Alle eieren in één keer uitblazen


Ze noemden hem de Boktor. Ze, dat waren een stuk of drieëndertig kwasten bij hem op de afdeling die Bochelakoturowski niet konden uitspreken. Zijn afdeling bestond uit een aantal zalen die weer – minder officieel – waren opgedeeld in uit nesten bestaande groepen. Er waren er op de afdeling, in zijn nest zelfs, die hem helemaal niets noemden, en ook die hem gewoon niet noemden.

Behalve door hemzelf werd zijn nest bevuild door vijf anderen. Tot die vijf behoorde Milde Van Nelle. Eigenlijk heette Milde Van Nelle helegaar geen Milde Van Nelle maar Valse Noten, doch dat vond geen ademend iets, zelfs buiten de afdeling, klinken.

Bovendien huisde in het tegenoverliggende nest een tot man* omgebouwd wijfje dat zeventien nachten aan een stuk krijste als iemand Valse Noten riep, of zelfs fluisterde. En op het hele complex van afdelingen was er haast niet een wezen op te sporen dat graag zeventien nachten aan één stuk meemaakte. Veruit de meesten noemden de opvolging van dagen op nachten en nachten op dagen wel tof. Veruit de meesten, maar Grootste Surinamer Van Allemaal niet. Nee, Grootste Surinamer Van Allemaal vond het wel lekker als het lekker donker was. Het was maar goed dat hij geen tong had, anders had zijn leven bestaan uit niets dan het schreeuwen van Valse Noten.

En kon Grootste Surinamer Van Allemaal schrijven dan had hij allang de gehele door hem gekende wereld met Valse Noten beschreven. Maar dat hij niet schrijven kon vond hij niet erg; hij kon namelijk toch niet lezen. Toch bewaarde hij alle brieven van zijn mogelijke vaders. Als hij er duizend zevenenzestig bezat, zou hij er een glijbaan van vouwen.

Het sneue was: de dag dat Danst Met Stoma’s stierf had Grootste Surinamer Van Allemaal al duizend achtenzestig brieven. Maar ja, hij kon niet tellen. Danst Met Stoma’s stierf dat jaar al voor de derde keer. Er werden die dag veel grappen in de trant van ‘drie maal drie is scheepsrecht in het kwadraat’ gemaakt die alleen Zuster Florence niet begreep.

Zuster Florence was verpleegster geworden omdat ze vroeger altijd verpleegster wilde worden. Ze had een broer die politieagent was. Al maanden zeurde hij dat je als politieagent sommige dingen niet mag pikken. En op een dag, toen er rellen in de stad waren, maakte de broer van Florence er een eind aan.

— — — —
* Onnavolgbaar was Petertje in het uitstippelen van puzzelritten. Hij had dat van z’n broer en die had het weer van een Tibetaanse monnik die onder meerdere pseudoniemen werkte. Uiteraard bezat Petertje een mascotte; bijgelovig zijn steunt gelovig zijn, en gelovig zijn schept een band of heeft anders wel met scheppen van doen. Zijn mascotte heette Bliksem.
Bliksem was een met pluche beklede reiswekker waarop ook precies vermeld stond wie op reis ging en hoelang en waarheen en met wie zoal.
Vaak vroegen mensen Petertje: “Petertje, heb jij een brandverzekering?” Dan zei Petertje: “Als ik zeker weet dat ik ergens brand krijg, ga ik er niet wonen.” Dat was echter vroeger.
Vaak sloeg Petertje zich ook met de vlakke hand op zijn voorhoofd en zei: “Ik moet geen mens zijn, ik moet een halfgod zijn, of in elk geval een half.” Dit was ook vroeger.
Tegenwoordig heeft Petertje geen kapsalon.

50 seconden grijs


Het is beter het verschil tussen twee overeenkomsten niet in elk gezelschap te vertellen. Atillo – als hij een meisje was geweest, had hij Atilla geheten – had dat aan den lijve ondervonden toen hij zichzelf in beide billen kneep en daarbij betrapt werd door een groep blinden aan wie hij per ongeluk vertelde wat hij aan het doen was.
Erg erg vond Atillo het niet om tot voorbeeld van een van de bladzijden van de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) verklaard te worden. Als hij namelijk vertelde over zijn methode om getallen sneller op te kunnen schrijven – zoals ‘negtach’ in plaats van ‘negenentachtig’ – was bewondering weer alom zijn deel. Dat van die schrijfmethode en ook dat van wat je in welk gezelschap moet vertellen, had Atillo geleerd tijdens zijn dertien maanden lange, door een grote wielerploeg gesponsorde zoektocht naar de waarheid. Hij zocht onder andere in de bibliotheek van Deventer, in zijn jaszak, in zijn schuur, in een hamburger, in een cheeseburger, in een broodje kroket en in het dashboardkastje van zijn moeder. De waarheid vond hij niet; wel veel andere dingen.
Hij vond bijvoorbeeld dat die maffe dingetjes waarvan alle vrienden in iedere vriendenclub denken dat die hen lekker gek en apart en origineel maken precies die dingetjes zijn die iedereen doet en heeft en zowel Jan als alleman speciaal maken.
Hij vond bijvoorbeeld dat het in het leven ieder voor zigzag is en dat je daarom als je ouder wordt ook last krijgt van je enkels.
En hij vond onder andere dat je blijkbaar getraind kunt worden om zaken als prettig te ervaren. Dat je dingen niet kan vinden, is met de nodige training dus een ferm bevredigende ervaring, ondervond hij.

