Chairman of the bored (deel 5)

“Shit!” riep Pelle uit. “Mijn kompas is niet opgeladen.”
“Kut!” zei Rick. “Mijn kompas ook niet.”
“Da’s dan mooi klote,” zeiden ze synchroon.
De vrienden gingen allebei zitten en staken een grasspriet in hun mond.
“Het hoeft geen probleem te zijn,” zei Pelle na een tijdje. “Ik heb hier vroeger bij de scouting iets over geleerd. Als je de digitale cijfers van je horloge haaks op de zon zet en je doet daarna iets met een stok of zo dan moet je ook de weg kunnen vinden, zoiets.”
“We kunnen ook wachten tot het nacht is,” zei Rick. “Aan de hand van de Poolster, de Grote Beer en de Kleine Beer kun je ook op een of andere manier je richting bepalen. En de Zwarte Beer geeft altijd precies het noorden aan. Het is alleen jammer dat je ’s nachts de Zwarte Beer nooit kunt zien.”
“Het feit dat jij een verdwaalde kogel bent, geeft jou volgens mij verdomd veel zeggenschap in deze kwestie,” zei Pelle de stijlvorm ironie hanterende.
“Ho, ho, beetje dimmen, hè,” zei Rick wat geagiteerd.
Op dat moment kwam er een Vietnamees langs.
Pelle sprong op.
“Meneer de Vietnamees,” zei Pelle op zijn vriendelijkst. “Mogen wij u wat vragen?”
“Sorry, ik spreek geen Engels,” zei de Vietnamees. “Maar misschien heeft u meer geluk bij de Talibanstrijder die ongeveer veertig meter achter mij loopt. Prettige dag nog!” En de Vietnamees liep fluitend door.
Toen sprong Rick op.
“Eh, meneer de Talibanstrijder,” sprak hij de Talibanstrijder aan. “Mogen wij…”
Toen zei de Talibanstrijder opeens: “Verdomd, Rick! Godverdommese verdwaalde kogel die je er bent. Dat is godverdomme een tijd geleden!”
Rick keek de Talibanstrijder eens goed aan, was heel even stil en zei toen: “Mullah? Ben jij het? Mullah! Jij godverdommese zussenverkrachter. Ik kan het bijna niet geloven. Dat jij nog leeft, man. Ouwe rukkoning!”
“Eh, jullie kennen elkaar?” vroeg Pelle, een beetje in het luchtledige.
“Ja, man. Godverdomme,” zei Rick dolenthousiast. “We hebben heel wat meegemaakt samen!”
“Mooie tijd. Mooie tijd!” zei Mullah.
“En je bent ook geen spat veranderd!” schaterde Rick.
“Nou, nou, wacht even,” zei Mullah en hij stroopte zijn linkermouw op.
“Ok, één spat dan. Maakt het uit?” zei Rick. “Maar wat doe je hier eigenlijk?”
“Nou, ik ging een pak melk kopen,” zei Mullah. “En die melkwinkel ligt blijkbaar ergens in het westen. Maar ik weet niet waar het westen is, dus liep ik naar het noorden, want daar schijnt een winkel te zijn waar ze kompassen verkopen.”
“Weet je wat?” zei Pelle tegen Mullah. “We lopen met je mee. Ik heet trouwens Pelle.”
“Geil!” zei Mullah.

(wordt vervolgd)

Shiner

shine

Heel Nederland zingt: Shine!
De homo’s hebben weer gewonnen. Gordon giert in zijn vuistje.
‘Shine’ betekent in de homokringen namelijk ‘iemand met een keelontsteking in de keel neuken’. (Waarbij dan degene die geneukt wordt de keelontsteking heeft en niet degene die neukt. Laat dit duidelijk zijn.) Ik weet dat omdat ik vroeger ook lessen op school heb gehad in andere volkeren en rassen.
Het is altijd wat met die homo’s. Dan weer moeten ze elkaar infecteren. Dan weer moeten er overal vuisten ingestoken worden. Maar tederheid schijnen ze niet te kennen. Terwijl tederheid juist de deelverzameling van de hetero’s is, als het over seks gaat.
Bij hetero’s is seks iets moois, iets heiligs bijna.
Homo’s zeggen bijvoorbeeld: “Ee, potje ranzig palen?”
Hetero’s zeggen: “Schat, zullen we intens knuffelen en de liefde bedrijven?”
Duidelijk verschil, lijkt me. Dat behoeft geen uitleg.

Er hangt een donkerroze wolk boven het songfestival. Homo’s dreigen in elkaar geslagen te worden tijdens een optocht in de songfestivalperiode. Ik zweer je: als hetero’s in dezelfde tijd een optocht zouden houden zou het alleen maar gezellig zijn. Geen knokpartijen, geen politie, niks. Het ligt dus niet aan de maatschappij dat homo’s klappen krijgen. Ze lokken het zelf uit.
En wat zijn een paar klappen nou? In hun eigen clubs zijn ze alleen maar lomp en respectloos tegen elkaar, maar krijgen ze zelf een keer een gebroken neus en een paar gebroken ellebogen dan moeten ze weer janken.
Weet je wat het is met die homo’s? Ze doen altijd ‘miep miep miep’, maar ze willen geen van allen werkelijk het vrouwtje zijn.

Jan Rap en zijn nieuwe maat

Wat Peter wel het tofste in het leven vond was onzekerheid. Maar dat was hem niet altijd gegeven. Zo ruimde hij laatst zijn boekenkast op en met zijn stomme kop bladerde hij daarbij sommige boeken nog even door. En tot zijn schrik kwam hij erachter dat het boek ‘Dagwerk, Nachtspel’ van Carlo Gébler, waarin hij ook nog – voor toen vast belangrijk – de datum 3 januari 1991 had geschreven, een vertaling uit het Engels was.
“Vandaar dat slechte taalgebruik,” zei Peter heel zachtjes. Hij hoefde niet hard te praten, want hij had het tegen zichzelf en stond toevallig verdomd bij zichzelf in de buurt. “Zeer waarschijnlijk was ik op drie januari 1991 dronken en in Tilburg.”
Tijdens het boekenkastopruimen viel ook een deel van de Dikke van Dale op de grond en open.

Hij las:
dievenherberg (de) dievenhol
En direct daaronder:
dievenhol (het) verblijf, verzamelplaats van dieven

“Zou daar over vergaderd zijn door de woordenboeksamenstellers?” vroeg hij zich af.

Toen las hij, een paar lemma’s verder:
dievenpak (het; g.mv.) gespuis van dieven

“Aha,” mompelde Peter. “Ik had als kind vroeger dus altijd een gespuis van dieven aan tijdens carnaval.”
Peter krabde zijn ballen, zuchtte en zei: “Ik vind de wereld nu even heel moeilijk.”
Hij scheurde de bladzijde (van ‘Dietser’ tot ‘differentiatie’) uit het boek en maakte er een dievenpeer van.
Ondertussen was het een komen en gaan op het station van Jan Rap, maar van zijn dieet zakte zijn broek af.