Kevin de foetus en de entertainersterpetinepetitie

Kevin de foetus had zijn draai gevonden; die was in een gat in de markt gevallen. Met zijn schrijfbureau schreef hij e-mails voor consultants en dienstverleners van allerlei kunnen die de communicatie met hun clientèle niet meer aankonden. Gebrek aan kennis van het zich correct in de geschreven moedertaal uiten staat de arrogantie van menig bedrijfskundigachtig type en wat dies meer zij immers aardig in de weg. Men heeft misschien wel verstand van het optellen van twee getallen, maar men kan het amper goed verwoorden door vervelende denk- en taalfouten.
Kevin was een solide zakenman en dus praatte hij zijn klanten flink naar de mond, zoals ook Nyenrode Business Universiteit afgestudeerde Piet, met wie hij vandaag nog een kort telefoongesprek had.

Wij luisterden mee op de speakerfoon.

‘Die klant wil verdomme de hele tijd communiceren per e-mail,’ zei Piet. ‘Hij heeft geen zin het telefonisch af te handelen zelfs. Dat is toch vreemd?’
‘Absolument!’ zei Kevin. ‘U laat zo veel mogelijk schriftelijke gelegenheden onbenut om iets structureels en nuttigs te communiceren. Het is van een onbeschoftheid van heb ik jou en je moeder daar dat die klant daar geen trommelvliestrillend respect voor kan tonen.’
‘Ik haat schrijven,’ zei Piet. ‘Anders kan ik het niet zeggen. Zelfs heb ik mijn naam van Michael van der Vlies veranderd in Piet, omdat mensen mij steeds vroegen hoe ze mijn naam moesten schrijven. Kostte me ook nog klauwen met geld, potverdestroopintkanneke, om alleen een voornaam te mogen hebben!’
Piet begon te hyperventileren.
‘Rustig, Piet,’ zei Kevin. ‘Geen handelingen verrichten of acties ondernemen waarvan je de schrijfwijze niet kent.’

Ja, als hij er geld voor zou krijgen, zou Kevin een politieke partij beginnen. De belangen van mensen die keer op keer belaagd worden met de vraag of ze hun intelligentie kunnen bewijzen in een nette, schriftelijke communicatie worden amper tot niet behartigd in dit land. Ach, er was weleens een gezelschap opgericht, maar dat bloedde dood omdat niemand bij vergaderingen notulen wilde maken. Van dit genootschap is gelukkig nog een geluidsbestand met daarop de volgende uitspraak van woordvoerder Frederik Mannaerts bewaard gebleven: ‘Bij een auto-ongeluk geef ik de tegenpartij ook geen gelijk omdat hij de verkeersregels toevallig beter kent. Waarom zou ik dat in een schriftelijk dispuut dan wel doen?’

Maar vooralsnog verdiende Kevin met zijn bedrijf, waarvan de naam en het telefoonnummer om praktische en marketingtechnische redenen gelijkluidend waren, prima aan het fenomeen. En veel hoefde hij ook niet te doen. Het principe was elke keer hetzelfde. Kevin adviseerde zijn klanten om op geen enkele e-mail inhoudelijk in te gaan en enkel te antwoorden met een standaardzin waarin een telefonisch gesprek werd voorgesteld. Na twee keer zo gekaatst te hebben kon dan zelf de telefoon opgepakt worden om de opponent verontwaardigd tegemoet te treden. Was dit niet voldoende dan kon na weer twee rondes e-mailgestuiter de tegenpartij telefonisch zelfs beschuldigend worden toegesproken. Ontbinding van de zakelijke relatie was nu zonder problemen en zonder verder op de bezwaren van de klant in te hoeven gaan mogelijk. Dodelijker kon Kevin het niet maken.
Niet alleen brallerige managers maakten trouwens gebruik van Kevins diensten. Kevin had bijvoorbeeld Frans Bauer geholpen met klachten van meerdere fans, maar ook lieden als Whoopi Goldberg, Muammar Gaddafi, Matthijs van Nieuwkerk en heel, heel veel Turken.

En de zaak liep goed. Retegoed. Kevin kreeg laatst zelfs een traantje in een van zijn ogen; zijn perpetuum mobile was bijna groot genoeg om de wijde wereld in te gaan.
En zolang de vooravond strekte, leek hij gelukkig.

