Genetische Marsupilami


“Never a dull century,” zei God.
God moest lachen en lachte: “Ja, dat zeg je goed, al versta ik geen buitenlands.”
Intussen was God erbij komen zitten. Hij stak een sigaret op en God vroeg of hij er ook een mocht.
God en God onderbraken hun boeiende gesprek en riepen vanaf de overkant naar God: “Hee, was jij niet gestopt met roken?”
“Nee hoor,” antwoordde God. “Ik ben dirk-poep-in-’t-handje niet! Ik stop wel als ik dood ben. Het is alleen dat ik niet meer bij de sigarettenwinkel op de hoek kom.”
“Waarom is dat dan?” vroeg God, terwijl hij opkeek van zijn boek.
“Ik ben nou eenmaal bang om verkracht te worden,” zei God. “Maar wat zit je me raar aan te kijken, man?”
“Heb je het tegen mij?” vroeg God.
“Ja, drolflap, heb ik iets van je aan of zo?”
“Eh, nee.”
“Mooi!”
“Ik wilde alleen weten of je me misschien zou kunnen helpen.”
“Altijd!”
“Kun je misschien even mijn schoenen uittrekken?”
“Hoe kan ik nou jouw schoenen uittrekken als ik die niet aanheb?”
De sfeer was als een mes. En messen zijn om te snijden.

Daar kwam God aanlopen en dat was maar goed ook want God kon dingen altijd goed sussen en iedereen wist dat er niet veel voor nodig was om God door het lint te laten gaan en het was al zo goed als veel.
“Het is maar goed dat ik aan kom lopen,” zei God. “Ik voel dat het uit de hand en spuigaten loopt. Wat is er precies aan de knikker?”
“Nou, hij begon,” zei God.
“Wat heb ik ermee te maken?” zei God verontwaardigd.
“Ik bedoel jou niet,” zei God. “Ik bedoel God.”
“Ja maar hij zat met een oog naar mij te kijken en zo,” zei God. “En tevens naar en zo.”
“Doe eens lekker normaal, man!” bulderde God.
“Nee, jij ziet er tof uit!” schreeuwde God.
“Sus, sus!” zei God, met bedarende gebaren. “We zijn hier niet alleen en we zullen het allemaal zowel samen als met elkaar moeten rotten. Zo meteen komt God met de pizza’s en dan moeten we natuurlijk ook elkaar een stukje van onze pizza gunnen.”
God en God keken elkaar eventjes zwijgend en precies even schuldig aan. Toen gaf God God een hand en God deed hetzelfde. Terwijl ze dat deden vulde de ruimte zich met de geur van pizza’s met extra veel pizzageur.
God liet de pizzadozen bijna uit zijn handen vallen en God stortte zich op de pizza’s.

“Voor wie was de Pizza Quattro Formaggi?” riep God.
“Yo! Hiero!” schreeuwde God vanaf de wc. “Wacht even. Hoeveel kazen zijn het eigenlijk?”
“Gorgonzola, mozzarella, pecorino en taleggio,” zei God, terwijl hij de laatste hand legde aan het repareren van de klink van de wc-deur.
“Nee, dat er gorgonzola op zit en tevens mozzarella, pecorino en taleggio weet ik wel. Dat vroeg ik ook niet. Mijn vraag was hóeveel kazen het zijn!”
“Vier!” riepen God, God en God tegelijkertijd. God, God, God en God ook.
“Drie!” riep God, maar God, God en God ook. En God, God en God trouwens ook.
“Nee, vier!” riep God.
“Nee, drie!” riep God.
Zo ging het door tot de pizza’s koud werden.
“Maar vier is in ieder geval ook drie,” zei God toen ineens zachtjes en slim.
God moest lachen en iedereen lachte met hem mee.
“Jij hebt gelijk,” zei God tegen God.
“Nee, jij hebt gelijk!” zei God tegen God.
“Nee, jij hebt gelijk!” zei God tegen God.
“Nee, jij hebt gelijk!” zei God tegen God.
“Nee, jij hebt gelijk!” zei God tegen God.
“Nee, jij hebt gelijk!” zei God tegen God.
“Nee, jij hebt gelijk!” zei God tegen God.
“Nee, jij hebt gelijk!” zei God tegen God.
“Nee, jij hebt gelijk!” zei God tegen God.
“Nee, jij hebt gelijk!” zei God tegen God.
“Nee, jij hebt gelijk!” zei God tegen God.
“Nee, jij hebt gelijk!” zei God tegen God.
“Nee, jij hebt gelijk!” zei God tegen God.

