De letter van Avogadro

Avogadro had naast een getal ook een letter. Welke letter dat was, is voor letterkundigen nog steeds een thema waarvan ze denken dat het een raadsel is. Het mysterie rond zijn letter hield Avogadro zelf het grootste deel van zijn leven nogal actief in stand. Hij had dan ook veel sympathie voor humor en had – naar eigen zeggen – veel sam-en-moosgrappen leuk gevonden als Moos er niet zo’n prominente rol in had gespeeld.
Naar het einde van zijn leven toe maakte Avogadro zich toch steeds meer druk over zijn kennisoverdracht aan de volgende generatie. Zijn letter moest natuurlijk wel worden blijven herinnerd!
Toen al zijn haren uitvielen en daarna grijs werden, wist Avogadro dat het tijd werd in ieder geval een deel van zijn geheim prijs te geven. Hij bleek namelijk niet alleen een klootzak, maar ook nog eens ziek. Volgens de artsen leed hij aan een ernstige en tevens unieke vorm van anachronisme. Hij kreeg daar zelfs medicijnen voor die toen nog helemaal niet bestonden. Tevergeefs. Het ging van kwaad tot erger. Op een gegeven moment kon hij zijn eigen benen nog wel voelen, maar die van zijn vrouw niet meer.
En op een dag toen de mode van dat seizoen ballonkleurig was en Avogadro zijn sterfbed ook in die teint had laten overschilderen, riep hij alle intelligente doktoren die tevens konden schrijven uit het hele land bij zich en sprak de twee als volgt toe: ‘Heren, kom binnen en let maar niet op de dethol. Ik ben druk bezig met de activiteit die sterven heet. Maar alvorens ik het finaledingetje ga doen, wil ik jullie eerst een amusante, cryptische benadering van het mysterie rondom mijn letter overhandigen. Het werkt als volgt: begin in een willekeurig vakje en maak met paardensprongen je eigen gedicht. Je zou dan denken dat je met de juiste combinatie kan ontdekken dat mijn letter de letter A is, maar dat is niet zo.’
Avogadro zakte in elkaar, leek dood, ging toen rechtop in zijn bed zitten en riep: ‘Voor een blind paard lijkt een paard dat niet kan horen heel erg op een paard dat niet kan ruiken.’
Daarna stierf hij voor het echie.

paardensprong

(ja, toen ik laatst nog met mijn paarden sprong / ik doordrong de giftig groene aarde / seizoen van het te vroeg bejaarde jong / volle longen en geschoren baarden / protestsong die ook de croon verklaarde / de zoen waardoor mijn eigenwaarde zong / hoerenjong dat nooit geen poen meer spaarde / met doen genas ik mijn behaarde tong / ontgroend, terwijl het fijnbesnaarde drong / noodgedwongen op rantsoen, ik blaarde / mijn schoen die ooit onder voorwaarde wrong / stille tong, het visioen bedaarde / waar voldongen kampioenen aarden / plantsoenen gaf ik mijn bezwaarde long / hink-stap-sprong met tig miljoen bastaarden / fatsoen was wat de doodverklaarde dwong)

De doktoren wisten niet zo goed wat ze van het betoog van Avogadro op moesten schrijven. Om helemaal zeker te zijn dat ze geen fouten zouden maken, schreven ze dus maar niks op. Het papiertje dat ze uitgereikt hadden gekregen met daarop een kwart schaakbord gevuld met versregels, begrepen ze niet. Maar gelukkig deelden ze een reet, dus die konden ze ermee afvegen.

Kameleonwoorden

Via de weekendtaalkundigen is, met een tussenstop bij de zon- en feestdagtaalkundigen, het begrip kameleonwoord dan eindelijk rijp om tot de goegemeente door te dringen. We spreken over een haast uitgesproken typisch universeel taaldingetje. Een van de pioniers in de toepassing van dit taalverschijnsel is Rudy van Beurden. In zijn speech tijdens het huwelijk van zijn oudste zus (in 2004) gebruikte hij maar liefst achtendertig kameleonwoorden. Hij overtrof hiermee ruimschoots Chomsky, die tot dan toe zich slechts sporadisch bediende van dit taalfenomeen. Synoniemen van kameleonwoord zijn onder andere naamverlading, ultiemclustering en domeinuitbreiding, wat stuk voor stuk toevalligerwijs ook kameleonwoorden zijn. Een kleine uitleg is wellicht toch nog op z’n plaats. De zin

(1) Als je astronaut wordt, ben je nog veel verder van huis.

lijkt op het eerste gezicht een heel normale constructie. Een vergelijking met de zin

(2) Als je astronaut wordt, ben je nog veel verder van huis.

levert ook tussen de soep en de aardappels niets op waar Renkema’s Schrijfwijzer van zou schrikken. Een nadere bestudering laat nochtans zien dat er hier meer aan de hand is. Het woord huis in (2) is een simpel, maar gedegen zelfstandig naamwoord zonder overheidsinmenging. Het woord huis in (1) is echter een kameleonwoord dat zich in alle opzichten (fonologisch, morfologisch, syntactisch, semantisch et cetera) gedraagt als een zelfstandig naamwoord. Hoe kameleonwoorden nou precies te herkennen zijn, voert iets te ver om in dit korte bulletin uit te leggen, maar na enkele weken oefening is men in staat om zonder te trillen en met het grootste plezier in (3) te ontdekken dat accusatief een kameleonwoord is en dat in (4) extern hiervoor doorgaat.

