Kevin de foetus – maandag

Kevin langs bij de buren; de buurtjes gaven een party. De buurman had namelijk een mijlpaal bereikt – en dat al op zijn zevenenvijftigste!
Op de party trof Kevin een kantonrechter en hij vroeg deze enige vragen. Simpele vragen natuurlijk! Op moeilijke vragen zijn kantonrechters niet gebouwd. “Hoe krijg je bessensap uit kleding?” en “Hoeveel poten hebben spinnen?”, dat soort vragen.
“Ee, val die kantonrechter eens niet lastig,” schreeuwde de moeder van Kevin tegen Kevin. “Die moet ik nog pijpen als we geld nodig hebben!”
Respectvol nam Kevin afscheid van de kantonrechter met de woorden: “Ik wist niet dat u een man was”.
Toen Kevins moeder haar poepgat (zelf noemde ze het haar ‘second opinion’) aan werkelijk alle gasten had laten zien, maar ze nog steeds niet voldoende drank genuttigd had, togen Kevin en zijn moeder naar huis.
“Iedereen was bijzonder aardig,” zei Kevin onderweg. “Vorig jaar was het neuker,” zei zijn moeder en viel.

Kevin de foetus – zondag

Vandaag was Kevins vrijwilligersdag; zo stond het in zijn agenda. “Alles moet een keer meegemaakt worden en het maakt daarbij niet precies uit door wie!” was Kevins motto. Maar vandaag vond Kevin de foetus het nodig om eens te gaan collecteren voor een goed doel. En wel voor het goede doel ‘Stichting Mannen Boven De Zestig Die Ook Wel Weer Eens Een Keer Met Een Meid Van Achttien Willen Neuken’ – kortweg SMBDZDOWWEEKMEMVAWN.
Maar voor Kevin bij het eerste huis was om aan te bellen, bedacht hij zich: “Hee, is het niet juist die groep van achttienjarige meiden die in dezen vrijwilligsters moeten zijn en niet ik?” Kevin zag de Nobelprijzen al zijn kant op vliegen met deze gedachte en rende snel naar huis voor papier en potlood.
Na drie minuten had hij een belachelijk secuur uitgewerkt schema over hoe de meisjes van de samenleving tot een bepaalde leeftijd de mannelijke helft zouden kunnen behagen – desnoods tegen betaling.
Vol trots e-mailde Kevin dit plan naar de minister-president. Binnen twintig minuten had Kevin een e-mail terug waarin beschreven dat dat idee al bestond, maar ook met hartelijke groeten en ‘bedankt voor de moeite voor het denken voor de samenleving’.
“Tja, voor mij dus geen vrijwilligerswerk meer,” mompelde Kevin een joint rollende.

Kevin de foetus – zaterdag

Op de beste dag van allemaal tot nu toe besloot Kevin de foetus van oorharen tellen een sport te maken. En niet zomaar een sport, nee: een denksport! Maar waar haal je nu een twee drie oorharen vandaan? Of, als je verder wil tellen, nog meer oorharen?
Kevin zag zijn plan al in duigen vallen en ging zijn te worden knie wrijven. Toen kwam zijn moeder de kamer binnen. “O sorry, ik wist niet dat je aan het masturberen was,” zei ze. “Dat was ik ook niet,” zuchtte Kevin, “maar erg interessant dat je niet wist wat ik niet aan het doen was. Ik moet er mijn filosofenencyclopedie eens op naslaan.”
Snel trok Kevin een stuk of vijf oorharen uit zijn moeders neus. (Kevins moeder bewaarde haar oorharen altijd in haar neus – zie het album ‘Satan is jarig’).
“Maar als je wil dat ik masturbeer, doe ik het uiteraard met plezier,” ging Kevin verder, “Kom lekker naast me zitten en vertel me over de eerste keer dat je een penis in je anus kreeg.”
De moeder van Kevin trok zwijgend naar een andere ruimte. “En dan praat ik nog netjes ook!” schreeuwde Kevin haar na. “Moederliefde is niet meer wat het geweest is!”

