
Het leven van de smid was goed, tot hij op een dag een akkefietje kreeg met de rijke grootgrondbezitter om de hoek, en eigenlijk was het zelfs een akkefiet. Sommigen zeggen dat het te maken had met het wassen van een varken, en anderen zeggen dat het van doen had met het schillen van een appel, maar hoe dan ook was het een heet ijzer om aan te tasten.
De grootgrondbezitter was een moderne man. Hij geloofde niet in het afhandelen van een geschil met een duel of een iets minder aan voorschriften gebonden blotevuistgevecht. Hij wilde de boel regelen via het gerecht. De smid raapte deze handschoen met rechte rug op, en hij nam zelfs een raadsman in de overmatig gespierde arm.
‘Let op tegen wie je de strijd aangaat en laat gaan, Smit,’ zeiden zijn vrienden.
‘Pas op met wie je vecht en pas je aan, smid,’ zeiden zijn klanten.
Maar de smid was buigzaam als een ijzeren hek. Hij moest en zou zijn gelijk krijgen. Dat men genoemd wordt wat men is, daar is namelijk niet iedereen zomaar van gediend, en de smid hoorde in dezen bij de groep van iedereen.
‘Ik zal meneer de landjesmelker eens een knap staaltje laten zien!’ zei hij, terwijl de grashalm in zijn mond op en neer bewoog.
En toen gebeurde er iets wat hij tot wel drie keer toe tussen neus en lippen door en niet eens zo best articulerend aan de Heilige Maria had gevraagd, maar wat hij ondanks dat toch niet helemaal had verwacht: de rechter gaf hem volop gelijk. Voor de smid was de vreugde echter maar tijdelijk, want zijn winst had er voornamelijk toe geleid dat de tegenpartij in haar eer gekrenkt was. En zo stonden ze, om een totaal ander wissewasje – of in feite was het meer een wissewas – enige tijd later opnieuw voor de rechter. Wederom won de smid. En wederom was de opponent tot op het bot in zijn trots beledigd. Weldra zou een nieuwe bonje (of, om preciezer te zijn, een nieuwe bon) zich aankondigen.
Onderhand was de geldbuidel van de smid aardig leeggeraakt. Raadsmannen doen namelijk niets voor niets. Sterker nog, meestal doen ze niets voor iets, maar dit terzijde. Gelukkigerwijs had de smid alle middelen in huis om edelmetaal te verontreinigen met waardelozer materiaal. Zijn advocaat betaalde hij daarom voortaan met lood om oud ijzer en daar weer een flinterdun laagje zilver omheen. Wie niet rijk is moet smid zijn, immers. Maar liefst drie processen won hij zo van zijn trouwe tegenstander, die er overigens niet bepaald vrolijker op werd.
Gedaan was het bij lange na nog niet, want toen op een gegeven moment de smid geen geld meer had voor rechtsbijstand, en ook geen niet van echt te onderscheiden authentieke koperen ketels meer om de rechter gunstig mee te stemmen, keerde de zaak als een vastbesloten deserteur om.
Ineens verscheen er een glans aan de horizon en de roep van twee ezels steeg op van de velden. De wrokkige landeigenaar strekte zich uit, liet zijn mooie tanden zien, en stortte de smid in een faillissement dat eindigde aan een touw om een dikke wilgentak.