(3) Werkwoorden zonder extern argument kunnen geen accusatief casus uitdelen.
(4) Vrouwen zonder extern argument kunnen geen lakens uitdelen.

Kameleonwoorden kunnen blijkbaar alle mogelijke woordsoorten zijn: van lidwoorden tot naamwoorden, maar ook van voornaamwoorden tot telwoorden en zelfs tussenwerpsels en helemikmakwoorden. Om het nog duisterder te maken kan een kameleonwoord zelfs zonder functie of vorm op een lege plek staan, zoals (5) laat zien.

(5) Niet eten is ook een geregeld leven.

In (5) staat er tussen het ontkennende bijwoord niet en de infinitief eten het zogenaamde loze partikel, waarvan niemand het bestaan ooit heeft kunnen aantonen, maar waarvan taalkundige Marc van Oostendorp het bestaan wel heeft voorspeld. Ons kameleonwoord valt in (5) toevallig samen met dit loze partikel (ook wel het Van Oostendorpdeeltje genoemd). Inmiddels is minstens duidelijk dat kameleonwoorden nogal omstreden zijn in de taalkundescene. Wat wetenschappelijk wel als palpabel wordt geaccepteerd is dat kameleonwoorden een eigenschap hebben die vergelijkbaar is met het in huis halen van een blik erwten dat je vervolgens nooit openmaakt en dat ze daarnaast een eigenschap hebben die precies eender is met het kopen van een atlas waarvan je bladzijde dertien nooit zult bekijken.
Helaas moeten we ook opmerken dat kameleonwoorden niet de gezondste onder de woorden zijn, getuige (6).

(6) Ik heb Herman Brood van het Waldorf zien springen.

In (6) zien we dat het kameleonwoord Waldorf een defect vertoont en zelfs de semantiek wil ontstijgen. Er is dus een kans, als we de buurman van Marc van Oostendorp willen geloven, dat onze ondertussen toch zo dierbare kameleonwoorden binnen enkele jaren zijn uitgestorven.
Laten we op iets wat op hout lijkt kloppen.

Eindelijk begin


Aangehaald en gevierd sciencefiction-schrijver Özcan Akyol knoopte zijn broek dicht en sloot zijn webbrowser.
‘Zo, kunnen we nu eindelijk weer aan het werk?’ hoorde hij achter zich.
Özcan draaide zich om. Hij zag zichzelf en schrok.
‘Hoe? Wat? Hoe? Wat?’ riep hij.
‘Rustig maar,’ zei zichzelf. ‘Ik ben het maar: jij! Ik ben je toekomstige ik en ik kom dus, zoals uit het begin van deze zin eigenlijk al opgemaakt kon worden, uit de toekomst. We moeten even wat rechtzetten. Of ja, we… Ik, eigenlijk. Jij, dan.’
‘Even wat water eten, hoor. Ik bedoel drinken, ik bedoel whisky,’ zei Özcan.
‘Neem je tijd,’ zei toekomst-Özcan. ‘Ik kan het weten. En neem het me tegelijk niet kwalijk dat ik ondertussen even een en ander toelicht.’

Toekomst-Özcan haalde rustig een beamer uit zijn tas en begon met het geven van een college. Heden-Özcan zette zijn aandachtigluistergezicht op, terwijl hij toch ook stiekem moest denken aan de beamers die hij vroeger gebruikte bij door hem georganiseerde housefeesten waar gek genoeg door de organisatie zelf geen drugs werden verhandeld; blijkbaar zijn Turken niet per definitie kut-Marokkanen, zou je kunnen zeggen.
Na drie uur lesgeven had toekomst-Özcan aan heden-Özcan uitgelegd waar Turkije precies lag en nog veel en veel meer dingen. De beide Özcans vonden dat het tijd was voor een rookpauze, al was toekomst-Özcan onlangs gestopt met roken. Heden-Özcan vond het zo knap dat zijn toekomstversie niet meer rookte dat hij van de gelegenheid gebruikmaakte om een foto van zichzelf zonder sigaret te maken.

‘Nou, ik hoop dat het nu duidelijk is dat ik wat dingen wil verbeteren in je boek. Het moet natuurlijk wel een bestseller worden,’ zei toekomst-Özcan na afgerond acht minuten.
‘Wat moet er dan anders?’ vroeg heden-Özcan.
‘Alles.’
‘Alles?’
‘Bijna alles dan. Ik vind het gegeven aan het begin dat de hoofdpersoon er 21 seconden over doet om van zijn bed naar de wc te lopen en 43 seconden van de wc terug naar zijn bed bijvoorbeeld erg goed. Erg sterk. Spannend!’
‘Dank je. Zelf bedacht.’
‘Maar dat het verschil in tijd wordt veroorzaakt door het feit dat de hoofdpersoon over een robot struikelt, is toch echt een anticlimax.’
‘Dat is nou juist sciencefiction, man. In de toekomst hebben ze robots.’
‘Hou op!’ zei toekomst-Özcan. ‘Je bent toch dirk-poep-in-’t-handje niet? Of moet ik mijn beamer weer pakken?’

