Wie is BJG?

Het overgrote deel van uw hippekutse leesvoer is ontsproten uit het levendige brein van de mastodont van deze website: bjg. Voor elk mager stukje tekst dat ondergetekende uit zijn vingers perst, schrijft bjg er maar liefst drie! Kwaliteit die ten koste gaat van kwantiteit? In dit geval gaat die loodzware vlieger van gewapend beton nog voor geen meter op. Driedubbelzinninge woordgrappen, ingenieuze linguïstische constructies met keiharde, dikke lidwoorden,  dialogen waar werkelijke mensen in een discours een vlijmscherp puntje aan kunnen zuigen, kortom: taalvirtuositeit met een hoofdletter taal. Om nog maar te zwijgen over het gemak waarmee hij zijn interpunctie controleert, nee domineert. Punten komen waar punten horen, komma’s kunnen niet beter worden getimed. Zijn spaarzame puntkommagebruik getuigt daarnaast van pure klasse. Bjg hanteert de taal als een precisie-instrument. Analoog hieraan zijn prutsers als Mulisch, Reve en Claus  op verbale wijze bezig met een sloophamer.

Is dat altijd zo geweest? Niets is minder waar. Op veertienjarige leeftijd had hij nog geen woord gesproken. Zelfs een simpel “mama” op “papa” kreeg hij niet over zijn lippen. Jarenlange intensieve spraaklessessies met vermaard logopedist Erik Drijkoningen leverden uiteindelijk resultaat. Op zijn zeventiende kon bjg zijn eerste woordje uitspreken: reetleer. Ja, beste lezer, bjg is dé uitvinder van reetleer. Na reetleer kwam maizenaventilator en toen was het spreekwoordelijke én overdrachtelijke hek van de dam. Een ware stortvloed aan neologismen volgde. Grammatica, daar had bjg nog nooit van gehoord noch wist hij hoe de regels van de Nederlandse taal dienden worden toegepast om taalkundig welgevormde zinnen te produceren.

Op 24-jarige leeftijd kwam hij zijn beste makker tegen: Elmar het embryo. Elmar zou later nog als inspiratiebron dienen voor het personage Kevin de foetus, de immens populaire, geliefde en geinige foetus die allerlei malle avonturen beleeft en de rode draad vormt in bjg’s oeuvre. Elmar het embryo was degene die bjg introduceerde in de wereld van de syntaxis of evil, zoals Elmar dat altijd zei. Bjg bleek een snelle leerling; hij had slechts veertien jaar nodig om zich de grammatica eigen te maken. Vijf jaar later kon hij ook lezen en schrijven en de rest is geschiedenis.

Bjg is altijd nuchter gebleven onder zijn succes. De nobelprijs voor de literatuur is volgens hem een aanmoedigingsprijs; aanmoediging is wel het laatste dat bjg nodig heeft. Het zal niemand dan ook verwonderen dat hij beleefd bedankte toen hij werd voorgedragen. De AKO-literatuurprijs, P.C. Hooft, Gerrie van Schijndel, geen van deze prijzen heeft hij ooit in ontvangst genomen. Meestal was hij op de dag van de uitreikingen straalbezopen. Ook is hij nog steeds bezig met het onder de knie krijgen van de schone kunst van het kaartlezen.

Tegenwoordig leeft hij een teruggetrokken bestaan. Bang om op straat herkend en bejubeld te worden. Het schijnt dat hij momenteel op vakantie in Egypte is. Typisch bjg!