— — —
Lees ook de andere avonturen van Kevin de foetus : Klik hier voor Kevins andere avonturen
Doe vooral ook mee met onze wedstrijd: teken Kevin de foetus en maak kans op een avontuur van Kevin waarin niemand minder dan jijzelf belachelijk wordt gemaakt!
Stuur je tekeningen en/of fanmail naar kevindefoetus@gmail.com

Kevin de foetus leest een potje voor

De Franz Leharpleinstraat (genoemd naar het Franz Leharplein), waar de zus van Kevin de foetus woonde, lag in de hodonymiebuurt. Het was een zijstraat van de grote, brede Amsterdamsestraatweglaan, maar via die weg kwam Kevin nooit, omdat hij dan ook door het Eenrichtingsstraatpark moest en daar stonk het, vond hij.
In al zijn goedheid had Kevin beloofd dat hij een avond op de kinderen van zijn zus zou passen. Zijn zus moest namelijk naar een lezing in Parenclub Amour.
Op het moment dat Kevin aanbelde, vloog de deur open.
“Waar was je, fritsdrol?” krijste de zus van Kevin.
“Sorry, dat ik wat later ben, maar ik kon niet zo snel een smoes bedenken,” antwoordde Kevin kalm.

De kinderen van de zus van Kevin de foetus, Anastasia en Christian, waren echt bijzonder lelijk, maar gelukkig waren ze tevens te dom om dat te kunnen bevatten. Bovendien waren ze allebei zo vervelend als twee vervelende kinderen bij elkaar. De vorige keer dat Kevin op moest passen vielen zijn nichtje en zijn neefje bijna van de vijfde verdieping in slaap. Dat mocht natuurlijk niet meer gebeuren; zeker niet nu de lift kapot was.
Tegen voorleestijd gaf Kevin de kinderen van zijn tweedegraads familielid de opdracht om een syncretisch boek te gaan zoeken. Nou hadden ze die vraag al eerder gehad, dus kwamen ze na ongeveer een kwartier met een bijltje aanzetten, maar Kevin had al voor twee gaten gezorgd.
Uiteindelijk – na nog een kwartier of vijf zoeken – kwam de keuze te liggen op een boekje uit de gezellige reeks van Beer de ongelukte beer.

Kevin dronk snel de laatste helft van zijn jeneverfles op en begon met voorlezen:
Op een mooie dag was Beer de ongelukte beer toevallig niet ziek.
‘Dat is fijn,’ dacht Beer. ‘Nu kan ik namelijk naar de apotheek.’
Zo gedacht, zo gedaan.
Beer trok zijn jas uit en hij ging op weg.
Maar hij was nog maar net de deur uit of hij hoorde kinderen naar hem roepen: ‘Wat een raar paard!’
‘Ik ben geen paard!’ schreeuwde Beer terug. ‘Ik ben een beer!’
Snel sloeg Beer de hoek om.
Op straat stonden drie oude vrouwen die naar hem begonnen te wijzen.
‘Kijk eens naar die rare kever!’ lachten de oude vrouwen.
‘Ik ben geen kever!’ riep Beer en hij rende hard weg.
De apotheek was in zicht.
Er kwamen een jongen en een meisje aangefietst.
‘Zie je die rare ooievaar?’ vroeg de jongen aan het meisje, terwijl hij uitgebreid naar Beer wees.
(…)

En zo las Kevin nog een tijdje door. Precies tot het einde van het verhaal. Zijn nichtje en neefje waren inmiddels al in slaap gevallen, maar dat maakte Kevin niets uit. Hij trapte hen wakker en zei berispend: “Kijk, dat jullie Beer de ongelukte beer een vervelend en oninteressant wezen vinden dat kan ik me voorstellen, maar jullie kunnen toch op z’n minst het fatsoen tonen om even naar de moraal van het verhaal te luisteren!”
De kinderen gaapten. Christian wreef een oog uit zijn slapen en gaf het terug aan Anastasia.
“Vertel maar, oom,” zeiden ze in koor, met slechts een verschil in timing van anderhalve seconde.
“Nou,” zei Kevin. “Het maakt namelijk helemaal niet uit of je wel of niet gelukt bent. Als je maar geen vrouw bent.”
“High five!” riep Anastasia. Later zou zij dol worden op lezingen.