Heden-Özcan schrok. Niet weer de beamer! Vroeger op school had hij ook al een keer les gehad. En drie keer in een leven een dergelijke vorm van informatievoorziening was gewoonweg niet gezond, vond hij. Althans, leek hem.

‘Robots zijn al te vaak gedaan,’ zei toekomst-Özcan. ‘Als je dan zo nodig wil kopiëren, kopieer dan originaliteit!’

Toekomst-Özcan keek naar heden-Özcan, die sterk het vermoeden had dat hem hier iets geleerd werd, maar zich niet wilde laten kennen. Glazig keek heden-Özcan terug.

‘Ik zie dat je het begrijpt,’ ging toekomst-Özcan verder. ‘En daarom heb ik mijn kampeerbedje meegebracht. Samen gaan we namelijk de komende weken twee dingen van je boek even veranderen: de vorm en de inhoud. En om die originaliteit waar ik het net over had meteen maar bij de ballen te pakken heb ik een ik kan niet anders zeggen briljant uitgangspunt. We gaan namelijk een verhaal schrijven dat zich precies een uur later afspeelt dan dat de lezer leest. Reken maar dat die lezer dan niet meer goed snapt of hij kan stoppen met lezen!’

Heden-Özcan lengde zijn whisky met raki aan als teken dat hij het zag zitten. Daarna verhuisde hij zijn slaapbank uit de woonkamer, zodat toekomst-Özcan daar zijn kampeerbed neer kon zetten.

‘Is dat nou eigenlijk moeilijk, dat tijdreizen?’ vroeg heden-Özcan, toen hij de woonkamer weer binnenkwam.
‘Nee hoor. Het is alleen af en toe vervelend om van die neonazi’s te moeten horen dat je terug naar je eigen tijd moet.’

Huize Avondrood


Huize Ochtendrood was ’s avonds slecht verlicht. Inspecteur Sjors van Beek, politierechercheur zonder rust, parkeerde zijn middenklasse en liep naar de ingang van het verzorgingstehuis. Er was een ernstig delict gepleegd in het appartementje van Snelleke, zoals mevrouw Nel van Beurden van flat 198D werd genoemd. De plaatselijke huisarts, die ook veel goed werk deed voor verschillende wielerploegen in de omtrek, had gezworen dat het geen euthanasie betrof. Dat er iets niet in de haak was kon dus geen misverstand meer zijn.
Nadat inspecteur Van Beek een kop koffie had afgeslagen, bezocht hij de plaats van het misdrijf. Snelleke was lenig – dat staken ze in het tehuis niet onder stoelen of banken – maar zoals ze erbij lag toonde niet aan dat ze de video’s van Jane Fonda goed begrepen had. Toch vond inspecteur Van Beek dat je altijd voorzichtig moest zijn bij het trekken van conclusies; er kon namelijk weleens iemand achter je staan!

‘Wij vonden het al raar dat ze vanmiddag niet beneden was,’ zei verpleegkundige Rietje van Riet. ‘Elke dag drinkt ze namelijk thee met Tante Toos. Precies om vier uur.’
‘Tante Toos?’ vroeg Van Beek.
‘Ja, zo noemen we die Truus van 144C altijd.’
‘En hoe heet die Truus nog meer?’
‘Miep Willems. Zo heet ze.’
‘Dan zou ik graag met mevrouw Miep Willems willen babbelen. Hoe kan ik haar bereiken?’
‘Tja, Miep wordt morgen geëuthanaseerd. En we hebben hier een beleid dat ze de laatste dag niet gepest en lastiggevallen mogen worden. Dus u kunt haar niet spreken. Maar wilt u trouwens koffie?’
Om zijn bevindingen te noteren haalde de inspecteur, terwijl hij voor de koffie bedankte, zijn handige tablet tevoorschijn. Bij de liften op de gang bevonden zich twee stoelen. Inspecteur Van Beek liep ernaartoe en ging zitten. Rond de plantenbak, naast de stoelen waren vier oude mannetjes aan het samenscholen. Ze stonden duidelijk niet te wachten op de lift, maar waren juist vanuit de gang het wel en wee in flat 198D in de gaten aan het houden.
‘Kunt u me vertellen of de man van mevrouw Van Beurden nog leeft?’ vroeg Van Beek aan de groep mannetjes.
‘Man?’ zei een van de mannetjes. ‘Snelleke is nooit getrouwd geweest, voor zover ik weet. Ze heeft de boot gemist. Maar jij zit bij de politie en daarom zul je die boot wel snel terugvinden.’
De plantenbakmannetjes moesten alle vier lachen, wat ze luidruchtig deden.
‘Ons maakt dat trouwens niet veel uit, hoor,’ zei een ander plantenbakmannetje. ‘Voor ons zijn alle vrouwen gelijk. Al zijn sommige meer gelijk dan andere.’
Weer moesten de vier mannetjes hardop lachen.
‘Wat ben je aan het doen, broertje?’ klonk ineens in de gang. Er kwam een man met een looprek aangeschuifeld.
‘Geen gerotzooi hier, broertje!’ zei het aanschuifelende oudje tegen een van de vier uit het groepje. ‘Ga naar je vrouwtje toe in plaats van hier staan lanterfanten. Zo hebben onze ouders ons niet opgevoed!’
Het broertje gehoorzaamde en zowel Van Beek als de drie overgebleven mannetjes hielden een ongemakkelijke stilte tot de twee broers uit het zicht verdwenen waren.