Op de kraakzolder werd alles kraakhelder


De tijden dat Frits Pauw op een willekeurige zomerdag zijn dealers een exemplaar van Sun Tzu’s Winnen Zonder Strijd cadeau gaf liggen ver achter hem. Misschien had hij meer dan twee boeken op voorraad moeten nemen, maar misschien had hij ook gewoon te veel dealers. Enfin, de kwestie speelt niet meer.
Toen bleek dat hij zijn sigaret helemaal verkeerd vasthield heeft hij nog drie jaar geprobeerd om de goede greep aan te leren. Tevergeefs. En hij stopte er toen maar mee. Met pijn in zijn hart nam hij afscheid van zijn cardioloog. Maar Frits zou niet Frits heten als hij geen Frits heette en hij stortte zich vol overgave en al overgevend op een volgend project en dat had alles te maken met spreadsheets. Frits ging met spreadsheets naar bed en hij stond ermee op.

De vrienden van Frits konden geen samenzijn met hem meemaken zonder dat hij het over matrices of over matrixen had. Toen MS Office Excel 2007 uitkwam lukte het Frits om 1.048.331 van de 1.048.576 rijen te tellen en zelfs 16.381 van de 16.384 kolommen! Ja, Frits kon blind over rekenbladen dromen zonder met zijn ogen te knipperen.

Velen zullen het dan ook niet verwonderend vinden dat Frits het na verloop van tijd schopte tot Excel-inspecteur. En wel bij het gerenommeerde keuringsinstituut KIWA! Eerst was hij nog gewoon Excel-instructeur, maar al gauw bleek dat hij weinig geduld had. Hij had namelijk nogal dunne schijt aan mensen met een luie en afwachtende Lotus-1-2-3-houding. En afwezig zijn tijdens de lesmomenten dat hij dingen voor moest doen daar deed hij alles voor. Al met al was hij keurig geknipt als inspecteur annex controleur annex verificateur.

Veel mensen krijgen een verkeerd, bevooroordeeld beeld als ze voor de eerste keer van het begrip Excel-inspecteur horen. Maar een Excel-inspecteur is allerminst zomaar een inspecteur annex controleur annex verificateur. En dat komt natuurlijk omdat iedereen weet dat een inspecteur doorgaans hetzelfde kan als vijftien en een halve kilo gemiddelde aardappels na precies drie maanden VMBO. (Let wel, ik heb het hier over gemiddelde aardappels!) Maar een Excel-inspecteur kan meer. Een Excel-inspecteur moet namelijk kunnen rekenen!
Ach, dat het vak zo ontzettend veel onbekendheid geniet kunnen we natuurlijk niemand kwalijk nemen. Het is ook een betrekkelijk nieuw vak. Maar daar komt verandering in. Binnen nu en twee, drie jaar heeft elke ondernemer een brief in de bus gekregen dat zijn spreadsheetsoftware geijkt dient te worden. Nou ja, elke ondernemer… Alleen ondernemers die weleens met een rekenblad te maken hebben, natuurlijk.
Dat ijken van Excel (en andere spreadsheets) is geen flauwekul. Het is niet alleen in het leven geroepen om de overheid of stalinistische takken daarvan aan geld te helpen. Nee hoor! Spreadsheets ijken is van levensbelang. Daarom is het goed dat Frits vandaag of morgen ook bij u aan de deur komt.