De rest van de avond bracht Kevin in de keuken door met het openen van chipsverpakkingen et cetera.

Geen zoutloos idee


Beste ombudsman,

U moet ik even op de vingers typen. Zelfs na verschillende dreigementen weigert u uw telefoon op te nemen. Omdat u niet gereageerd heeft op mijn vorige brief ging ik ervan uit dat uw antwoord ‘ja’ was en heb ik uw daarmee bedoelde raad opgevolgd en de Norman Mailer-suite van het Jack Abbott Hotel in Tel Aviv geboekt.
Wat bleek? Een troep! Een bende! Een ongedierte! Vooral in de badkamer. Wat voor ongedierte het was, was mij eerst niet duidelijk, maar na nadere inspectie bleek het inderdaad geen gedierte te zijn maar een stuk zeep. De beloofde drugsdealers die op de hoek van het hotel aanwezig hadden moeten zijn, stonden er blijkbaar alleen de eerste zondag van elke maand. Bovendien spraken ze geen woord fatsoenlijk Nederlands. Op de tweede dag van mijn vakantie was ik de afstandsbediening van de tv op het slaapcompartiment al kwijt. Over stress gesproken! Van pure ellende ben ik toen drie dagen niet van mijn hotelkamer afgekomen, maar dat zult u wel begrijpen.
Wat ook om te braken was, was dat ik voor niks 35 kg kikkererwten uit Nederland had meegebracht. In Israël blijken ze verdomme toch niet duurder te zijn en dat van die allergie daar bleek de dokter toch gelijk in te hebben.

Alsof bovenstaande mij al niet voldoende een gevoel gaf dat ergens tussen ‘lik me reet’ en ‘lik me hol’ in zat gaven veel van de tips uit de reisbrochure mij een compleet nieuwe smaak bij de woordgroep ‘lik me naad’. Ik weet niet wat ik moet met die godverdommese monumenten. Het opdringen van de gedachte van ‘als je dit ziet, moet je denken dat alles wat jij mee hebt gemaakt en alle problemen die jij hebt eigenlijk niks voorstellen’ vind ik gewoon een verkeerde denkwijze. Verdriet en pijn op een weegschaal leggen en terloops kijken of je jezelf weg kan cijferen is bizar. Net als het indraaien van een lampje van 1 Watt omdat je namelijk niet echt licht wil hebben. En bovendien komt Anne Frank wel mooi uit Nederland, ja! Een aanpassing van die reisgids met ere wie ere toekomt lijkt me dus wel op zijn plaats!
Begrijp me trouwens niet verkeerd! Ik heb niks tegen Joden of mensen. In ons land heb je ook het probleem van de protestanten, zeg maar, dus ik weet er alles van. Maar in mijn ogen is iedereen gelijk en heeft bijna iedereen alles mee om bestuurslid van Eureko te zijn, behalve connecties. Laten we het daar bij houden.

Al met al vagina met steenvruchten dus die vakantiereis van mij en toen ik bij thuiskomst ook nog eens door mijn collegajournalisten beschuldigd werd van dopinggebruik, moest ik na vijf kwartier oprecht hysterisch schreeuwen en snotteren even denken aan mijn bouwvallige Norman Mailer-suite. Unlike Norman Mailer vind ik het namelijk niet echt leuk om met Norman Mailer op vakantie te gaan. Dit was natuurlijk niet het geval, maar het had gekund. Het had zo vaak gekund, dat ik er toch zeker anderhalf boek aan halve boeken over had kunnen schrijven, ware het niet dat Norman Mailer dood is en zelfs in die toestand mij geen toestemming wil geven een boek over hem te schrijven, maar dit terzijde.

Nu we het dan toch over herinneringen hebben wil ik nog even melden dat de souvenirs trouwens ook klote met een strik erom waren! De ‘mooie’ brievenopener die ik gekocht heb is blijkbaar niet van echt been maar van een houten been gemaakt. De zandloper die ik voor mijn moeder mee wilde nemen hield er bij aankomst in mijn hotel meteen mee op en zo kan ik wel een tijdje doorgaan.