‘Zo, er is dus niets gestolen,’ zei Van Beek zachtjes, en wat harder: ‘Wat? Verdraaid, hij zit vast!’ De inspecteur schudde met zijn electronica.
‘Gewoon tien seconden tegelijkertijd de aanknop en de volumeknop indrukken,’ zei een van de plantenbakmannetjes.
‘Aanknop alleen is ook goed,’ zei een andere van de drie mannetjes.
‘Is het trouwens erg dat-ie vastzit?’ zei het derde mannetje. ‘Door jouw beroep is het toch juist dat mensen vast komen te zitten?’
Niemand moest lachen.
Het derde mannetje keek op Van Beeks tablet en zei: ‘Die zit helemaal niet vast, joh. Je hebt per ongeluk een app aangezet. Je hebt er ook te veel apps op staan. Je moet er een aantal verwijderen.’
‘Maar hoe dan?’ vroeg Van Beek.
‘Ga naar instellingen. Dan naar applicaties. Klik op de app die je wil verwijderen. Klik dan op verwijderen. En hij is weg!’ zeiden de plantenbakmannetjes in koor.
Van Beek begreep dat er iets te leren viel op de plek waar hij was en hij wilde meteen gebruik maken van alle aangereikte kennis, maar hij werd gehinderd door de directeur van het verzorgingstehuis die naast hem kwam staan en hem koffie aanbood, waarvoor hij bedankte. De directeur gaf aan alle medewerking te verlenen voor het onderzoek van de inspecteur. Desnoods zouden alle bewoners van Huize Ochtendrood hun totale dagritme omgooien de komende weken, in ieder geval tot de onderste steen boven was. De directeur zou de noodzaak dan wel handig verwoorden in de nieuwsbrief.

Snelleke was geen oppervlakkige vrouw. Ze had verschillende lagen. Onder een goede drie millimeter make-up droeg ze vier lagen rimpels. Daarmee leek ze soms tien jaar jonger. In zekere zin maakte dat een leugenachtige vrouw van haar; ze was er althans niet vies van om de waarheid en de geschiedenis anders te brengen dan ze waren. Een motief voor moord werd hiermee echter nog niet aangereikt.
Van Beek hield van korte metten. Hij stelde voor dat de hele afdeling werd uitgekamd en dat alle kale mannen als eerste zouden worden gefouilleerd. Vier verhoren en zes processen-verbaal later begon het aardig tegen acht uur in de avond te lopen. In een gesprek met de directeur waarin Van Beek aangaf dat het wel mooi geweest was, vertelde de directeur dat de dader wellicht gezocht moest worden in flat 100F. De man die daar woonde was volgens de directeur niet alleen een strontvervelende vent, maar ook een openlijk predikende holist. Naar eigen zeggen had die holist overal mee te maken, dus ook met de dood van Snelleke, vond de directeur.
Van Beek vond het een aannemelijk betoog en arresteerde de holist.

In de auto op weg naar het politiebureau had Van Beek weer trammelant met zijn elektronische machine.
‘Kon ik dat wachtwoord maar uitzetten of zo!’ mopperde hij.
‘Ga naar instellingen en kies beveiliging,’ zei de holist vanaf de achterbank. ‘Daar zie je de opties.’

(She’s a) one trick woman

An excerpt of the rarest recording ever (somewhere between Aug. 1960 – Dec. 1972)