Nummer 84: Leetreel zoetzuul

In de categorie woorden met een negatieve connotatie hebben we het vandaag over het woord allochtoon. Bij allochtoon denkt de gemiddelde mens meteen aan de niet-westerse allochtoon. En met een niet-westerse allochtoon denken de meeste mensen direct aan de islamitische immigrant, veelal van Noord-afrikaanse afkomst. Onze populistische vrienden van de vrijheid zijn hier verantwoordelijk voor. Dat is mijn bescheiden mening. Immers, er is ons in de afgelopen jaren constant voorgespiegeld hoe de islam onze vrijheid bedreigt en hoe oude vrouwtjes niet meer over straat durven te gaan omdat er op iedere straathoek een groepje jongeren met bontkragen en scooters klaarstaat om onze geriatrische medemens met behulp van een mes of vuurwapen hun handtasjes afhandig te maken. We hebben er, volgens die blonde man met dat Limburgse accent, heel veel last van.

Qua niet-westerse allochtonen gaat het in de regel niet om Chinezen. Dat is opmerkelijk. Chinezen zijn immers net zo niet-westers als de hierboven genoemde groep. Zo nog niet-westerser. Maar van Chinezen heeft niemand last. Ze hangen niet in groepjes op straat, ze dragen geen bondjassen, je ziet niet op scooters rijden, ze plegen geen aanslagen, beroven geen oude vrouwtjes en bedreigen geen homo’s die hun flikkerigheid lopen te flaneren op straat. Chinezen; er zijn er heel veel van maar je ziet eigenlijk nooit. Ze vallen niet op. Misschien is dat wel zo omdat ze allemaal zo erg op elkaar lijken.

Chinezen zitten overal. Ze nemen overal ter wereld iedere vorm van middenstand helemaal over. Hier in Nederland gaat dat ook zo. Naast de wok-restaurants, de chin-ind’s en de afhaalchinezen bezitten ze ook ongeveer iedere sushitoko. Sushi is toch echt een Japans ding. En wat dacht je van de gemiddelde oerhollandse snackbar? Chinezen! Ze bakken een betere kwekkeboom dan de wij Nederlanders, weten meer over de mexicano dan de gemiddelde Mexicaan en, mocht de snackbar beschikken over een grill, hun shoarma smaakt net zo niet-westers als die van een authentieke shoarmatent met échte Noord-afrikanen. Alles wat wij lekker vinden kunnen Chinezen maken én verkopen. En als we lekker eten kunnen krijgen, vinden wij -westerse autochtonen- alles al snel best. Reden genoeg om geen last te hebben van Chinezen.

Chinezen. Ze nemen de boel over. Chinezen hebben meer dollars dan alle Amerikanen bij elkaar. Als China het wil dan is Amerika in één dag failliet. Als alle zelfmoordterroristen bij elkaar in één dag in Amerika een aanslag plegen, dan hebben ze er wellicht even last van, maar bankroet zullen ze er niet van worden. Toch pompen die überwesterse Amerikanen heel veel geld in het bestrijden van terrorisme, ten koste van hun eigen economie. Chinezen lachen zich rot. “Zijn die Amerikanen écht zo dom?” vraagt men zich collectief (en dus met meer dan een miljard mensen) af. Ja, die Amerikanen zijn echt zo dom.

Als Chinezen humor zouden hebben, zouden ze zich rot lachen. Ondertussen werken ze heel hard door. Wie de wereld wil overnemen moet er ook iets voor doen.

Het zijn misschien wel kutchinezen. Het zijn wel onze kutchinezen.

Glas in lood om oud ijzer


“Ik kom er zo aan!” riep Reynaert tegen Grimbeert terwijl hij de gang op liep.
“Zó?” schreeuwde Grimbeert terug. “Zou je niet eerst dat schuim van je snufferd afhalen? Je loopt voor lul als je zo gaat.”
“Da’s grappig,” riep Reynaert op zijn beurt. “Da’s grappig. Even scheren nog en dan kunnen we.” En hij schuifelde terug de badkamer in.

Ineens bedacht Grimbeert zich dat het geen slecht plan was als hij ook seffens de zelfbarbier zou spelen, waarop hij naar de badkamer toog en naast Reynaert ging staan. Reynaert moest genoeglijk lachen en gaf Grimbeert de spuitbus met scheerschuim en een scheermes.