En de mensen die denken dat ze hun eigen Excel wel kunnen ijken die kunnen beter nog een ritje op de koude kermis maken. Het is zeker niet een beetje 1 en 2 invullen en dan kijken of de ‘intelligent cell recomputation’ in de derde cel ook echt 3 neerzet. Daar zijn heuse tabellen voor en zo! Tabellen met reeksen. Reeksen met getallen, maar ook met cijfers. Allemaal complex en zo en nog niet eens chronologisch of alfabetisch.
Technisch verhaaltje misschien, maar het is niet anders. En meer ga ik ook niet verklappen. Morgen komt Frits namelijk mijn groen met witte icoontje aanklikken. Rataplan, ratado, ratacheck, rata-act.

Spinnewielboemerangjojo


Als vertegenwoordiger van bankproducten kom ik graag bij de bankiers thuis. Ik weet alleen niet waar ze wonen. Daarom ben ik genoodzaakt de banken te bezoeken. Waar de bankiers elke dag keihard en met gevaar voor eigen leven werken, dus.

Uiteraard heb ik alleen maar opzichzelfstaande producten in de aanbieding en ik geloof niet in branchevreemd, wat anderen ook mogen zeggen.
Nou moet ik wel zeggen dat ze voorzichtiger zijn geworden, die bankiers. Een paar jaar geleden kon ik gewoon opschrijven wat ik wilde, maar tegenwoordig gaan ze eerst kijken of ze misschien nog voorraad hebben.

Ergens kan ik dat die financiële rakkers ook niet kwalijk nemen. Die weten namelijk inmiddels wel van wanten! Want neem nou onze Sliep Uit Plus Hypotheek, ons topproduct van rond de millenniumwisseling. Op een gegeven moment raakte die handelswaar in het slop. Cash cow beetje dood zelfs.
Maar weet je wat ze deden bij ons bij de marketing? Gewoon nieuwe verpakking erom. Nieuw, fris naampje: Sneu Kwadraat Krediet. Hadden die bankmensen nog nooit van gehoord. Meteen bestellen dus. Terwijl ze er nog zeker zeventien op de plank hadden liggen, wist ik. Mooie tijden!

Nee, vandaag de dag is het allemaal anders. Het is bar. En wij, de vertegenwoordigers van financiële producten, zijn een vergeten groep. Nu die banken die rotzooi van ons niet meer kwijt kunnen, willen ze die rotzooi ook niet meer van ons afnemen. Maar ik heb wel een seksverslaving, een gokverslaving en een cocaïneverslaving te voeden!

Dus wat ga je doen? Je gaat specialiseren. En ik heb daar een prachtproduct voor: de schuldbelegging! Ik ga dan bijvoorbeeld de Rabo binnen en dan vertel ik dat ze met mijn heerlijke schuldbeleggingspakket hun schuld door bijvoorbeeld de ING kunnen laten beleggen. En met de beleggingskennis, -ervaring en -kunst van de ING wordt die schuld dan vanzelf in rap tempo een stuk minder. Hetzelfde verhaal vertel ik bijvoorbeeld bij de ING, maar dan andersom. Alle banken komen aan bod. Twee van mijn drie verslavingen heb ik daarmee safe.

Zoals ik al zei bestaan er voor mij geen branchevreemde producten. Aan elke broek is wel een mouw te passen, zeg ik altijd maar. En daarom heb ik sinds kort ook de zogenaamde ‘schrijfcijfers’ in mijn portfolio: een manier om cijfers voortaan aan elkaar vast te schrijven. De wereld wordt er efficiënter en overzichtelijker van.
Schrijfcijfers zijn gezond. Ze gaan lang mee. Ze verharen niet. Maken geen vlekken. Hebben amper een calorie van betekenis.
En ze bieden banken weer een leuke afleiding. Pun intended.

Vies aan de haak


Door omstandigheden ging ik vandaag pas van start met de grote voorjaarsschoonmaak. Dat komt onder andere omdat mijn verjaardag zo ontzettend lang geduurd heeft. Al mijn vrienden hebben blijkbaar moeite met het lezen van een kalender. Dat is modern, zegt men.