Er zitten echt gigantisch veel dunne lijnen tussen wat nou zinvol is en wat juist niet en Atillo had er zonder bril zelfs al een stuk of zeventien kunnen tellen. Dat was in ieder geval een winst van zijn gesponsorde queeste. Deze kennis gebruikte hij dan ook om een administratiekantoor te beginnen. De dag dat hij zijn kantoor opende, liep hij al ruim een jaar achter; zijn collega’s waren strontjaloers. Zelf had hij die dag een vermoeiend slechte ochtend. In plaats van gebakken lucht werd hem namelijk gepocheerde lucht voorgeschoteld. Toch is het niet zo dat hij per se walgde van zachtgekookte lucht zonder schil. Misschien was de lucht wel niet vers. Misschien had er wat azijn of zout aan het proces toegevoegd moeten worden. Tijdens de lunch die dag was er ook iets niet helemaal goed met de hutspot, maar dat werd door Atillo meteen bij de wortel aangepakt.
Buiten het probleem van zijn smaak zat hij echter met een nijpendere kwestie. Vanwege zijn te goed lopende bedrijf – hij had binnen de kortste keren het grootste kantoor van de halve wereld – moest hij klanten soms wel twee handen tegelijk geven. En hij droeg een groot geheim met zich mee. Hij had namelijk elf vingers en hij wist dat hij dit niet langer verborgen kon en mocht houden.
Ja, eigenlijk had hij zestien vingers, maar zijn derde arm was geen sta-in-de-weg. Die hield hij toch altijd handig op zijn rug.

Net toen hij open kaart wilde spelen, raakte hij evenwel met de duivel in conflict. Het werd een slepende rechtszaak. De duivel wilde zijn geld terug, terwijl Atillo vond dat hij met alle oprechtheid van de wereld een stuk zeil had verkocht en er niets aan kon doen dat de duivel kippig en hij dyslectisch was.
Neus, oren, haren, puistjes, hoorns, noem maar op, de duivel had van alles aan zijn hoofd en daarom had hij niet helemaal opgelet tijdens de transactie. Zeilen en zielen zijn soms alleen door een kenner met geluk van elkaar te onderscheiden.

En ondanks alles wat hij geleerd had moeten hebben over het bezigen van gepaste taal in verschillende gezelschappen maakte Atillo ergens tussen artsenconsulten en taxiritten door toch een opmerking over hoe de duivel zich aanstelde in de rechtszaal.
Zo kwam hij erachter dat er nog steeds mensen zijn die het rechtssysteem serieus nemen.

Postmoderne sport


Er zijn er die beweren dat de onbekende variabele x uit de wiskunde genoemd is naar het x-deeltje. Als je een dergelijke uitspraak hoort kun je er als de bliksem de donder op zeggen dat je met een sporter te maken hebt; al hoeft het hier, eerlijk- en volledigheidshalve, niet per se een postmoderne atleet te betreffen.

Men denkt wel dat postmoderne sport gebouwd is op fysiek antirealisme en daarbij gebruik maakt van een houding vol reglementair egalitarisme. Het empirische rondje rennen van weleer zou volgens die opvatting in de postmodernistische sportbeoefening plaats hebben gemaakt voor sceptische conditietraining.
Maar dat is niet waar.
Postmoderne sport is gewoon sport die wordt bedreven door atleten die structuralistische sport niet begrijpen; en dat zijn ze op een hem en haar na allemaal.

Ach ja, sporters, over het algemeen kun je zeggen dat ze allemaal zowel op als onder elkaar lijken; zo lenig zijn ze in de regel. Dit komt uiteraard grotendeels door de bijzondere, van specifieke eigenheid vervulde geschiedenis van de sport.