Our man in the Netherlands

Holland is a soap, a wonderful but boring soap and therefore it seems cleaner than it actually is. The Dutch themselves know this and their survival intelligence has taught them to consider every countryman a Lying Dutchman. The finger in the dyke is not a metaphor for things coming in; no, it’s to prevent things getting out. The former number one slave traders are trying amazingly hard to be the best student in the classroom. And amazingly often they get away with this. Nederland: it is a country and western. When it moans and complains just let it be. Small country, cute, adorable, lovable. The Germans have always loved their tiny neighbour. The Germans have always had more help from their Dutchmen than they expected. Even then. Yes, there used to be quite a large Jewish community in the business cities of Holland. And nowadays it’s not even worth mentioning. Which is of course typical Dutch. The story goes the Netherlands inhabit more pigs than people. This is not true. The people outrank the pigs by five million. Of these people six percent is muslim. The pigs win, hurray. Every year the Dutch government comes with promises. The date changes every year: it’s the third tuesday in September. The queen does her show this day and even the lousy Dutch soccer must step aside for this event in the media. Of course a lot of these promises are made hoping they will be forgotten. It’s still a democracy and charity is in the eye of the beholder. All kinds of wise men get hired to make up pretty words to conceal the silent inflation. It’s still a democracy, you are allowed to cost money. Not cutting down a tree is more expensive than cutting it down. People in the Netherlands with no jobs can spend their dear time making beautiful banners and go on the streets to jam parts of the economy. This is what is called free speech and it is calculated in the taxes. Everybody pays. I’ll give you the colours of the Dutch flag: smudgy red, grey and smudgy blue. It’s a rainy country. And bothering is no Dutch invention. Say cheese.

“Uw bril, mein Führer”

Waarom staat Nederland er zo slecht voor in de internationale politiek? Waarom ziet onze leider Balkenende er uit als een 12 zloty Poolse pijphoer naast andere leiders? Daar zijn natuurlijk legio antwoorden op te bedenken, maar ik denk dat ik achter de ware toedracht ben. Voor het antwoord op de vraag wil ik je graag meenemen naar een periode die ongeveer op de helft van de Middeleeuwen moet liggen. Zeg maar zo circa 1200 AD. Rond die periode werd namelijk de bril geïntroduceerd in Europa. Niet dat vanaf dat moment de bril een algemeen gebruiksgoed was voor elke bij-/ver-/slechtziende, maar de bril deed in ieder geval zijn intrede. Vanaf dat moment zijn er brildragers geweest en deze zullen zich in eerste instantie vooral in de geleerde en/of hogere klasse van de samenleving hebben bevonden. Een bril bestaat immers uit geslepen glas (de lens of lenzen) en dat moet een prijzige aangelegenheid zijn geweest. In de 18e eeuw werd de moderne bril geïntroduceerd, modern als in: twee glazen met poten.  Tot zover even een korte geschiedenis van de bril. Nu weer even terug naar waar dit verhaal mee begon: de leider. Als we in de geschiedenis kijken welke leiders er zijn geweest die iets van waarde hebben bijgedragen zullen wij constateren dat er onder hen geen zijn die brildragend waren en daar en publique voor uit kwamen. Waarmee ik wil zeggen dat zij zich niet lieten portretteren met bril of bij belangrijke gebeurtenissen hun bril droegen als onderdeel van hun image, iets wat onze huidige premier steevast wél doet.