“Ik vind het eigenlijk zo’n onzin dat scheren,” ziftte Reynaert. “Vooral wij dieren zouden onze haren gewoon op onze kanis moeten laten staan!”
“Ach,” zei Grimbeert. “In ons vakgebied is het soms wel verstandig. Ik heb vanmiddag bijvoorbeeld een patiënt op wie ik allerminst wil lijken. Hij zegt dat-ie Jezus van Motörheth is.”
“Jezus van Nazareth, zul je bedoelen.”
“Nee, Motörheth! Hij is verhuisd. Nazareth vond hij maar een slaapdorp.”
“Logisch. In Motörheth zijn inderdaad leukere kroegen. En interessant ook. Ik heb door de jaren heen geleerd dat hoe iemand is veel zegt over zijn persoonlijkheid. Zie je die Jezus vaak?”
“Wat is vaak? De laatste drie jaar heb ik hem iets van acht keer gezien. Hij kan zich erg goed verstoppen. Daarom onder andere heb ik hem ook handpoptherapie geadviseerd.”

De vos en de das spoelden hun scheermessen schoon en gaven elkaar een kus.

“Lekker,” zei Grimbeert. “Je zou je genitaliëngebied ook eens moeten scheren!”
Reynaert moest ondeugend lachen en maakte een kreunend gromgeluidje.

“Fijn dat je kon blijven slapen,” zei Reynaert. “Ik heb vandaag weer die vervelende ex-bankier op spreekuur. Je weet wel, die ziekeling die meent dat de economie gebaseerd is op een soort estafettesysteem waar banken deel van uitmaken.”
“Lijkt me een hopeloos geval,” zuchtte Grimbeert. “Iedereen weet dat volgens de geheime-en-magische-gelddoos-in-de-lucht-theorie banken slechts als observator van het economische systeem dienst doen.”
“Daarom ga ik ook onderhand zware medicatie voorschrijven. Zes van die geelwitte pillen en een half dozijn van die witgele. Dan blijft-ie voortaan ook mooi van de kutten af!” declameerde Reynaert staccato.
“Weet je wat het is met die mensen? Die geloven allemaal nog in sprookjes!” voegde Grimbeert eraan toe
En de vrienden rolden over de grond van het lachen. Van het lachen, maar ook een beetje door de ontzettend plaatselijke aardbeving. Een keurige, dikke zeven op de schaal van Richter.

Wat is dit? Het lijkt verdomd veel op alles

“Ga zitten want ik wil eens met je praten,” zei Jelle. Zijn vrouw lag naast hem op de bank naar de tv te kijken. “Ik ben allang niet meer zo blij als toen,” vervolgde Jelle. Zijn vrouw keek vanuit haar ooghoeken naar Jelle en fronste onverschillig haar wenkbrauwen. “Nee schrik maar niet, ik wil je niet verlaten, nee er is iets en ik kan er niks aan doen.” Jelle’s vrouw zapte een paar kanalen verder, bleef even steken op Private Spice en zag hoe een flinke lul in de anus van een wat oudere vrouw verdween. “We komen niets te kort, we hebben alles,” zei Jelle, “kleine Tinus, een huis, een auto en elkaar.” Op Discovery stak een man een levende hagedis in zijn mond en beet zijn kop er af. Jelle’s vrouw zapte verder. “Maar weet je lieve schat wat het geval is,” ging Jelle onverstoord verder. “Ik zoek iets meer, ik weet alleen niet waar.” Hij pauzeerde even. “Soms vraag ik me gewoon af of dit alles is.”
“Oewoewoewoe.” verstond Jelle.
“Wat zei je?” vroeg hij.
“Oh niets… ik gaapte.”
“Wat ik dus wil zeggen, we zijn nu net een stuk in 13 delen,” zei Jelle met een wat serieuzere toon. Zijn vrouw was ondertussen langs alle zenders gegaan en opnieuw bij Private Spice aanbeland. Er zat nog steeds een erecte lul in de kont van de wat oudere vrouw. Ze wist niet helemaal zeker of dat dezelfde lul als die van daarnet was. “Aan het einde zijn we allemaal de klos,” ging Jelle verder, “En we leven trouw het leven van zovelen.” Hij begreep eigenlijk zelf nog maar half wat hij zeggen wilde maar hervatte alsnog met “Ik wil iets meer, ik wil een beetje los. Dus tja. Ik vraag me dan echt af of dit alles is?”
“Oewoewoewoe,” gaapte zijn vrouw weer.
“Is dit alles,” benadrukte Jelle nog een keer.
“Oewoewoewoe,” gaapte ze nogmaals terwijl ze de tv uitschakelde. “Ik weet niet wat jij doet maar ik ben kapot. Ik ga slapen. Welterusten.”
“Ik kom zo,” riep Jelle haar na.

Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het ziet er niet best uit

Er zijn genoeg mensen die helderziend zouden willen zijn. Dat komt door mensen als Char, Uri Geller en Derek Ogilvie. “Hufters zijn dat!” vond onze hoofdpersoon. Wat zij deden had volgens hem niets met paranormale gaven te maken.

Zelf was de persoon in kwestie er op zijn vijftiende achter gekomen dat hij werkelijk over paranormale gaven beschikte. Of beter gezegd, op zijn vijftiende besefte hij dat hij als paranormaal begaafde was geboren in een normaal lichaam; transparanormaal dus. Een aantal psychologische onderzoeken en -daarop volgend- wat medische ingrepen later beschikte de man over wie we het hebben over een paranormaal lichaam met dito eigenschappen.

In het begin is het best leuk. Je loopt over straat en ziet direct wat mensen voor ellende met zich meedragen. Geluk zie je maar zelden. Onze protagonist dacht, hier moet ik wat mee doen.

Hij begon in kleine zaaltjes met kleine shows.

Zijn insteek was om de naakte waarheid te vertellen. “U mevrouw,” zei hij dan in een van zijn optredens tegen een vrouw die hem hoopvol aankeek, “bent hier vandaag gekomen omdat u hoopt dat ik contact kan leggen met uw overleden zoontje Bas, klopt dat?” Tranen rolden over de wangen van de vrouw terwijl ze hoopvol ja knikte. “Nou mevrouw, ik heb een boodschap voor u,” vervolgde het hoofdpersonage, “dode mensen zijn dood! Er is geen leven na de dood. Er is alleen dit leven en dat hebt u verschrikkelijk verwaarloosd. Uw obsessie voor uw dode zoontje heeft u en uw man die naast u zit met de jaren steeds verder uit elkaar gedreven. Hij gaat vreemd met een twintigjarig dametje genaamd Cindy en zou u het allerliefst vandaag nog verlaten.” Haar man keek hem verontschuldigend aan. Ontkennen had geen zin.

Een vast onderdeel van zijn avondvullend programma was dat hij verschillende mannen, schijnbaar willekeur gekozen, op het podium liet komen. “Mannen,” zei hij dan, “u vraagt zich wellicht af waarom ik u op het podium heb laten komen.” De mannen, elkaar wat lacherig aankijkend, knikten lichtelijk nerveus. “U bent hier omdat u allen beschikt over twee overeenkomstige eigenschappen. Allereerst bent u hier omdat uw vrouwen, in tegenstelling tot u, naar deze show wilden komen in de hoop met een dierbare overledene te praten, klopt dat?” Met enige schroom volgde er een bevestiging van de naast elkaar opgestelde mannen op het podium. “Ten tweede bent u allen heimelijk homoseksueel, heb ik gelijk of heb ik gelijk?” Men kan zich voorstellen dat hier minder enthousiast op gereageerd werd. Onze paragnost noemde daarop wat details over ieder van de mannen, zoals op welke dag en rond welk tijdstip iemand eigenlijk naar de biljartclub zou gaan. Hij noemde genoeg details die klopten om overtuigend te zijn. Hij zei vervolgens waar ze zich op die tijdstippen werkelijk ophielden om aan hun homoseksuele trekken te komen, ook hierbij pijnlijke details niet achterwege latend. Verontwaardiging vanuit de zaal, ontkenning op het podium, het had allemaal weinig zin. Iedereen wist wel dat het waar was maar enthousiast werd niemand er van. Eenzelfde reactie kreeg onze centrafiguur bij zijn vaste showelementen als de pedofiel aanwijzen en mensen verwittigen over hun nog niet gediagnosticeerde dodelijke kanker.