Tot ongeveer 1945 gold in de sportwereld zo goed als overal het equivalent van ’s avonds een maagd, ’s ochtends een maagd. Na 1945 en geen dag later begon sport voor iedereen bereikbaar te worden.
We zien zelfs aan het begin van de jaren zestig een groeiende polarisatie tussen verschillende soorten van krachtmeting met steeds megalomanere uitingen. In reactie daarop vinden we een decennium later een intieme en nostalgische tegenstroming, waarbij ook wordt geëxperimenteerd met teams van één persoon in wedstrijden zonder tegenstander en soms zelfs zonder doel of bal.
In de jaren tachtig is de conceptuele sport even in opkomst. Ook krijgt de melancholie van de speltechniek deze jaren veel meer de aandacht naast een kosmopolitisch en transcontinentaal marketingperspectief. De jaren negentig dan laten zien dat sport hét culturele kapitaal van de middenklasse is geworden. Zelf ben ik geen fan van sport uit de jaren negentig. Maar ik heb natuurlijk wel – zoals iedereen – de dvd van de derde etappe van de Tour de France 1993 in huis. En dat is dan ook weer het leuke aan sport: elke keer zie je er weer iets nieuws in.
Niet lang na de millenniumwisseling is er vooral in de alternatieve sportstromingen sprake van groepen atleten die de experimentele koers laten vallen en teruggrijpen naar sport- en speltechnieken van protosporters als Buddah en Muhammed.

Over de toekomst van sport wordt tot vervelens toe gedebatteerd. Je kunt geen bordeel binnenlopen of het gaat er wel over. Is de huidige pluriformiteit van de sport wel veelvormig genoeg? Moet sport niet meer zijn dan een instrument ter realisering van economische doeleinden? Is het tijd de vooral demografisch bepaalde tradities binnen de sport geheel los te laten? Vragen, gespreksstof et cetera.
Toch is men – blijkt – huiverig voor te grote veranderingen. Wat dat betreft is het net als in een spelletje Scrabble: als er eenmaal ENTROPIE ligt, kun je er nooit meer iets anders van maken.

Gelijkheid en overeenstemming en zo zijn mooi, maar toen vanuit onverwachte hoek gepleit werd dat dieren ook mee zouden moeten kunnen doen met bijvoorbeeld voetbal werd er gelukkig een dot tegengas gegeven en gelaten. Sport is namelijk een menselijk construct. En de bestaande fysieke disciplines werken natuurlijk niet in het voordeel van de stelling. Wel dingen ondernemen met schapen en niet met varkens is sowieso een discriminatoir fenomeen dat bij religie thuishoort; in de sport zou uiteraard alleen het supportersgevolg devoot moeten zijn.

De bizarre notie dat blessuretijd bij de speeltijd wordt opgeteld geeft misschien het beste aan hoe ver hedendaagse, postmoderne sport van de werkelijkheid af staat. In het echte leven wordt blessuretijd namelijk van de speeltijd afgetrokken. Zonder pardon.

Schokkende middenrifjes


Nergens is een goede openingszin zo belangrijk als in discotheek Cow Market. De waarde van een openingszin in de literatuur moet echter ook niet worden onderschat. Een gemiddelde zin uit het oeuvre van Kluun wekt weinig indruk, maar dan kom je ineens een openingszin als ‘De keren dat ik in Tilburg ben klaargekomen met een slappe lul zijn op twee ballen te tellen’ tegen en dan weet je ineens weer waarom het kunst heet.
Uiteraard zijn slotzinnen eveneens van belang – mooier en beter dan ‘Uiteindelijk is piemel langer dan lul’ van Kluun komen ze natuurlijk niet – en het is alleen maar goed dat daar veel aandacht aan wordt besteed, maar de laatste tijd is vooral de ‘perfecte middenzin’ een thema.
In de geest van Paul Coelho zijn er tegenwoordig talloze schrijvers die hun boeken vanuit het midden schrijven.
Want ‘het midden is het centrum’ immers en ‘in het midden komt alles samen’.
Gelukkig zijn er voldoende makkelijk beïnvloedbare mensen in de wereld om uit Coelho-achtig gezwam een financieel orgasme te halen en het is ook om die reden dat Rudy van Beurden deze zomer een reeks van seminars over middenzinnen organiseert.

Van Beurden: “Een goede middenzin is vergelijkbaar met een goede middenletter. Een woord als ’tavel’ slaat nergens op. Pas als je de goede middenletter, de ‘f’ in dit geval, gebruikt, krijg je een woord dat een betekenis heeft – ’tafel’ namelijk.”

Het volgen van de seminar had de gebroeders Grimm, zowel Jacob als Wilhelm, waarschijnlijk ook geen windeieren gelegd. Al te vaak overkwam het de broers dat hun middenzin ‘En zij leefden nog lang en gelukkig’ door de uitgever als slotzin werd gezien. Veel van hun werk en genialiteit is daardoor verloren gegaan en ze hebben nooit de waardering kunnen krijgen die ze eigenlijk verdiend hebben.
Nou is het voorbeeld van de broertjes Grimm wellicht ietwat gammel. Jacob en Wilhelm waren immers dirk-poep-in-’t-handje niet! In die tijd was de techniek gewoon nog niet zo ver en had je minimaal twee mensen nodig om een balpen op te tillen. Aan de andere kant hadden ze met z’n tweeën natuurlijk wel een betere middenzin kunnen bedenken, ware het niet dat in die tijd de andere kant nog niet ontdekt was.