Ringo: ‘What would you do if I sang out of June? Would you stand up and …
John: Woh, woh, woh! Stop it!
Ringo: What?
Paul: Yeah, what?
John: Ringo sang ‘out of June‘.
George: So?
John: It’s ‘out of tune‘.
George: But I think ‘out of June‘ is much more heliocentric. To sing ‘out of tune‘ is far too geocentric.
Ringo: Am I supposed to sing ‘out of tune‘?
John: The words, yeah.
Paul: I’ve always thought that Joe Cocker when singing our song sings ‘out of tuna‘.
Ringo: ‘What would you do if I sang out of tuna?‘ Hmm, sounds fine!
George: What if Ringo sang ‘out of Jews‘?
Ringo: ‘What would you do if I sang out of Jews?‘ I’m all for it!
John: But that doesn’t make any sense.
Paul: And ‘out of tuna‘ does?
Ringo: Guys! Guys! Stop arguing. I think I have a solution.
Paul: We’re all ears.
John: I thought Ringo was the one with the ears.
George: Well, tell us, Ringo.
Ringo: What if I sang ‘What would you do if I sang…‘?
John: And then?
Ringo: Just that. ‘What would you do if I sang? Would you stand up and walk out on me.‘ Nothing more.
Paul: It’s got something, definitely. But I’m not sure about the ‘walk out on me‘-bit now. What do you think, John?
John: Well, as long as I don’t have to live through Eric Idle making a parody of it I guess I’m fine with it. What do you say, George?
George: Life is much like a quiz show. And just because the candidates don’t know the answer to a question or deliver a false answer doesn’t mean the question is false or deals with non-existence.
John: What?
Paul: What?
Ringo: Tuna?
John: Ok, let’s do it from the top. Two, three, four…
Ringo: ‘What would you do if I sang out of Jews? Would you stand up and …
John: No, no, no! Cut it!
Ringo: Now what?
Paul: Yeah, what now? Didn’t we decide on the Jews-thing?
John: No, we decided on nothing at all. Not even Jews!
George: Did we or did we only speak the words?
John: George!
George: Well, think about it! Like I am thinking now about our friend Joe Cocker. Wasn’t he allergic to tuna?
Paul: I know he’s allergic to shellfish. I’m not sure about tuna.
John: No, I don’t think Joe is allergic to tuna. I just had a tuna sandwich with him the other day.
George: Yeah, but did you really see him eat it? Or does he just like having some tuna around? To me he always looks a bit nervous when he is almost out of tuna.
John: Good point, George. Very interesting!
Ringo: Alright! I think this song is getting to us, fellows. Maybe we should do something else.
Paul: Yeah, let’s do something else. Let’s play Hey June.

Schokkende middenrifjes


Nergens is een goede openingszin zo belangrijk als in discotheek Cow Market. De waarde van een openingszin in de literatuur moet echter ook niet worden onderschat. Een gemiddelde zin uit het oeuvre van Kluun wekt weinig indruk, maar dan kom je ineens een openingszin als ‘De keren dat ik in Tilburg ben klaargekomen met een slappe lul zijn op twee ballen te tellen’ tegen en dan weet je ineens weer waarom het kunst heet.
Uiteraard zijn slotzinnen eveneens van belang – mooier en beter dan ‘Uiteindelijk is piemel langer dan lul’ van Kluun komen ze natuurlijk niet – en het is alleen maar goed dat daar veel aandacht aan wordt besteed, maar de laatste tijd is vooral de ‘perfecte middenzin’ een thema.
In de geest van Paul Coelho zijn er tegenwoordig talloze schrijvers die hun boeken vanuit het midden schrijven.
Want ‘het midden is het centrum’ immers en ‘in het midden komt alles samen’.
Gelukkig zijn er voldoende makkelijk beïnvloedbare mensen in de wereld om uit Coelho-achtig gezwam een financieel orgasme te halen en het is ook om die reden dat Rudy van Beurden deze zomer een reeks van seminars over middenzinnen organiseert.

Van Beurden: “Een goede middenzin is vergelijkbaar met een goede middenletter. Een woord als ’tavel’ slaat nergens op. Pas als je de goede middenletter, de ‘f’ in dit geval, gebruikt, krijg je een woord dat een betekenis heeft – ’tafel’ namelijk.”

Het volgen van de seminar had de gebroeders Grimm, zowel Jacob als Wilhelm, waarschijnlijk ook geen windeieren gelegd. Al te vaak overkwam het de broers dat hun middenzin ‘En zij leefden nog lang en gelukkig’ door de uitgever als slotzin werd gezien. Veel van hun werk en genialiteit is daardoor verloren gegaan en ze hebben nooit de waardering kunnen krijgen die ze eigenlijk verdiend hebben.
Nou is het voorbeeld van de broertjes Grimm wellicht ietwat gammel. Jacob en Wilhelm waren immers dirk-poep-in-’t-handje niet! In die tijd was de techniek gewoon nog niet zo ver en had je minimaal twee mensen nodig om een balpen op te tillen. Aan de andere kant hadden ze met z’n tweeën natuurlijk wel een betere middenzin kunnen bedenken, ware het niet dat in die tijd de andere kant nog niet ontdekt was.

Gastspreker tijdens de studiedagenreeks is baarddrager en beroepstilburger Kluun*. Nou ja, ‘spreker’, hij zal een middenzin voorlezen van bladzijde 89 van een willekeurig boek uit zijn oeuvre. Deze zin is: ‘In Tilburg gebruiken we bij een slappe lul gewoon een vork.’

Van Beurden: “Deze seminar is niet alleen leerzaam voor mensen die van taal en in het bijzonder literatuur houden, maar ook voor bijvoorbeeld juristen. Als je de volle drie dagen meedoet weet je waarom ‘Als ik alles over zou moeten doen zou ik nooit stoppen met drinken’ een slechte middenzin is en ‘Elke Jood is een klein stukje Woody Allen’ een goede. Dat soort kennis kan nooit kwaad. Verder hebben we niemand minder dan Kluun. Na afloop krijgt iedereen zelfs een door hem gesigneerde foto van Antonie Kamerling. En we hebben ook een facebookpagina, dus we pakken het professioneel aan!”