Verder dan kleine shows in kleine zalen is hij nooit gekomen.

Mooie namen maken lelijk

Benno had een vriendin. Daar is op zich niets mis mee. Met de vriendin van Benno wel. Mooi was ze niet, ze had een redelijk log postuur, haar stem kraakte op een vervelende manier en als ze lachte dan bulderde ze er een geluid uit waar een gemiddelde olifant nog een blokje voor zou omlopen. Maar ze was wel heel aardig. Dat ze niet mooi was, een redelijk log postuur had, haar stem op een vervelende manier kraakte en ze lachte als een loopse bultrugwalvis op het droge was voor Benno geen probleem. Hij was zelf ook niet moeders mooiste (dat was Eppo, Benno’s broer). Benno was blij dat hij überhaupt een vriendin had. Als je honger hebt, en dan bedoel ik écht honger, eet je ook alles wat eetbaar is. Kijk maar naar die survivalprogramma’s op tv. Hebben die survivaljongens honger, dan vreten ze zo ieder beest dat ze te pakken kunnen krijgen. Hebben ze dorst, dan drinken ze hun eigen urine. Zo was het ook met Benno en zijn vriendin.

Maar nu komt ie. De vriendin van Benno heette Scarlett, Scarlett Johansson. In het begin was dat geen probleem. De échte -dat lekkere wijf van die films- was namelijk nog niet doorgebroken.

Benno weet nog goed hoe het was toen hij eens in de bioscoop zat en haar voor het eerst aanschouwde. Hij wist niet hoe ze heette maar hij wist wel dat hij naar een ongelofelijk mooie dame aan het kijken was. Die mooie volle lippen, dat verfijnde koppie, dat was een vrouw waar je je op kon aftrekken zonder dat je ook maar één tietje hoefde te zien. Hij kon niet wachten tot de aftiteling; hij moest weten hoe ze heette zodat haar hij ’s avond stiekem kon googlen en zich met zijn paarse kloppende vriend zou gaan uitleven op al dat oogsnoep dat er te vinden was van deze heerlijke verschijning.

En toen kwam die aftiteling. Eerst leek het alsof iemand een klap in zijn gezicht gaf, daarna trok er een met pijn vergezelde rilling over zijn rug. Scarlett Johansson? Heette die engel werkelijk Scarlett Johansson? Een beetje van de schrik bekomen keek hij naast zich. Daar zat ook een Scarlett Johansson maar als je haar googlede dan zag je die enorm lelijke foto van haar Hyves-profiel waar ze met haar andere vriendin, ook zo’n lelijke genaamd Carice van Houten, een varkensneus opzetten door met een vinger het puntje van hun neus naar boven te drukken. Alsof dat nodig was! Benno werd misselijk. Scarlett Johansson. Die naam kon hij nog maar met één ding associëren en dat was niet het monster dat naast hem zat. Op dat moment zei zijn vriendin tegen hem: “Hee! Zag je dat? Dat meisje uit de film heet hetzelfde als ik! Grappig hè!? Vind je dat ik op haar lijk?” Nee, in de verste verte niet en mocht je dat ooit nog een keer vragen dan schop ik je, was het goede antwoord geweest. Benno gaf het verkeerde antwoord.