Laten we ons even beperken tot de afgelopen twee eeuwen. Alle historische figuren van voor 1800 die zich lieten portretteren met een bril (George Washington, Benjamin Franklin en enkele anderen) deden dat in een privésfeer. Het betrof hier dus geen statieportretten, ze deden het alleen om geleerd te lijken. Maar goed, welke leiders hadden er een bril? De Japanse keizer Hirohito droeg altijd een bril. Hij was succesvol in zijn veroveringen in Azië, maar werd in de internationale politiek gezien als de slaaf van Adolf Hitler. Adolf Hitler droeg niet standaard een bril en werd wél serieus genomen. Stalin droeg ook nooit een bril (alleen een leesbril) en werd ook als wereldleider gezien. Zowiezo droeg geen van de Grote Drie die na de Tweede Wereldoorlog de nieuwe wereldorde moest inrichten een bril. George W. Bush dan? Of zijn vader? Beide gevreesde wereldleiders, maar ook zij droegen geen bril. Khadaffi? Die draagt wel een bril, maar is dan weer geen echte leider. Saddam Hoessein werd nooit geportretteerd met bril.  Kim Yung Il, wel geportretteerd met bril, maar weer een kneus. Vorsten (als in: échte vorsten, geen Pieter van Vollenhovens) worden nooit geportretteerd met bril, behalve de koning van Thailand, maar dat is een Aziaat en die tellen eigenlijk niet mee in de wereldpolitiek. Behalve dan misschien de Chinezen ,maar die dragen ook niet zoveel brillen meer als we van ze gewend zijn. Sla maar een willekeurige Kuifje open (bij voorkeur Kuifje en de blauwe lotus) en je zal zien dat bijna alle Chinezen een bril droegen. Ghandi droeg een bril maar was dan weer geen staatshoofd. Robert Mugabe draagt een bril, maar is dan weer een dictator en wordt, evenals Khadaffi en Kim Yung Il niet serieus genomen. Waren er misschien Europese leiders met een bril de afgelopen eeuwen? Het antwoord luidt: neen. En als er al waren die een bril hadden dan droegen ze die niet als onderdeel van hun imago. John Major (Engelse premier van 1990 tot 1997) droeg een bril maar was een slappe zak. Margaret Thatcher daarentegen werd de “Iron Lady” genoemd en droeg geen bril. Sterker nog, vanaf de achtiende eeuw tot nu zijn er slechts twee Engelse premiers geweest die een bril droegen. Dit geldt ook voor Amerikaanse presidenten. Het aantal brildragers onder hen (de teller staat nu op 44) valt op één hand te tellen. De enige Duitse Bondskanselier ooit  die een bril droeg was Helmut Kohl en daarmee hebben we eigenlijk meteen een unicum te pakken. Kohl was een vent die serieus werd genomen én brildragend was. Wellicht dat zonder de val van de Berlijnse Muur Kohl niks voorstelde, maar het is nou eenmaal niet anders. Voor de rest dragen echte wereldleiders geen bril. Nooit, never. Het is dus niet verbazingwekkend dat onze premier niet serieus genomen wordt en dat het ook erg moeilijk is om dat wel te doen. De twee belangrijkste Franse staatshoofden van de 20e eeuw droegen ook geen bril (Mitterand en De Gaulle). Kemal Ata Turk droeg ook geen bril. Mussolini,géén bril. Franco, niet brildragend. De enige brildragende ‘leiders’ zijn figuren die aan het hoofd staan van bananenrepubliekjes, dictaturen (en dan betreft het vaak een zonnebril), vage Balkanlanden en nietszeggende staatjes zoals België (DeHaene).

Echt, bijna alle leiders van enige betekenis dragen geen bril.

Conclusie: leiders van landen die er toe doen in de wereld dragen geen bril. Zij die dat wel doen zullen nooit serieus genomen worden en schoothondjes blijven. Om ons, Nederland, weer op de wereldpolitieke kaart te krijgen moeten we de volgende keer een premier hebben zonder bril. Anders wordt het weer niks…

旨味 (u-ma-mi)

De eerste keer dat ik een mondegreen ervoer, ik moet zo’n twaalf jaar zijn geweest, was met het nummer Mamy Blue van de welbekende Pop Tops. Het heerlijk ontspannende, doch met soul doorleefde, melodietje dat de prachtige zoetgevooisde stemmen van de bandleden op authentieke wijze begeleidt, brengt me keer op keer weer in vervoering. Naar teksten luisteren doe ik eigenlijk nooit, het gaat me om het geheel. Het moet lekker klinken, daar gaat het om. De tekst leer je vanzelf zolang je het onderhavige nummer maar goed genoeg vindt om het nog eens te luisteren. Dat is een onbewust iteratief proces. Dat weet iedereen. Echter, over het lied van die guitige Top Pops in kwestie ben ik nog niet klaar. Dus ter zake.