Gastspreker tijdens de studiedagenreeks is baarddrager en beroepstilburger Kluun*. Nou ja, ‘spreker’, hij zal een middenzin voorlezen van bladzijde 89 van een willekeurig boek uit zijn oeuvre. Deze zin is: ‘In Tilburg gebruiken we bij een slappe lul gewoon een vork.’

Van Beurden: “Deze seminar is niet alleen leerzaam voor mensen die van taal en in het bijzonder literatuur houden, maar ook voor bijvoorbeeld juristen. Als je de volle drie dagen meedoet weet je waarom ‘Als ik alles over zou moeten doen zou ik nooit stoppen met drinken’ een slechte middenzin is en ‘Elke Jood is een klein stukje Woody Allen’ een goede. Dat soort kennis kan nooit kwaad. Verder hebben we niemand minder dan Kluun. Na afloop krijgt iedereen zelfs een door hem gesigneerde foto van Antonie Kamerling. En we hebben ook een facebookpagina, dus we pakken het professioneel aan!”

Facebookpagina Middenzinseminar: http://www.facebook.com/pages/middenzin/

* Anthony van Kampen, Theo Kars, Frank Kellendonk, Michiel van Kempen, George Kettmann Jr., Mensje van Keulen, Yvonne Keuls, Johan Klein Haneveld, Willem Kloos, Herman Koch, Antony Kok, Gerrit Komrij, Marga Kool, Anton Koolhaas, Tij Kools, Kees van Kooten, Toon Kortooms, Frans Kotterer, Hanna Kraan, Tim Krabbé, Gerrit Krol, Yvonne Kroonenberg, Mina Kruseman en Jan Kuipers konden namelijk – allemaal om plausibele redenen – niet.

Geen zoutloos idee


Beste ombudsman,

U moet ik even op de vingers typen. Zelfs na verschillende dreigementen weigert u uw telefoon op te nemen. Omdat u niet gereageerd heeft op mijn vorige brief ging ik ervan uit dat uw antwoord ‘ja’ was en heb ik uw daarmee bedoelde raad opgevolgd en de Norman Mailer-suite van het Jack Abbott Hotel in Tel Aviv geboekt.
Wat bleek? Een troep! Een bende! Een ongedierte! Vooral in de badkamer. Wat voor ongedierte het was, was mij eerst niet duidelijk, maar na nadere inspectie bleek het inderdaad geen gedierte te zijn maar een stuk zeep. De beloofde drugsdealers die op de hoek van het hotel aanwezig hadden moeten zijn, stonden er blijkbaar alleen de eerste zondag van elke maand. Bovendien spraken ze geen woord fatsoenlijk Nederlands. Op de tweede dag van mijn vakantie was ik de afstandsbediening van de tv op het slaapcompartiment al kwijt. Over stress gesproken! Van pure ellende ben ik toen drie dagen niet van mijn hotelkamer afgekomen, maar dat zult u wel begrijpen.
Wat ook om te braken was, was dat ik voor niks 35 kg kikkererwten uit Nederland had meegebracht. In Israël blijken ze verdomme toch niet duurder te zijn en dat van die allergie daar bleek de dokter toch gelijk in te hebben.

Alsof bovenstaande mij al niet voldoende een gevoel gaf dat ergens tussen ‘lik me reet’ en ‘lik me hol’ in zat gaven veel van de tips uit de reisbrochure mij een compleet nieuwe smaak bij de woordgroep ‘lik me naad’. Ik weet niet wat ik moet met die godverdommese monumenten. Het opdringen van de gedachte van ‘als je dit ziet, moet je denken dat alles wat jij mee hebt gemaakt en alle problemen die jij hebt eigenlijk niks voorstellen’ vind ik gewoon een verkeerde denkwijze. Verdriet en pijn op een weegschaal leggen en terloops kijken of je jezelf weg kan cijferen is bizar. Net als het indraaien van een lampje van 1 Watt omdat je namelijk niet echt licht wil hebben. En bovendien komt Anne Frank wel mooi uit Nederland, ja! Een aanpassing van die reisgids met ere wie ere toekomt lijkt me dus wel op zijn plaats!
Begrijp me trouwens niet verkeerd! Ik heb niks tegen Joden of mensen. In ons land heb je ook het probleem van de protestanten, zeg maar, dus ik weet er alles van. Maar in mijn ogen is iedereen gelijk en heeft bijna iedereen alles mee om bestuurslid van Eureko te zijn, behalve connecties. Laten we het daar bij houden.

Al met al vagina met steenvruchten dus die vakantiereis van mij en toen ik bij thuiskomst ook nog eens door mijn collegajournalisten beschuldigd werd van dopinggebruik, moest ik na vijf kwartier oprecht hysterisch schreeuwen en snotteren even denken aan mijn bouwvallige Norman Mailer-suite. Unlike Norman Mailer vind ik het namelijk niet echt leuk om met Norman Mailer op vakantie te gaan. Dit was natuurlijk niet het geval, maar het had gekund. Het had zo vaak gekund, dat ik er toch zeker anderhalf boek aan halve boeken over had kunnen schrijven, ware het niet dat Norman Mailer dood is en zelfs in die toestand mij geen toestemming wil geven een boek over hem te schrijven, maar dit terzijde.