Hij leefde nog ongelukkig.

Is er porno na de dood?


De kinderen van Anne Frank zouden babyboomers zijn geweest. Dat is een ding dat vaststaat. De babyboomers en de generaties daarna zijn doodgegooid met het besef dat men aan dodenherdenking moet doen, terwijl Anne Frank en haar vriendinnen enkel en alleen maar bezig waren met neuken, met een geboortegolf tot gevolg.

Misschien moeten we de dodenherdenking op 4 mei dan ook maar eindelijk eens een keer afschaffen. (Goede katholieken hebben sowieso op 2 november al een dag dat ze alle doden herdenken, dus niet alleen die doden die in 0,2% van de jaartelling vanaf het jaar 0 vielen.)

Het wordt tijd dat we de jeugd weer leren dat neuken een prima bezigheid is en dat bijwerkingen als venerische ziekten daar niets aan afdoen, maar zelfs strontromantisch zijn.
Neem nou een aandoening als syfilis. Wat is er nou idyllischer en op een wonderschone manier ironischer dan doodgaan als gevolg van een handeling die tot nieuw leven zou moeten leiden? En dat ook nog eens voorafgegaan door een episode van groeiende waanzinnigheid!
Maar helaas, het is allemaal verloren kennis.

Moderne generaties weten niet meer wat plat en geil is. Krijg je tegenwoordig een brief waar ‘xxx’ onder staat dan is de kans groot dat er niets in die brief staat wat ook maar in de verste verte een xxx-rating heeft.

Het is allemaal de schuld van de evolutie, die nare, doortrapte evolutie!
In het land der vrouwen is éénbal koning. Anderbal is koningin. En die twee zijn altijd samen, tot de dood hen scheidt. That’s just the way they roll… Maar nog erger dan de balontwikkeling bij vrouwen is de kittelaargroei bij sommige mannen. Exemplaren als Wouter Bos en Ab Klink laten overduidelijk zien dat het groeien van een kittelaar bijzonder bedreigend is voor het voortbestaan van de man. Als ze niet zo lui was zou Anne Frank zich in haar graf omdraaien.

Veel van onze voorvaderen die hoeven godverdomme helemaal niet herdacht te worden. Die zijn godverdomme nog steeds aan het neuken! Dat is nu eenmaal wat mannen zonder kittelaar doen!

Ik roep alle mannen op om vandaag een spuitbus te kopen – ze zijn vandaag toevallig ook in de aanbieding – en op een willekeurige muur ‘KUT + LUL = NEUKEN’ te spuiten. Je zult zien: voor je er erg in hebt ben je met een jongedame in gesprek en het ijs is dan al gebroken. En daar gaat het toch om, beste mensen?

Filosofie: positief negativisme

Gisteren nog hoorde ik een biefstukverslaafde zeggen: “Elke dag anorexia is ook niet alles!”
Ik vroeg me toen af in hoeverre dat eigenlijk negatief is. Met een beetje in de rondte fulmineren kan je namelijk vervelende hoeken tegenkomen. (Nou kan het bij anorectici eigenlijk geen kwaad. Bij hen gaan krenkingen het ene oor in en komen er hetzelfde oor weer uit.)

We moeten de complimentconstructies weer uit de kast halen. Zoals: Marokkanen zijn buitengewoon bedreven in het ontvreemden van roerende zaken. En homo’s kunnen extreem goed neuken; zelfs met beide armen op de rug! Ik bedoel: de anus is geen vragend orgaan. Daar moet je moeite voor doen. Dat weet een kind. Zowel homo’s als Marokkanen vinden het aangenaam om dat soort dingen te horen. Anders zijn het geen echte Marokkanen en/of homo’s.