Mijn allereerste mondegreenervaring ontstond dus naar aanleiding van dat lied. Het heerlijk opbeurende liedje over een jongen die met zijn gloednieuwe Chevrolet impala door de straten van New Orleans rijdt en daar veel verschillende mensen van diverse pluimage tegenkomt met wie hij de meest uiteenlopende en doldwaze avonturen beleeft. Als hij thuiskomt wil hij alles aan zijn moeder vertellen maar zijn moeder is te druk met het uitkoken van varkensbeenderen, vandaar de titel. Het refrein -prachtig, volkomen, onbetwistbaar en vooral complex in zijn eenvoud- is een exponent van de titel: Oh / Mamy / oh / Mamy – Mamy – blue / oh / Mamy – Blue.

Op mijn twaalfde (ik kan iets ouder maar ook iets jonger zijn geweest) kreeg ik de keiharde feiten onder mijn olfactorisch orgaan gedrukt. Ik was mijn eigen interpretatie aan het meezingen toen ik het nummer op Youtube voorbij zag komen. Een toevallig net binnengeslopen inbreker hoorde me meezingen en vroeg prompt: “Zing jij nou umami?”

“Ja,” zei ik. “Ze zingen Oh / Mamy / Umami – Umami  – blue / oh / Mamy – Blue.

“Nee joh. Het is Oh / Mamy / oh / Mamy – Mamy – blue / oh / Mamy – Blue, ” zei de inbreker met een zekere overtuiging die mij aan het twijfelen deed brengen.

“Maar ze refereren toch aan de in 1908 door de Japanse professor Kikunae Ikeda ontdekte nieuwe vijfde basissmaak genaamd 旨味?”

“Je bedoelt u-ma-mi?” vroeg de inbreker.

“Ja dat zeg ik,” zei ik.

“Nee, daar wordt met geen woord over gerept.”

“Weet je het zeker?”

“Zo zeker als reetleer. Helaas jongen, ” was de van een sympathieke blik vergezelde reactie van de inbreker, die -zoals op zijn naambordje was af te lezen- overigens Geert Jan heette (wat een hele sympathieke naam is). Hij kon, zo dacht ik, best wel eens gelijk hebben. Het slaat natuurlijk nergens op om met je moeder over umami te gaan beginnen. Niet dat ik niet van een stukje gerijpte kaas hou, laat daar geen misverstand over bestaan, maar het is nou ook weer niet heel erg gangbaar om ineens Oh moeder Umami te gaan roepen als je net in de stad allerlei avonturen hebt beleefd die in feite niets met smaakbeleving te maken hebben. Al moet ik wel zeggen dat het refrein, waarin de eenarmige crackhoer Polly de hoofdpersoon in kwestie pijpt en hem minitieus de smaak van zijn lid beschrijft, me wel heel erg deed denken aan de smaak die ook aan umami wordt toegedicht.

Het lied ging ondertussen gewoon verder op Youtube en toen ik bij de laatste refreinen de tekst op correcte wijze kon meezingen, arriveerde de politie. Het bleek dat de inbreker op het verkeerde adres was beland (hij moest twee deuren verderop zijn) waardoor de hele zaak met een sisser afliep.

zelfportret (maart 2009)

mij kun je niet eens klei
meer noemen
verdroogd, verhard, verzadeld

de krokussen wenden zich af
de jus d’orange wordt zuur
met klonten
en konten zien in mij
wc-papier

ik zie mezelf in blik
dicht, doe me
vergeten, verlopen, veraderd

de heilkwissen straffen mij af
dan nu mijn dansje met vuur
in rondten
en bonter zelfs was ik
de troebadoer

Chairman of the bored (deel 3)

“Hoorde je wel wat ik zei?” zei Rick.
“Jawel, jawel, het een of ander vond jij of ik te pas of te onpas schier onmogelijk, of zoiets,” antwoordde Pelle.
“Wat heeft Dick Passchier er nou mee te maken?”
“Was die nie’ diegene die die spelshow presenteerde?”
“Welke Dinie? Waar heb je het over?”
“Hij had een eng seksistische uitstraling, maar hij was wel eerlijk.”
“Erik, Erik, Erik wie? Wacht even, wacht even!” schreeuwde Rick zich helemaal kogelrond. “Time out! Time out! Ik ben serieus van mening dat we ergens suiker moeten scoren. Het gaat anders niet goed zo.”
“Je hebt gelijk,” zei Pelle een beetje verveeld. “Ik denk dat we maar eens in een stad een winkel op moeten zoeken. Niet ver terug zag ik een bordje ‘Piemeledam 30 cm’, dus we moeten er zo zijn.”