Facebookpagina Middenzinseminar: http://www.facebook.com/pages/middenzin/

* Anthony van Kampen, Theo Kars, Frank Kellendonk, Michiel van Kempen, George Kettmann Jr., Mensje van Keulen, Yvonne Keuls, Johan Klein Haneveld, Willem Kloos, Herman Koch, Antony Kok, Gerrit Komrij, Marga Kool, Anton Koolhaas, Tij Kools, Kees van Kooten, Toon Kortooms, Frans Kotterer, Hanna Kraan, Tim Krabbé, Gerrit Krol, Yvonne Kroonenberg, Mina Kruseman en Jan Kuipers konden namelijk – allemaal om plausibele redenen – niet.

Om het leven makkelijk te maken


Dat je superheld wordt en superschurken gaat vangen omdat je door een radioactieve spin bent gebeten of met een radioactieve hoer hebt gezoend is natuurlijk je reinste kolder. Het kan ook gewoon niet en we moeten wel reëel blijven. Aan het uitoefenen van een beroep als superheld gaat eerst nog heel wat vooraf.
Mijn buurman die heeft het bijvoorbeeld begrepen. Sinds hij op 3 april 2004 per ongeluk een stuk radioactieve bloemkool heeft gegeten, heeft hij superkrachten tot zijn beschikking waarmee hij binnen no time alle relevante financiële en boekhoudkundige zaken van bedrijven en natuurlijke personen zonder ook maar een enkele fout af kan handelen. Maar mijn buurman is niet gek en niet burgerlijk ongehoorzaam: hij blijft gewoon accountant! Hij blijft gewoon accountant tot hij te horen krijgt dat hij van zijn superkracht zijn beroep mag maken.

Maar van wie krijgt mijn buurman of iemand anders met dergelijke kwesties dat soort dingen dan te horen? Van de beroepenuitvinder natuurlijk! Het waarom en zo is een vreselijk kort verhaal dat ik hier niet neer wil zetten. Nou ja, vooruit dan maar. Het is sowieso vreemd dat anno 2012 beroepenuitvinders nog bij zo weinig mensen bekend zijn, terwijl ze toch al meedraaien met de aarde vanaf de tijd vlak voordat er beroepen waren.
Je kunt je amper voorstellen hoe het leven was vóór de aanwezigheid van beroepenuitvinders. Als men in die tijd een Broodje Gezond wilde eten, was men toch wel een flinke tijd bezig. Tarwe zaaien, sla planten, varken mesten, koe melken; de hele reutemeteut et cetera. En uiteraard tussendoor controles uitvoeren of alles wel volgens de richtlijnen van de voedselveiligheid verloopt. Dus: werk stilleggen, jezelf boetes opleggen, noem maar op. Er is uitgerekend dat vóór het bestaan van de beroepenuitvinder een Broodje Gezond minstens tienduizend euro kostte.

Wat beroepenuitvinders uitvinden en vinden is bindend; zij hebben hun stiel en nut inmiddels wel bewezen. Na de uitvinding van het beroep van gedragstherapeut kon bijvoorbeeld de democratie worden geboren. Op eigen houtje dingen doen of adviezen uit zelfs maar de kringspier van een beroepenuitvinder negeren is dus gewoonweg niet goed voor je gezondheid, zeg maar. De schrijvende buurman van mijn buurman ondervond dat aan den lijve. Die dacht dat hij even een writersblockje om kon gaan. Maar toen de overheid erachter kwam kon hij mooi bepaalde voorzieningen foutloos op zijn buik schrijven!

Voor de goede orde: beroepenuitvinders bemoeien zich niet met de capaciteiten van mensen of de invulling van hun handelingen. Een statisticus kan goed hetzelfde doen als een geneticus, bijvoorbeeld. Wat diegene verdient houdt echter wel verband met diens beroepsomschrijving. Die kan namelijk veranderen; je kunnen niet. Wat dat betreft zou je kunnen zeggen dat beroepenuitvinders over de hoogte van salarissen gaan, ware het niet dat diezelfde beroepenuitvinders een beroep hebben uitgevonden voor mensen die de hoogte van salarissen moeten bepalen. Dit om het leven makkelijk te maken.

Vorige maand kreeg ik per post meegedeeld wat mijn beroep voortaan is: cursusgever. Ik mag dus etiketten laten drukken voor cursussen ‘volgens eigen, geheime recept’! Wat voor cursus het moest zijn en dergelijke was mij niet direct helder, maar op de speciaal voor mijn soort mensen ingerichte website www.beroepenuitvinderhelpdesk.nl werd mij duidelijk dat ik geen vragen moest stellen en dat ik vooral alles zelf uit moest zoeken.
Vandaag heb ik de knoop doorgehakt: het wordt toch een cursus Knopen Leggen.