Voor mijn schoonmaakwerkzaamheden heb ik eigenlijk ook altijd een slaaf over de vloer, maar zijn ketting was vandaag kapot en zonder fiets is die gast aan zijn huis gekluisterd. Vroeger kende ik ook nog wel vrouwvolk dat deze bezigheden voor mij kon doen. En tja, je wordt dan ouder en je vergeet hoe die entiteiten te porren zijn. Stukje attent zijn, eigenlijk. Verruild voor gemakzucht. Als jonge vent had ik bijvoorbeeld altijd mijn neukkleren bij me. Je weet maar nooit. Je komt ergens. Ineens gaat iedereen neuken. Het is dan erg slordig als je je spullen niet bij je hebt. Op den duur vergeet je die dus wel. En vrouwen merken dat. Die vinden dat dan weer niet aantrekkelijk. En ze komen niet meer thuis bij je schoonmaken. Zo werkt dat.

Enfin, ik moest dus in mijn eentje mijn eigen nest opruimen. Een lesje in nederigheid. Kan ik mooi anderen – die nooit ellende meegemaakt hebben, uiteraard – mee lastigvallen. En weer een reden om niet meer aan goede doelen te hoeven geven.

Mijn kuiswerk begon ik met het allerbelangrijkste: de koelvriescombinatie. En toen ik al mijn smaken roomijs strategisch had geordend in de vriezer, was ik moe. Bovendien werd het tijd om eens de blote anus naar de binnenkant van de toiletpot te laten kijken.

Ik noem het kleinste kamertje in mijn huis altijd het kleinste kamertje. Gewoon omdat het leuk klinkt, maar het toeval wil dat het ook het kleinste kamertje van mijn huis is. Voor een hobbybinnenhuisarchitect als ik zijn kleine kamertjes nooit bijster interessant. Maar toen ik daar enthousiast schijtend zat rond te kijken vanochtend kreeg ik een subliem idee voor een verbouwing: er passen godverdomme best twee wc’s boven elkaar! Eindelijk iets zinvols met die loze ruimte! En dan natuurlijk gewoon met een laddertje. Ik ben ook weer niet helemaal geflipflapperd. Ik zou een beetje dirk-poep-in-’t-handje zijn als ik een lift in mijn toiletruimte zou zetten, zeg! Buiten het feit dat het hok gewoon te klein is, kost het ook zaadzakken met geld. Vier keer per jaar zo’n door de overheid opgedrongen instituut dat de veiligheid en de kwaliteit van de lift in je meest private ruimte komt testen, daar heb ik gewoon geen enkele lengtemaat zin in. Ze poetsen een moer, plakken een sticker en drukken een factuur in je nek. Bedankt, nee, dus!

Nou zullen de mensen wel weer zeggen dat ik niet helemaal jofel ben. “Twee wc’s boven elkaar en geen lift. Hoe kom je erop!?”
Ik moet dan altijd denken aan Tolkien en zijn tante toen hij haar de eerste versie van The Hobbit liet lezen. Er klopte namelijk niks van volgens zijn tante. Pure onzin was het. Volgens haar zou zoiets nooit kunnen gebeuren. Haar professionele mening was dat Tolkien al die flauwekul gewoon verzonnen had.
Het is maar goed dat Tolkien doof was, anders was de wereld nou niet volgebaggerd met die klotefantasyverhalen en hadden we veel minder gespreksstof voor de jonge meisjes in de disco.

Ik wil mezelf uiteraard niet vergelijken met Tolkien. Tolkien had de ballen verstand van wc’s.

Hij die vocht met water


Tegenwoordig doet Ray Manzarek totaal andere dingen.
Hij is inmiddels 81, maar dat kun je niet aan hem zien, omdat hij altijd achter een krant of een muur of zo zit. Iemand heeft wel ooit gezien dat hij afgevallen was. Hij stond toen achter een boom. Een berk of een spar.