Enige tijd later arriveerden de twee vrienden in het centrum van Piemeledam. Naar een suikerwinkel hoefden ze niet lang te zoeken. Op de markt van Piemeledam stond een marskramer zijn waar aan te prijzen.

“Dames en heren,” riep de marskramer, “u kende al sacharose, onze bekende tafelsuiker. U kende al glucose, oftewel druivensuiker. Ik noem een fructose, een ribose, een mannose. Ik kan er talloze opnoemen. Maar wist u dat deze suikers allemaal zo giftig zijn als een tierelier? Ik zweer het u. Ik ben er al drie kinderen, vijf vrouwen en zeven tanden door verloren!”
“Hee, dat zijn priemgetallen!” stootte Rick Pelle aan.
“Maar nu, dames en heren,” ging de marskramer verder, “is er een nieuwe sacharide op de markt. Een suiker zo zuiver en veilig dat deze alle andere suikers doet verbleken!”
De marskramer hield een glazen pot met een wit kristallijn poeder boven zijn hoofd en vervolgde: “Dames en heren, ik presenteer u: tuberculose!”
“Oooooh,” klonk het in de menigte.
Om de aandacht van potentiële kopers niet kwijt te raken ging de marskramer snel door met zijn verkooppraatje. “Op je brood of in je thee. Je kunt het zo gek niet bedenken of tuberculose maakt er wel een feest van! Het ziet er niet alleen mooi uit, maar is nog lekker en bovendien voedzaam ook. En, beste mensen, tuberculose is prachtig om cadeau te geven!”
“Ik denk dat we maar een kilo of zo moeten kopen,” zei Pelle tegen Rick.
“Je leest mijn gedachten,” zei Rick.

Pelle en Rick gingen in de rij staan.
“Hmmmm, smaakt naar kip!” hoorden ze iemand voor hen zeggen.

(wordt vervolgd)

Dialoog 3: Sportviswinkelverkoper en klant

Visscher

Sportviswinkelverkoper: Goedemorgen meneer.

Klant: Goedemorgen sportviswinkelverkoper.

Sportviswinkelverkoper: Waarmee kan ik u van dienst zijn?

Klant: Nou, ik was vorige week op Aruba, overigens mijn zestiende vistrip dit jaar, om Bultkop Papgaaivissen, ook wel Bolbometopon muricatum genoemd, te vissen. Maar toen ik er één aan de haak sloeg brak mijn SHIMANO Tiagra XTR-A Stand-Up in tweëen. Die beesten zijn immers tegen de 50 kilo en dat kon deze hengel blijkbaar niet aan. Ik zou dus graag een nieuwe hengel willen hebben en een nieuw molentje want de SPRO Accurate Twinspin TS30 was ook al doorgeroest.

Sportviswinkelverkoper: Zo, dat is niet zo mooi. Ik hoop dat het weer wel een beetje mee zat?

Klant: Ach, het stormde, maar dat maakt me niet zo veel uit. Ik heb namelijk waanzinnig veel viservaring weet u. Afgelopen jaar ben ik zesentachtig keer weggeweest naar alle uithoeken van deze planeet. Ik heb onder de meest barre weersomstandigheden gevist en kan zelfs in een orkaan nog grote vissen vangen, mits ik een goede hengel heb natuurlijk, hahahaha.

Sportviswinkelverkoper: Dat is inderdaad wel belangrijk, ja. Heeft u al iets op het oog?

Klant: Ja, ik zou graag de Tiagra XTR-A Trolling zien.

Sportviswinkelverkoper: Dat is een goede keuze, ik ga hem even voor u halen, één moment.

Klant: Oke. Kunt u gelijk een Dendou-Maruf-molentje voor me meenemen?

Sportviswinkelverkoper: Goh, nog zo’n uitstekende keuze. U heeft er echt verstand van hè?