Nu we het dan toch over herinneringen hebben wil ik nog even melden dat de souvenirs trouwens ook klote met een strik erom waren! De ‘mooie’ brievenopener die ik gekocht heb is blijkbaar niet van echt been maar van een houten been gemaakt. De zandloper die ik voor mijn moeder mee wilde nemen hield er bij aankomst in mijn hotel meteen mee op en zo kan ik wel een tijdje doorgaan.

Nou, beste ombudsman, vandaag ga ik weer werken. Keihard werken, want dat is de Nederlandse manier. Kei- en keihard! Zo hard dat de mussen van het dak vallen. Dat het een aard heeft. Dat het niet onopgemerkt blijft. Dat de mensen het zien, zich omdraaien en zeggen: “zo, die is keihard aan het werken!”
En pas als ik overmorgen niet meer kan werken van het harde werken en thuis mag blijven om bij te komen weet ik en weten de mensen met mij dat ik voldoende hard gewerkt heb vandaag.
Het zou u sieren om ook eens wat aan arbeid te doen en bijvoorbeeld deze brief van een gedegen antwoord te voorzien. Want er moet iets gebeuren. Er moet iets veranderen. Dat is inmiddels wel duidelijk.

Mijn auto alvast startende groet ik u allervriendelijkst,

Kevin de foetus

PS – Wat die brand betreft: er was behoorlijk wat zuurstof in het gebouw opgeslagen, waarvoor ik uiteraard niet verantwoordelijk ben.

Het lied dat Gerrit Komrij nooit schreef

Ik Dacht Dat Ik Klaarkwam

Ik had haar al zolang niet gezien
Ik wist ineens weer wie ze was
Ze had een ander bloesje aan
Maar wel nog steeds dezelfde jas

Dezelfde blik gaf ze aan mij
Toen ik geen tederheid meer bliefde
Toen ik klaar- en omgekomen was
De LD50 van de liefde

Zij snapte mijn ontsnappen wel
Het begin was niet meer in zicht
De tijd had twee halve wonden
Met benen open en armen dicht

En ik dacht dat ik klaarkwam
Toen ik weer lag naast haar lach
Ik was over haar heen
En weer zag ik wat zij in zich zag

Ooit stonden wij zij aan haar zij
Kusten de longen uit ons lijf
Huilden de sterren van de hemel
Het bleef altijd bij ‘ik blijf’

Zij gooide het op liefde toen
Ik gooide het terug op haar
Als een plumpudding zo bleek
Pasten wij toch bij elkaar

En ik dacht dat ik klaarkwam
Toen ik weer lag naast haar lach
Ik was over haar heen
En weer zag ik wat zij in zich zag

Ik voel me nu zo schreeuwend klein
De muur omarmt mijn rechte rug
En als het asfalt straks gedroogd is
Verdwaal ik snel naar haar terug

En ik dacht dat ik klaarkwam
Toen ik weer lag naast haar lach
Ik was over haar heen
En weer zag ik wat zij in zich zag

Chomskyaanse humor uitgelegd


Het leven is een aaneenschakeling van situaties waarin de kringspier op de lachspieren werkt, direct of indirect. Vraag dat maar niet aan mijn volle neef David Chomsky. Regelmatig – zeg maar, 1 tot 2 keer per leven – komt hij in de Oekraïne. En in de Oekraïne is humor bijvoorbeeld ver te zoeken. Dat is gewoon zo. Dat is geen te ruim geïnterpreteerd parochialisme van mijn kant. Alle Oekraïners zijn namelijk hetzelfde. De vrouwen lijken immers ook precies op de mannen. Erger kan een volk niet hetzelfde zijn.
Maar mijn volle neef David heeft familie in de Oekraïne en wordt daar dus 1 à 2 keer per leven – met een afwijking van 1 à 2 keer – door uitgenodigd om een week in hun graanschuur te verblijven. De eerste keer dat hij daar was kreeg hij te horen (nadat hij hartelijk was begroet): “Ik weet niet of je moet poepen, maar als je moet poepen dan is het verstandig om voor je gaat poepen wat wc-papier in de wc te leggen omdat anders je drol nogal aan de wc-pot blijft plakken en we hier onvoldoende waterkracht hebben om die drol dan weg te spoelen. Anders wordt het zo’n gedoe en moet je die drol met je handen weg gaan duwen en zo.”
Het was niet komisch bedoeld. Het was puur een praktische mededeling. En David begreep dat als geen ander. Hij kon er in de verste verte niets lachwekkends in zien.
Tja, die Chomskytak…
Waar ik op z’n minst door mijn neus zou lachen, geeft David een oprecht ‘dank je wel’.
Als ik voor het gebbetje vaderdag spermadag noem, moet David me uitleggen dat een spermatozo of een groep spermatozoën nog geen vader maakt.