De meesten van ons zullen hem voornamelijk kennen als de goeroe die de megagrafiek (waarmee je verschillende grafieken met elkaar kan vergelijken) bedacht, maar Manzarek had en heeft tal van andere kwaliteiten.
De dag dat de Thaihandel in elkaar stortte had het schaap met vijf duizendpoten, zoals Ray graag wordt genoemd, zijn schaapjes al ruim op het droge en stortte hij zich op de discussie rond de opkomende ‘social media’. In talloze talkshows blaatte hij over zijn vergelijking met autobezit: “Iedereen die een auto aanschaft gewoon om naar te kijken en niets anders wordt in deze wereld voor gek verklaard. Met de social media is het zo goed als la même histoire. Maak je een twitter- of een facebookaccount aan en je doet er verder niks mee, dan ben je eigenlijk een flapdrol. Met deze nieuwe media worden in onze samenleving de creatievelingen en degenen die blijkbaar iets te melden hebben eindelijk eens gescheiden van de dode, nitwitterige massa. Niet alles is voor iedereen bedoeld! Het verschil tussen verzamelwoede van auto’s en social media is dat autobezit an sich geen vaardigheidstest is!”
Het maken van vrienden is nooit Manzareks sterkste punt geweest. Iets wat Theo Hiddema overigens glashard zal ontkennen als hij door Manzarek zou worden ingehuurd.

Ray Manzarek zou Ray Manzarek niet zijn als hij bijvoorbeeld Bert Bargboer zou zijn, maar ook als hij niet – toen hij eenmaal voor geen enkele talkshow meer werd uitgenodigd (zelfs DWDD niet!) – met een nieuw bedenksel op de proppen kwam. Vervoer werd zijn thema. Specifieker nog: personenvervoer. Ray ontdekte namelijk op de een of andere manier dat de mens grotendeels uit water bestaat. En natuurlijk zijn niet alle mensen hetzelfde. Baby’s zijn bijna een en al water en bejaarden kennen ten opzichte van baby’s nogal wat vochtverlies. Vrouwen zijn over het algemeen ook minder vochtig dan mannen. Maar gemiddeld bevat de mens wel zo’n – geef um een slinger – 70% water.

Ray verwerkte deze kennis en integreerde deze in het vervoersprobleem dat we tegenwoordig op ons dak hebben. Stel nou, dacht Ray, dat de mens zijn volume zou kunnen terugbrengen tot zo’n 30%, dan kan hij veel compacter reizen!
Water onttrekken op zeg maar Schiphol en het dan weer toevoegen op bijvoorbeeld John F. Kennedy International Airport. In Amerika hebben ze namelijk ook water!
Reizen zou gewoon zo goedkoop worden dat je het voor je lol gaat doen…

Hoe daar is Manzarek nog niet helemaal uit, maar als hij een knoop doorhakt, dan maakt hij meestal iets los. Reken maar.

Demingfiguren, zolang ze maar een cirkel zijn


Op veler verzoek wil ik hier kort nog een keer uiteenzetten hoe de Nederlandse bureaucratische systematiek eigenlijk in zijn werk gaat. Er is grof gezegd godverdomme sprake van ‘input’ en van ‘output’. Wat die input is doet eigenlijk niet ter zake, wat die output is nog veel minder. Het gaat er enkel en alleen om dát er input is en dát er output is. Daarbij moet door de controleur de input wel als input herkend kunnen worden en de output als output.

We kunnen hier extrapoleren dat het belangrijkste feitelijk is om te weten welke cursusjes de bewuste controleur gevolgd heeft. Googel dan nog even naar het bijbehorende jargon en de kanarie kan zijn gele jas weer aan!

Hieronder de vereenvoudigde standaard.

Opdrachten:
A) 4 + 3 = … ?
B) 5 + 8 = … ?
C) 9 + 6 = … ?

Antwoorden:
A) 10
B) 100
C) 1000

Commentaar na controle:
Goed gedaan! Alles is ingevuld!

Variabel PI-adres


Het was rokerig in het kantoor van Walter Szczepañski, privédetective. Het raam stond half open en de geur van verse gumbo kwam gemengd met de klanken van in slaap gevallen blues tot Walter, terwijl hij aan zijn bureau zijn blaffer aan het schoonmaken was. Ruim een maand was het geleden dat hij die in de snufferd van een goochemerd had gehouden om te vragen waar de poet was. (Het kostte toen enig geduld en een Bargoens woordenboek – oude editie – om een antwoord te krijgen.)
Ja, de zaken gingen slecht en hij had al te lang geen echte zaak meer gehad, maar als er niemand in de buurt is stel je geen vragen.