Klant: Meneer, ik vis al mijn hele leven en mijn familie bestaat al sinds de 14e eeuw uit vislieden. Het zit mij in het bloed, zo gezegd.

Sportviswinkelverkoper: Ach vandaar. Ik ben zo terug.

(even later)

Sportviswinkelverkoper: Zo, kijkt u eens meneer.

Klant: Schitterend! Wat kost dat?

Sportviswinkelverkoper: Dat komt totaal op € 1345,95 meneer.

Klant: Oke, kan ik pinnen? Ik moet van mijn loon af dat ik afgelopen maand op de Noordelijke IJszee bij elkaar heb gevist.

Sportviswinkelverkoper: Gaat uw gang.

Klant: Overmorgen ga ik op de Stille Oceaan steenvissen vissen en de week erna ben ik te vinden op het Aralmeer, of wat daar nog van over is. De Euraziatische binnenmeren staan bekend om hun heerlijke vissoorten. Overigens is het onder het ijs van de Noordpool ook goed vissen hoor, alleen is het daar wel ijzig koud!

Sportviswinkelverkoper: Ja, dat kunt u verwachten, hè. Kan ik anders nog iets voor u betekenen?

Klant: Nee, dank u. Dit was het wel eventjes. Anders komt u binnenkort een keer bij mij langs om mijn driehonderdeenenveertig fotoalbums  van mijn visavonturen te bekijken?

Sportviswinkelverkoper: Nou graag!

Klant: Fijn zo, dan kunt gelijk mijn gigantische zeevissenaquarium zien met vijfennegentig zelf bijeen geviste dieren bekijken. Weet u trouwens wat ook een fijne zeedierensoort is om op te vissen?

Sportviswinkelverkoper: Nee?

Klant: Mossels!

Chairman of the bored (deel 2)

De juiste mengverhouding vinden was nogal moeilijk als je alleen maar met priemgetallen mocht werken. Na veel passen en meten (de mengverhouding van water was overigens sneller gevonden: 1 deel zuurstof op 2 delen waterstof) verdeelden onze helden zich in twee kampen. Het ene kamp, met Pelle als aanvoerder, vond de mengverhouding 2:11 het beste. Het andere kamp, met Rick als aanvoerder, ging voor de verhouding 2:13. De boerin was de jury.

“Ik vind ze allebei even goed!” zei de boerin.  “Jullie zijn allebei winnaar.”

Een uiterst onbevredigend antwoord voor beiden. Ze hadden allebei immers de vurige wens om de exclusieve winnaar te zijn. Goed beschouwd, het ging om een potje wie het beste aanmaaklimonade kon aanmaken maar ook minder serieuze dingen kun je heel serieus nemen.

Uit fanatisme besloten Pelle en Rick de boerin daarom maar om te brengen. Van haar huid werd een prachtige lederen rugzak gemaakt, er was zelfs genoeg huid om er een speciaal vakje voor een mobiele telefoon van te maken. Een pracht van een rugzak die, en dat was nog wel het allermooiste, geen enkele allergische reactie bij Rick opwekte. Rick was werkelijk dolgelukkig met zijn rugzak. Precies op ooghoogte had Pelle de boerinnenanus verwerkt waardoor Rick vanuit de rugzak de hele wereld kon aanschouwen. Al knabbelend op een stukje boerinnespek liet hij zo de wereld aan zich voorbij trekken.

“Volgens mij hebben we iets verkeerd gedaan, ” zei Rick opeens.

“Hoezo?” vroeg Pelle geïnteressseerd.

“Nou, ik bedenk me dat één helemaal geen priemgetal is en dat water hebben we in een 1:2 verhouding gemaakt. Henri Lebesgue mocht het misschien dan nog wel als een priemgetal zien, maar dat was in 1899 en die tijden zijn veranderd. Een beetje priemgetal is tegenwoordig wel meer dan één.”

“Schiet mij maar lek, ” zei Pelle.

“Zonder pistool is dat voor een arme verdwaalde kogel als ik schier onmogelijk.”

“Dat is waar ook,” zei Pelle enigszins afwezig.

(wordt vervolgd)