Nee, de Chomsky’s zijn geen geinponems. Neem nou die Noam. Dat Noam het benaderen van de semantiek op pragmatische wijze of, erger nog, in een ander denkbaar universum, het benaderen van de pragmatiek op semantische wijze een gotspe vindt, is natuurlijk een understatement – en hij heeft een schmerzhekel aan understatements. Maar ook eufemismen zijn niet aan hem besteed. En voor parodieën is hij zelfs allergisch, behalve wellicht die van de band Queen uit het land van Bohemen, omdat hij daar goede herinneringen aan heeft. De Chomsky’s gingen er ooit namelijk bijna op vakantie.

Eigenlijk, voor de orde die in zekere zin als goed kan worden beschouwd, is Noam Chomsky geen volle familie. Toch ken ik hem volgens de theorie van de ‘six degrees of separation’ van Frigyes Karinthy via slechts één tussenstap. Dat komt omdat God zowel van Noam als van mij een persoonlijke vriend is. Via God weet ik ook dat ze Noam een keer hebben moeten uitleggen wat ‘een sok in je broek stoppen’ nou eigenlijk betekent. Na de uitleg zei Noam dat hij een oom had die daar gedroogde ginseng voor gebruikte. Al was het blijkbaar wel heel moeilijk om een ginsengwortel te vinden met het volume van een flinke sok. Noam had ooit berekend dat 33% van zijn ooms altijd te kleine ginsengwortels had. Een onderzoek van mijzelf laat overigens zien dat 33% van de ooms van Noam niet in enquêtes gelooft en 70% van zijn ooms enkel en alleen als er rekening wordt gehouden met een foutmarge van 3%.

Vorig jaar had ik het geluk om net te doen alsof ik een interview had met Noam Chomsky. Ik vroeg hem tijdens dat interview of het niet tijd werd dat taalkundigen zich meer met spelling gingen bemoeien omdat juist door die spelling grote thema’s worden belicht. Zo is FREDE fout en OORLOG goed.
Later hoorde ik via via dat Chomsky zei dat hij geen Nederlands kende.


De volgende keer zullen we ons meer verdiepen in de verschillende dansroutines van Noam Chomksy.

Voelen is doelen


Omdat mijn uitgever ‘Dirk van Rillaers (in de tijd dat hij nog bij uitvaartcentrum Vertigo werkte) en de kist des doods’ een veel te lange titel voor een nieuwe misdaadroman à la Ian Fleming en Ira Levin met een vleugje Tofik Dibi vond besloot ik om, om inspiratie op te doen, even langs de kroeg te gaan.

Kroeggesprekken kunnen gezien het geheugenprobleem van de grootste gemene deler alleen maar over de actualiteit gaan en juist daarvan kon ik volgens mij wel iets in mijn titel gebruiken.

Na een minuut of vijfentwintig vond ik het themagebrabbel over de nieuwste trend in de vrouwenhandel – de baboesjkamethode, waarbij vrouwen in andere vrouwen verstopt worden – niet meer echt interessant en daarom verhuisde ik van de bar naar het terras. Bovendien kan ik gewoonweg geen goedkeuring geven aan de voor de hand liggende systemen die zouden moeten bepalen wie de buitenste vrouw dan zou moeten zijn. Zo ben ik.

Op het terras ging er een baardloze man naast me zitten.

Het moet zijn geweest dat ik zonder er erg in te hebben aan de man vroeg of hij me een lange uitleg kon geven over de geschiedenis van gebarentaal, want out of the blue begon de man me een lange uitleg te geven over de geschiedenis van gebarentaal.

Inmiddels weet ik dus dat gebarentaal geen modern fenomeen is, maar zo oud als de weg naar Rome toen Rome nog niet eens bestond en er ook veel minder toeristen kwamen. Onlangs zijn er bij opgravingen in het voormalige Mesopotamië zelfs een hele set gebaren gevonden uit 3001 voor Christus! Het bleek na bestudering te gaan om een discussie tussen een arts en een van zijn patiënten. De transcriptie, of transliteratie zo je wil, is zeg maar iets van zo:

Arts: Sorry, ik was even afgeleid. Ga verder.
Patiënt: Nou, ik heb het idee dat mijn ziekte een soort van defect in het basismateriaal van mijn lichaam is. Een stoornis in de codering van de kenmerken van mijn zijn, zeg maar.
Arts: Nee, dat kan niet. Je hebt gewoon te veel zwarte gal in je lijf. En dat is te herkennen aan twee belangrijke dingen: het is gal en het is zwart, maar niet altijd. Verder verplaatst de ziekte zich volgens mij met de eigenschappen van een vloeistof. Dat lijkt me overduidelijk. Vandaar dat het bijvoorbeeld niet alleen in je arm of je oor zit.
Patiënt: Dus dat er een beschadiging zou kunnen zitten in zeg maar de informatieoverdrachtsgedeelten van mijn lichaam is onzin?
Arts: Precies. Je zoekt gewoon naar excuses omdat je de Goden beledigd hebt.
Patiënt: Oef, dat lucht op. Mijn moeder zei al dat ik beter even langs de dokter kon gaan.
Arts: Graag gedaan.