En toen kwam zij. Eerst nog als een vlek op het matte glas van de deur van zijn agentuur, maar op het moment dat zij in de deuropening stond was het duidelijk dat ze onder andere twee benen had. Verder zag ze eruit als een dame over wie Barry Manilow vergeten was een lied te schrijven.

Ze sprak.
“Meneer Stkp…pansiki?”
“Szczepañski!”
“Schzepek…”
“Szczepañski. Zeg maar Walter.”
“U moet me helpen!” zei de lady, snakkend naar adem, en ze barstte in snikken uit.

Walter ving haar op en zette haar op een stoel.
Na een kleine pauze vertelde miss O’Hara haar naam en deed ze haar verhaal. Ze was haar huissleutels, haar pincode en haar sociaal gewenst gedrag kwijt. Ze deed uitspraken als ‘kankerpatiënten zijn de Joden van de gezondheidszorg; ze menen het alleenrecht te hebben op sympathie’ en maakte daar geen vrienden mee.

“U zoekt uw huissleutels, uw pincode en uw vrienden op de verkeerde plaatsen,” zei Walter kalm, ondertussen bezig met het maken van twee gin-tonic. “Er moet een verband zijn, maar het lijkt me sterk dat uw potentiële vrienden uw huissleutels hebben.”

Gedegen ondervragingstechniek leverde op dat de pincode uit vier cijfers bestond en het een getal tussen de nul en de tienduizend betrof. Na een zorgvuldig uitgevoerde neukbeurt kreeg Rosie O’Hara nog als tip mee eens tussen de stapel oude kranten en tijdschriften te kijken. Walter zou ook nog op een en ander terugkomen, was de belofte.

Later die dag vond Walter Szczepañski de kat van oudje Smith terug. Eleanor Smith was haar kat toen al ruim vijf jaar kwijt. Inmiddels was ze te veel afgetakeld om nog te weten dat ze ooit een kat had, laat staan om deze te herkennen. Onderweg naar huis op de achterbank van de auto at de kat de pointe op. Op zich was dat niet zo erg, maar het beest scheet ook nog eens de clue onder.

Planckschaaltherapie

Astronomen hebben een hekel aan astrologen. Zeg maar gerust een schurfthekel. En dan niet zomaar een beetje schurft. Nee dan hebben we het over scabiës van de bovenste plank. Waarom astronomen een hekel aan astrologen hebben? Omdat ze op het antwoord op de vraag “wat doe jij voor de kost?” altijd een reactie krijgen die gaat over de horoscoop van de vragensteller in kwestie. Astronomen poepen op horoscopen want horoscopen hebben geen jota met sterrenkunde te maken. Goed beschouwd gaan horoscopen over sterrenbeelden en sterrenbeelden zijn groepen sterren die je in nachtelijke hemel kunt waarnemen en astronomen hebben er een handje van om naar de nachtelijke hemel te turen met een telescoop (daarbij handig gebruik makend van sterrenbeelden om de locatie van nevels, melkwegstelsels, planeten, sterren en ander astronomisch grut te bepalen), maar al die godgeklaagde onzin over de persoonlijkheid van een willekeurig persoon die er vervolgens aan gekoppeld wordt, heeft niets met sterrenkunde (exact reetleer) te maken, aldus astronomen.

Astronomen zijn bèta’s. Bèta’s blinken doorgaans niet uit op gebied van sociale vaardigheden. Sociale vaardigheden komen juist van pas als je iemand die jouw vakgebied niet begrijpt, wilt overtuigen van je gelijk. Bèta’s voelen zich niet begrepen omdat ze niet begrepen worden. Enerzijds vanwege de complexiteit van de dingen die ze weten, anderzijds vanwege hun gebrekkige sociale vaardigheden. En als we er ergens nog een zijde aan vast kunnen plakken dan is die voor de ignorantie van niet-bèta in dit verhaal. Des te frustrerender.