Iedereen kent wel het verhaal van de besognes rond die katholieke zwemleraar die in zijn vrije tijd politieagent was. Toen bleek dat hij ook nog eens bankier was werd hij stante pede vrijgelaten. Kijk, zo kan het dus ook! Da’s positief!
Maar ook kennen we het verhaal van zo’n huilerige creool-mulat die dan geïnterviewd wordt door Jeroen Pauw of een soortgelijke. Die jankt dan dat hij het etiket van ‘neger’ opgeplakt heeft gekregen. Maar er zijn nou eenmaal vooralsnog meer negers dan creool-mulatten. En om nou voor die paar seminegers een partij etiketten bij te laten drukken, dat zou te veel in de papieren gaan lopen…

Je hebt beduidend meer nodig dan een vinger om wijzer te worden. De kunst van het behaaglijk benoemen is juist veralgemeniseren en juist niet verbijzonderen.
Als je bijvoorbeeld roept “Alle studenten zijn paardenbeffers!” dan zal de gemiddelde student zich allerminst aangesproken voelen. Veruit de meeste studenten zullen denken: “Die ene keer dat ik een paard gebeft heb – en dat was nog per ongeluk ook – maakt van mij nog geen paardenbeffer.”
Als je aan de andere kant een zo’n student direct aanspreekt met “Jij bent een paardenbeffer!” ben je natuurlijk keihard en laag aan het beledigen.

Het groter maken van dingen, generaliseren, wordt doorgaans niet serieus genomen. Zo krijg je bij het melden dat je zoon een nieuwe nier nodig heeft onwennige en timide sympathie, terwijl je bij de uitspraak dat je een nier hebt waar je graag een nieuwe zoon omheen wil op vrolijke en luchtige reacties stuit.
Overdrijven is daarom een van de pijlers en misschien wel de belangrijkste, nou ja, eigenlijk de enige pijler van het positief negativisme!

Over het algemeen zou je kunnen zeggen: sommige dingen kan je beter voor je houden. Zoals een zaklamp, tenzij je het niet erg vindt om je kop te stoten, al heeft dat natuurlijk niets, maar dan ook totaal niets met het positief negativisme te maken…

Vraag en Aanbod winnen de Nobelprijs voor cultuur

Door zijn afwezigheid bij de inontvangstneming van de Nobelprijs voor cultuur probeerde dr. Aanbod een statement te maken. Dr. Vraag was wel present.

Dr. Aanbod en dr. Vraag hadden baanbrekend onderzoek gedaan naar de cold reading (koude lezing) als cultureel fenomeen. In de tijd dat tijdsaanduiding nog niet zo eenduidig was en er tevens nog niet echt achternamen bestonden werd de koude lezing feitelijk geboren en vierde deze tevens hoogtij.
Een door ingewikkelde technieken tot stand gekomen soortement van transcriptie als hieronder (van de hand van dr. Aanbod & dr. Vraag) geeft een treffend voorbeeld:

Koude lezer: “Nou, Jan Willems, ik krijg ‘volle maan’ door. Zegt dat jou iets?”
Jan Willems: “Volle maan, volle maan? Verrek ja! Mijn vader is in de buurt van volle maan gestorven!”
Koude lezer: “Jouw vader? Ik krijg iets van ‘Willem’ door. Of ‘Wim’. Zou dat kunnen?”
Jan Willems: “Sla mij maar kapot, man! Willem! Zo heette mijn vader inderdaad. Willem Geurts!”
Koude lezer: “En ik krijg ook door dat er een sterke band was met ene ‘Geurt’. Zegt dat jou iets?”
Jan Willems: “Je bedoelt natuurlijk Geurt Hendriks. Mijn opa! De vader van mijn vader! Dit lijkt echt wel tovenarij!”
Koude lezer: “Er is meer tussen hemel en aarde, Jan. Onthoud dat!”