Gebarentaal wordt vaak gebruikt door mensen die niet kunnen praten en toevallig vind ik die mensen arrogante, zeikerige en pietluttige wezens. Dat komt allemaal door die vriendin die niet kon praten die ik ooit had. Ik kocht de duurste ring in de winkel voor haar, maar maakte daar per ongeluk het verkeerde gebaar bij.
En haar ging het dus om het gebaar. De trut! De pisbakkenhoer!
Nou, u kunt begrijpen dat ik niet meer met die mensen praat!

De baardloze man kon mijn verhaal niet waarderen. Hij had een zus die een pisbakkenhoer was. Ik dronk mijn witbier op en besloot de titel van mijn boek te veranderen in ‘Hans Teeuwen (in de tijd dat hij nog bij uitvaartcentrum Vertigo werkte) en de kist des doods’. Dat scheelt toch weer vier letters en uiteindelijk is alles de schuld van God.

Niet-rokerslogboek


Dag 12447 – Vandaag heb ik 34 jaar en 28 dagen niet gerookt. Ik voel me raar. Vanochtend moest ik even hoesten, maar ik voel me wel een stuk fitter dan drie dagen geleden. Mijn bloeddruk is 155 over 92, mijn hartslag 91 en ik vermoed dat mijn formaldehyde-, koolstofmonoxide- en benzeenspiegels wel redelijk jofel zijn. Het lijkt dus dat ik me goed voel, maar schijn kan enorm bedriegen. Iedereen kent wel het verhaal van Paul McCartney. Toen John Lennon stierf dacht Paul dat hij eindelijk weer rustig over straat kon omdat alle mensen die dachten dat hij John was nu dus dachten dat hij dood was. Maar het werd alleen maar erger voor Paul. Degenen die dachten dat hij John was waren nogal enthousiast om te zien dat hij gewoon nog leefde.

Ik merk dat ik snel geprikkeld ben. Ik merk ook dat ik er bijzonder slecht tegen kan dat mensen mij zogenaamd gelijk willen geven. Als ik bijvoorbeeld zeg dat ik allergisch voor ‘x’ ben, vind ik het onuitstaanbaar dat de mensen tot wie ik mij richt dan reageren dat ze ook allergisch voor ‘x’ zijn. Zo vindt iedereen genocide vervelend; ik vind dat maar verdomd toevallig en zo. Het meest wind ik me hierover op als ik vlak daarvoor vijf kwartier ben wezen traplopen. Dan ben ik ook altijd moe. Ik heb dan ook het gevoel dat minstens tien van mijn longtrilhaartjes zitten vastgeplakt en dat ik mijn smaak- en reukvermogen niet optimaal kan benutten.

Gisteren zei iemand op straat ‘schurfterige kankerhomomoslim die niet eens rookt’ tegen mij. Ik heb meteen de politie geïnformeerd. Over een jaar of twee doet de rechter uitspraak en dan weet ik of ik me beledigd mag voelen en of ik me dus iets van die opmerking aan mag trekken. Tot die tijd doe ik gewoon net alsof ik wel rook als ik over straat loop. Trouwens, een dezer dagen zal de uitspraak wel komen of ik een jaar of twee geleden nog beledigd ben met de term ‘quantummechanicus’. Ik ben echt benieuwd!
Als er maar niet hetzelfde gebeurt als die keer dat ik ‘neutralerik’ als mogelijk scheldwoord, denkbare belediging indiende. Bij ‘neutralerik’ moesten ze eerst aan Kees van Kooten vragen wat het zou betekenen; het stond immers niet in het woordenboek. Maar omdat Kees op vakantie was ging dat feest niet door. Het formulier ‘Wachten tot Kees van Kooten terug is van vakantie’ bestond nog niet en dus is de zaak toen geseponeerd.
Ik weet nog goed dat ‘mierenneuker’ geen belediging werd gevonden door de toffe rechters van ons land. Mij leek het juist een belediging voor degenen die het neuken van mieren verdomd serieus nemen en er een edele bezigheid van gemaakt hebben dat anderen te pas en te onpas het label ‘mierenneuker’ mogen ontvangen terwijl die daar helemaal niets voor doen. Maar al met al zijn het de toffe rechters van ons land die dus bepalen wat jij mag en moet voelen en of je bijvoorbeeld mag en moet vinden dat je beledigd bent. En rechters zijn nou eenmaal verdomd intelligente mensen. Dat moet wel, want als jurist sta je natuurlijk voor lul en alleen als intellectueel weet je daar op een of andere manier boven te staan.