Weet je hoe je een astronoom gek kunt krijgen? Je moet ‘m zeggen, nadat hij uitvoerig en op niet-sociaalvaardige wijze heeft uitgelegd wat het verschil tussen astronomie en astrologie is, dat het voor jou allemaal hetzelfde is. Horoscopen, telescopen, één pot nat. Vaak worden ze dan redelijk chagrijnig. Vraag dan wat voor sterrenbeeld hij heeft en zeg dat dat precies zijn opvliegende gedrag verklaart.

Dubbele punt streepje hoofdletter P (geil wijf!)

Emoticons zijn niet meer weg te denken uit de geschreven taal. Van een trend is al lang niet meer te spreken; ze zijn zo ingeburgerd als een islamitische immigrant die stamppot rauwe andijvie met spekjes en rookworst het liefst eet met een Bavaria erbij.  Het was dan ook wachten tot deze vorm van taalgebruik zou overwaaien naar de gesproken taal. Van dat overwaaien is op dit moment wel degelijk sprake. Onder jongeren is het ontzettend bon-ton om hun zinnen af te sluiten met een gesproken emoticon. Zo hoorde ik iemand laatst zeggen tegen zijn mattie: “morgen krijg ik mijn nieuwe Samsung Galaxy S dubbele punt streepje haakje sluiten”
“Vet! Dubbele punt streepje hoofdletter D.” riep zijn makker enthousiast.
“Ik heb nog steeds die oude, lauwe iPhone, dubbele punt streepje haakje openen,” zei een meisje dat bij de jongens stond.
“Dubbele punt aanhalingsteken streepje haakje openen!” zeiden de twee jongens in koor en op medelevende wijze.

Wat het uitdrukken van emoties betreft is de taalkundige rijkheid van de emoticon onbeperkt. Je kunt het van mij aannemen dat over een tijdje niemand zich nog kan voorstellen hoe het was om te spreken zonder emoticons te gebruiken. Hiëroglieficons zullen weldra volgen en voor je het weet, hebben we woorden helemaal niet meer nodig.

Kans op nu en dan een ad lib


Hmm! Vijf keer was Lorenzo geadopteerd, dus hij kon erover meepraten. Jah! Oeh! Niet dat hij al zijn ouders even goed had gekend, trouwens. Ah! Jajah! Toen hij bijvoorbeeld goed en wel drie weken bij zijn tweede ouders – de Rosenfeldjes – in een soort commune in Auschwitz zat, werd hij alweer weggevoerd naar zijn nieuwe ouders. Hmm! Hmm! Oe-oeh! Daar kweek je geen band mee. Jajah! Oeh!

Ook pasten niet alle ouders in hetzelfde straatje als het karakter van Lorenzo eigenlijk dicteerde. Hmm! Wahoei! Zo begreep hij bij de familie Petalo nooit wanneer ze nou precies op vakantie zouden gaan. Jah! Oeh! Lorenzo werd hier strontzenuwachtig van. Hmm! Jajah! Maar hij maakte hier wel kennis met zijn eigen muzikaliteit. Oh! Oh! Jajajah!

Zijn talent in dezen hing samen met een paranormale gave van hem. Ah! Hmm! Hmm! Lorenzo kon als geen ander namelijk met een zevende stem improviseren op een melodie waar een overleden familielid juist op dat moment aan dacht. Wahoei! Jajah! Nu kende Lorenzo zijn eigen familie niet, wat zich uitte in het nogal vaak vals zingen van Lorenzo. Oe-oeh! Ah! Maar daar kon Lorenzo dus niets aan doen. Hmm! Oh! Jah! Hmm!

Zo kwam het dat Karen Carpenter zich nogal vaak omdraaide in haar graf. Ah! Hmm! Oeh! Maar de wormen in haar buurt werden er niet warm of koud van. Jajah! Oeh! Toch hadden Karen en Lorenzo veel met elkaar gemeen. Hmm! Jah! Hij kreeg namelijk ook geen hap door haar keel. Oe-oeh! En ook Lorenzo had een broer die Richard heette. Wahoei! Jajah! Maar Richard was slechts drie keer geadopteerd. Jajajajajajajajah! Hmm!