Foie anorexia gras


Soms plus vaak gedeeld door twee krijgen wij post die noemenswaardig is. Zo kregen wij gisteren een brief van James Newell Osterberg, alias Iggy Pop. Iggy kwam de brief persoonlijk overhandigen. Hij is een moderne vent. Eenmaal op onze redactie aangekomen, logde hij in op zijn Gmail en printte hij de brief uit. Verdere introductie lijkt ons niet nodig:

“Geachte beste mensen van de redactie,

Aangezien u de meest toonaangevende blog ten zuiden van de Noordpool ter beschikking heeft, richt ik mij tot u. Ik heb namelijk iets te melden en het komt hierop neer: ik wil voortaan geen Iggy meer genoemd worden maar Ig. Ig Pop dus. Ik ben verdomme een volwassen vent; ik huil zelfs al jaren niet meer! Sommige zoogdieren doen net alsof ik net kom kijken, maar ik ben verdikkie nog van de tijd van venstervormige ramen! Wat denken ze wel niet?
Eigenlijk is dit een nogal heel erg eenvoudig bericht. Zelf begrijp ik het ook en het feit dat u nog steeds niet teruggeschreven heeft om om opheldering te vragen, bevestigt alleen maar de simpelheid van mijn boodschap. Minder inkt en/of longinhoud: Ig Pop!
Degenen die toch nog een herhaling nodig hebben, zeg ik bij dezen woord zevenendertig tot en met woord negenenveertig van deze brief nogmaals te lezen. Zo!
Nu heb ik, geachte beste mensen van de redactie, er geen enkele moeite mee als u deze brief publiceert op uw jankend mooie blog, maar een zekere restrictie zou ik toch graag nog even willen verwoorden. Over mijn penicillinevergroting mag u geen enkel woord reppen. Ik verbied het u gewoon! Vriendelijk zelfs! Niet alleen zijn de verhalen rond mijn penicillinevergroting al tot in het extreme uitgemolken, maar ook heeft de Charles Bronsonkliniek in Heerlen, waar de handeling verricht is, inmiddels wel recht op privacy.
Zo erg is het trouwens niet. Ik was gewoon niet tevreden met de grootte van mijn penicilline. Dat komt wel vaker voor bij de mensen. Iedereen kent wel zo iemand. Niks raars aan. En als de moderne techniek het dan toelaat om daar iets aan te doen, zou je wel een neusverkoudheid zijn om het te laten lopen.
Dus: hou op over mijn penicillinevergroting! Hoe vaak moet ik het verdorie nog zeggen?
Maar goed, ik stop nu met schrijven omdat anders mijn computer misschien vol raakt.

Van de gelegenheid gebruikmakende u mede te delen dat mijn nieuwe single ‘Met Ramadan Ben Ik Alleen’ volgende week maandag in de winkel zal liggen, groet ik u allervriendelijkst,

Ig Pop

PS – Die waarschuwing betreffende die penicillinevergroting zou ik als ik u was maar serieus nemen. Als u namelijk iets over mijn penicillinevergroting op uw blog plaatst, dan daag ik u voor rechter Frank Visser en die is bijzonder ontevreden over de grootte van zijn penicilline en kan daar ook absoluut niet om lachen!”

Nawoord van de redactie: ons interesseert de penicillinevergroting van Iggy Pop geen gespleten konthaar.

Afslankpen®


Vroeger deden wij altijd kranten onder onze kleren. Vooral als het koud was. Dat artikelen over Robert Vuijsje of Jort Kelder erg hartverwarmend zijn was in die tijd ook al bekend. Alleen hadden we die toen nog niet. Wij moesten het doen met katernen over de Berlijnse Muur of over ontbossing en dan nooit in combinatie met spektakel.
Sensationele dingen, daar hoorden wij niet over. Revolutionaire dingen evenmin. Wij lazen er ook niet over. Kranten stopten wij onder onze kleren, per slot.
Tegenwoordig is dat wel anders. Sinds er huizen zijn kunnen kranten gewoon gebruikt worden om te lezen.
Lezen van kranten betekent ook lezen van advertenties en dus is een warmer klimaat, of warmte in het algemeen, beter voor de economie, want advertenties leiden tot aankopen en daarmee tot een verhoging van de omloopsnelheid van het geld.

Advertenties zijn niet zo simpel als men doorgaans graag wil geloven. Men moet altijd waken voor pre-imitatie, post-imitatie en neo-imitatie! (Neo-imitatie is uiteraard wel heel verleidelijk; wat eigenlijk niet kan is vaak namelijk ook het leukst.) En je moet onderscheid kunnen maken tussen wat nou wel effect heeft en wat niet. Sommige dingen zijn immers onzin en sommige dingen zijn zo echt en zinvol als de democratie.

Neem nou de Afslankpen®. Met de Afslankpen® schrijf je jezelf slank, zegt men. Maar is dat wel zo? Het antwoord is: ja! Als je maar weet hoe je ermee om moet gaan.
De werking van de Afslankpen® is gebaseerd op een vorm van anti-entropisch tijdreizen. Het maakt gebruik van een soort niet-invasieve liposuctietechniek die al jaren onbekend is. We bedoelen: 3de generatie, ultraultrasone technologie zonder nare wonden. In de Afslankpen® zit een vochtafdrijvingsmechanisme. Maar dat is allemaal wellicht te technisch. Het voornaamste is dat de Afslankpen® werkt! Met de Afslankpen® zal uw gewicht aan zelfvertrouwen toenemen. En als u er vier koopt kunt u nu zelfs een garantieverzekering afsluiten! Uiteraard komt de Afslankpen® met een handig, reetleren hoesje.