Kwam de buurman overigens nog tegen in de supermarkt vanochtend. Hij kocht een pak koffie. Nu is bekend dat mensen die koffie drinken soms ook roken. Om het zekere voor het onzekere te nemen ga ik maar verhuizen. Ik kan er gewoon niet op gokken dat de buurman vandaag of morgen aanbelt met een brandende sigaret in zijn hand. Dat meeroken kan me mijn kop kosten! Als ik nou alleen nog mijn spiegelbeeld van het roken kon krijgen, dan hoefde ik het ook niet meer te zien.

Als ik zo ’s avonds met mijn hond, mijn valkparkiet en mijn laptop door mijn logboek blader merk ik keer op keer op dat ik 12448 dagen geleden de beste keuze van mijn leven heb gemaakt! Ik besef nu hoe stom het is om jezelf met een bepaalde manier van ademhalen belastingen op te leggen.

Vandaag moet ik nog even langs Advocatenkantoor Puk & Muk om te kijken of ik inderdaad last heb van hoge bloeddruk. Hierover later meer. Ieder mens is immers anders!

Afslankpen®


Vroeger deden wij altijd kranten onder onze kleren. Vooral als het koud was. Dat artikelen over Robert Vuijsje of Jort Kelder erg hartverwarmend zijn was in die tijd ook al bekend. Alleen hadden we die toen nog niet. Wij moesten het doen met katernen over de Berlijnse Muur of over ontbossing en dan nooit in combinatie met spektakel.
Sensationele dingen, daar hoorden wij niet over. Revolutionaire dingen evenmin. Wij lazen er ook niet over. Kranten stopten wij onder onze kleren, per slot.
Tegenwoordig is dat wel anders. Sinds er huizen zijn kunnen kranten gewoon gebruikt worden om te lezen.
Lezen van kranten betekent ook lezen van advertenties en dus is een warmer klimaat, of warmte in het algemeen, beter voor de economie, want advertenties leiden tot aankopen en daarmee tot een verhoging van de omloopsnelheid van het geld.

Advertenties zijn niet zo simpel als men doorgaans graag wil geloven. Men moet altijd waken voor pre-imitatie, post-imitatie en neo-imitatie! (Neo-imitatie is uiteraard wel heel verleidelijk; wat eigenlijk niet kan is vaak namelijk ook het leukst.) En je moet onderscheid kunnen maken tussen wat nou wel effect heeft en wat niet. Sommige dingen zijn immers onzin en sommige dingen zijn zo echt en zinvol als de democratie.

Neem nou de Afslankpen®. Met de Afslankpen® schrijf je jezelf slank, zegt men. Maar is dat wel zo? Het antwoord is: ja! Als je maar weet hoe je ermee om moet gaan.
De werking van de Afslankpen® is gebaseerd op een vorm van anti-entropisch tijdreizen. Het maakt gebruik van een soort niet-invasieve liposuctietechniek die al jaren onbekend is. We bedoelen: 3de generatie, ultraultrasone technologie zonder nare wonden. In de Afslankpen® zit een vochtafdrijvingsmechanisme. Maar dat is allemaal wellicht te technisch. Het voornaamste is dat de Afslankpen® werkt! Met de Afslankpen® zal uw gewicht aan zelfvertrouwen toenemen. En als u er vier koopt kunt u nu zelfs een garantieverzekering afsluiten! Uiteraard komt de Afslankpen® met een handig, reetleren hoesje.

Artsen zullen het gebruik van de Afslankpen® afraden. Maar dat is logisch omdat artsen nou eenmaal dyslectisch zijn. Niet allemaal, natuurlijk. Er zijn ook artsen die gewoon te stom zijn om fatsoenlijk te kunnen lezen en schrijven. Zo ken ik een arts die via de helpfunctie van zijn tekstverwerkingsprogramma op zoek ging naar een ‘outomatiese spelingskontrolle’. Ik durf gewoon te zeggen dat ik een dergelijke flapdrol ken; zo ben ik! Af en toe stuur ik mijn flapdrol een e-mailtje met een tekst als ‘je vrouw is een prostituee’, wetende dat hij te lui en te bescheten is om voor hem moeilijke woorden even op te zoeken. Als we elkaar de dag erop tegenkomen bij het uitlaten van de hond word ik altijd hartelijk bedankt voor mijn berichtje.

Het is trouwens niet zo dat je met de Afslankpen® gewoon wat op papier kunt krabbelen. Daarom is het zaak goed te begrijpen hoe de Afslankpen® te gebruiken, zodat je na de aankoop niet terug hoeft te krabbelen.
De Afslankpen® reageert niet op:
• onverzorgd of achteloos taalgebruik;
• het gebruik van afkortingen;
• taalfouten (spelfouten en andere schrijffouten).

Bij correct gebruik van de Afslankpen® verdwijnt vet als publiek voor Beau van Erven Dorens!

Zonder vetlaag kan het overigens soms wel koud zijn buiten. Daar moeten de wetenschappers nog iets op verzinnen.