Dat onderzoek lag al een aantal jaar achter de twee wetenschappers, die inmiddels ook een flink meningsverschil deelden.
Dr. Aanbod zag namelijk liever cultuur benaderd als een mengvorm van sport en prostitutie. Sport omdat het meemaken van een sportief of cultureel evenement nog niet maakt dat je een sportief dan wel cultureel iemand bent. Feitelijk kan iemand die zelf cultuur niet actief bedrijft niet beter worden van cultuur.
En prostitutie omdat het hangen van een prijskaartje aan een culturele uiting de cultuurverzorger de optie van kieskeurigheid ontneemt. Meisjes die hun lichaam gratis weggeven mogen doorgaans namelijk zelf bepalen aan wie en niet gratis niet.
Cultuur kan daarom nooit elitair zijn, stelde dr. Aanbod.

Dr. Vraag was het hier totaal niet mee eens. Volgens hem moest je figuren met onzedelijke hobby’s en/of beroepen nooit tegen je in het harnas jagen.
En hij repte tijdens zijn ontvangstspeech dus ook met geen woord over de disharmonie met zijn voormalige vriend en collega. Hij vertelde wel dat je geld best in waarde kunt uitdrukken.
Een dubbelzinnige opmerking over een prijs voor cultuur liet hij echter liggen. Iets waar het journaille hem dankbaar voor was.

Religiebesparing


Hippekut kan uiteraard niet achterblijven en is ook religiebesparend bezig. We weten echt wel dat sommige dingen alleen door God gemaakt kunnen worden. Probeer bijvoorbeeld maar eens een paar schubben netjes op een vis te plakken.
Wij kunnen overigens helemaal niet zo goed tegen religieus getinte opmerkingen. Vaak zijn die Godonvriendelijk.
Toch bakt die God er ook weer niet zo ontzettend veel van en alleen daarom is het al belachelijk dat je er verschillende versies van zou hebben. Daarom pleiten wij van Hippekut voor de regel van Willie Nelson.

G x 0 = (W + N) x 0

We hebben het geluk gehad Willie een keer te mogen ontmoeten en hij vertelde ons toen dat God (G) uitgedrukt kan worden met de som van wat wij weten (W) en wat wij niet weten (N). Omdat wij zelf nietig zijn (nul, ‘0’) moeten we, om de relatie te leggen, het godsbegrip met onze nietigheid vermenigvuldigen en ook moeten we het geheel van wat we weten en wat we niet weten met onze nietigheid vermenigvuldigen. Deze twee waarden zijn dan aan elkaar gelijk. Altijd. En het maakt derhalve niet uit wat je voor God en het godsbegrip dus invult.
Van hieruit is het postuleren van maximaal één God het meest handige.

Als je daarnaast nog behoefte hebt aan een boodschap van die God dan is dat terug te voeren naar: “Als je niet wilt dat anderen jou in of op je bek janken, jank dan ook anderen niet in of op hun bek.” Welk doel deze boodschap heeft is onduidelijk. Een worm moet er niet aan denken een mol op te eten, maar dit respect is niet wederzijds. Voor mensen is deze zelfbescherming en dit eigenbelang wel zogenaamd door God gedicteerd en dient als basis voor ongeveer elke religie.

Dit alles past op een bierviltje. En een bierviltje heeft natuurlijk niet voor niets de tweedimensionale vorm van de zon, de maan, de sterren en een sporadische spermavlek! Bovendien worden goeie bierviltjes niet voor niets gemaakt van hout uit oerbossen.

Toen de tequila op was vertelde Willie nog dat hij dolgraag voor ons zou willen afrekenen en liep hij zonder te betalen weg. Niet lang daarna werden wij eveneens uit de gelegenheid verwijderd.

Thuis hadden we nog bier en ik weet nog dat ik iets zei van “dus als wij willen dat Andries Knevel naar Willie Nelson luistert, moet Willie ook willen dat Andries naar hem luistert”, maar ik kon geen bierviltje vinden en ik viel in een onrustige slaap.

Al met al is religiebesparing retegeil. Iets voor je agenda!