Artsen zullen het gebruik van de Afslankpen® afraden. Maar dat is logisch omdat artsen nou eenmaal dyslectisch zijn. Niet allemaal, natuurlijk. Er zijn ook artsen die gewoon te stom zijn om fatsoenlijk te kunnen lezen en schrijven. Zo ken ik een arts die via de helpfunctie van zijn tekstverwerkingsprogramma op zoek ging naar een ‘outomatiese spelingskontrolle’. Ik durf gewoon te zeggen dat ik een dergelijke flapdrol ken; zo ben ik! Af en toe stuur ik mijn flapdrol een e-mailtje met een tekst als ‘je vrouw is een prostituee’, wetende dat hij te lui en te bescheten is om voor hem moeilijke woorden even op te zoeken. Als we elkaar de dag erop tegenkomen bij het uitlaten van de hond word ik altijd hartelijk bedankt voor mijn berichtje.

Het is trouwens niet zo dat je met de Afslankpen® gewoon wat op papier kunt krabbelen. Daarom is het zaak goed te begrijpen hoe de Afslankpen® te gebruiken, zodat je na de aankoop niet terug hoeft te krabbelen.
De Afslankpen® reageert niet op:
• onverzorgd of achteloos taalgebruik;
• het gebruik van afkortingen;
• taalfouten (spelfouten en andere schrijffouten).

Bij correct gebruik van de Afslankpen® verdwijnt vet als publiek voor Beau van Erven Dorens!

Zonder vetlaag kan het overigens soms wel koud zijn buiten. Daar moeten de wetenschappers nog iets op verzinnen.

Zinloos geduld


“Sorry hoor, maar excusez le pardon, zeg maar,” zei Watson tegen Holmes.
“Het is evident, mijn beste Watson, bijna zoete koek,” zei Holmes. “Je kunt zien dat het slachtoffer linkshandig was en rechtsogig. Alleen de linkerkant van de kamer hangt namelijk vol met posters van Noam Chomsky en bovendien mist het slachtoffer zijn rechterarm. Over het anachronisme wil ik me overigens niet druk maken.”
“Welk anachronisme?” vroeg Watson.
“Naast de schouw hangt een foto van Noam Chomsky bij de opening van het wereldcomedyfestival in Tripoli in 2015. Ik ben van veel markten thuis, maar ik ben godverdomme Dr. Who niet! Bovendien is tijdreizen passé. Je kent mijn methoden, Watson! Maar waar was ik?”
“Bij de missende rechterarm van het slachtoffer,” zei Watson.
“Juist! Het kan niet anders dan dat de dader een Jood is. Het moordwapen, een mes, was vorige week in de aanbieding bij de plaatselijke marskramer. Als de dader echt voor kwaliteit zou gaan had hij wel een paar weken gewacht en was hij dan wel naar Victorinox Zwitserland gefietst. Kijk, in dezelfde maand dat ze de voorjaarscollectie introduceren, bieden ze de najaarscollectie voor de helft van de prijs aan. En dan heb je het goeie spul!”
“Dat is wel een eind fietsen,” sms’te professor Moriarty.
“Hm, ja, ja,” mompelde Holmes. “Met een Batavus is het goed te doen. Als je deze week een Batavus koopt krijg je trouwens een tweede stuur gratis.”
“Tegen wie heb je het?” vroeg Watson.
“Leid me niet af!” snauwde Holmes. “Even kijken… O, ja! Het slachtoffer was ook een Jood. Kijk maar goed, nergens in zijn kamer is een swastika te zien. Maar: dat is nog geen bewijs! Er zijn bijvoorbeeld voldoende niet-Joden die te lui of te onhandig zijn om een swastika in hun kamer op te hangen. Verder zijn er duidelijk bijtsporen op het lichaam van het slachtoffer aanwezig. Alleen Joden bijten elkaar. In andere culturen komt dat niet voor. Dat weet een varken zelfs.”
“Een varken?” vroeg Watson.
“Nou, één varken misschien niet. Maar twee varkens zeker! Het belangrijkste is dat het hier gaat om een moord op een Jood door een Jood. Je kunt bijvoorbeeld ook zien dat het slachtoffer met zijn laatste krachten zijn cola nog opgedronken heeft. Anders zou de prik uit de cola gaan en dat is natuurlijk zonde. De stand van het rietje is een overduidelijk teken dat de dader meegeholpen heeft. Ook hij vond het blijkbaar jammer om cola van prima kwaliteit te verspillen. Nu zijn tong goed zichtbaar is, begrijp ik ineens waarom het slachtoffer door de mand gevallen is. Men dacht dat hij een groot dichter was maar dat kwam eigenlijk alleen omdat door zijn belabberde uitspraak alles wat hij zei allitereerde. Kortom, we hebben een motief en een dader.”
“Dus?”
“Dus onze dader is niemand minder dan onze eigen zondagsslager Sam Cohen!”
“Sammy Cohen? The one and only? Ik sta perplex!”
“Als je alles wat onmogelijk is hebt geëlimineerd moet dat wat in het youtubefilmpje waarvan het webadres met bloed op de muur geschreven staat allemaal te horen en te zien is de waarheid zijn.”