Nou, beste ombudsman, vandaag ga ik weer werken. Keihard werken, want dat is de Nederlandse manier. Kei- en keihard! Zo hard dat de mussen van het dak vallen. Dat het een aard heeft. Dat het niet onopgemerkt blijft. Dat de mensen het zien, zich omdraaien en zeggen: “zo, die is keihard aan het werken!”
En pas als ik overmorgen niet meer kan werken van het harde werken en thuis mag blijven om bij te komen weet ik en weten de mensen met mij dat ik voldoende hard gewerkt heb vandaag.
Het zou u sieren om ook eens wat aan arbeid te doen en bijvoorbeeld deze brief van een gedegen antwoord te voorzien. Want er moet iets gebeuren. Er moet iets veranderen. Dat is inmiddels wel duidelijk.

Mijn auto alvast startende groet ik u allervriendelijkst,

Kevin de foetus

PS – Wat die brand betreft: er was behoorlijk wat zuurstof in het gebouw opgeslagen, waarvoor ik uiteraard niet verantwoordelijk ben.

Kevin de foetus en het ogenkruis

Elke dinsdag en andere vrije dagen treffen de drie vrienden Kevin de foetus, Louis Nanet en David Pefko elkaar in Cafetaria Het Analysecertificaat om te mijmeren. Zo ook afgelopen woensdag.
Er waren de laatste week wat spanningen in de groep geweest. Louis had grote fouten gemaakt. Hij had zonder overleg zijn pistool leeggeschoten op David. Achteraf had hij hier ook maar halve informatie over gegeven. Maar gelukkig schoot hij geen enkele keer raak, dus er was eigenlijk niets aan de hand.
“Hee flikstaaf, kan het wat zachter?” schreeuwde Louis tegen het genie dat in de hoek van de snackbar zat. Het genie was een bekende in de buurt. Hij was altijd aan het tellen. Vanaf zijn geboorte al. Hij wilde namelijk weten hoeveel seconden een mensenleven was. De mensen in de buurt wisten dat en lieten het genie begaan. Maar soms telde hij iets te luidruchtig en dan moesten de mensen de introverte zak daar even op wijzen.
Kevin de foetus zuchtte. “Ik vind het altijd weer vermoeiend dat Pasen,” zei hij. “Maar ik leer elke keer weer iets. Zo zag ik dit weekend ineens dat je uit een simpele bijbelpassage kunt opmaken dat Jezus van ver voor de tijd van Calvijn was.”
“Hoe dat zo?” zei David.
“Nou,” zei Kevin. “Op een gegeven moment* piept hij, Jezus dus, dat hij de te verwachten pijn liever niet mee wil maken. Dat hij als het even kan zeg maar niet uit de beker wil drinken.”
“En?” zei Louis.
“Nou,” zei Kevin. “Een protestant zou zoiets nooit doen. Voor een protestant is het juist de bedoeling dat hij pijn voelt.”
“Daar zit wat in!” riep Nico, de eigenaar van de eetgelegenheid.
“Fijn dat je het met me eens bent,” zei Kevin.
“Nee, ik heb het niet over jouw verhaal,” zei Nico. “Ik heb het over deze envelop. Ik verwacht namelijk een brief van de gemeente. Over mijn stoepbordvergunning. Eerst moet ik godverdomme een formulier van dertig pagina’s invullen. Dan moet ik iets van zes weken wachten. Dan moet er natuurlijk weer iets gewijzigd worden. Maar ondertussen wel tien tientjes overmaken voor die ellende, godverdomme. Ik zeg je, er zijn landen waar dat veel sneller gaat. Je zoekt je lokale ambtenaar. Je koopt die om voor tien tientjes en je bent klaar. Korte lijntjes. Veel beter. Hier zijn er minstens dertig man mee bezig.”
“Rustig maar, Nico,” zei David. “Maar je vergist je. We waren niet met jou aan het praten.”
“Weet je wat het is met die kerk?” zei Louis. “Ik vind het knap van die priesters dat ze ervoor hebben kunnen zorgen dat sommige van die jankende babyboomers van nu nog steeds last hebben van een schrale huid. Ik bedoel, ik neem aan dat de klachten die ontstaan zijn uit die seksuele ontmoetingen lichamelijke klachten zijn. Psychische klachten daar kan en doet onze moderne wetgever namelijk niks mee.”
“Precies exact! En waar in de koran staat eigenlijk dat je moslims niet mag discrimineren?” riepen Kevin en David enthousiast in koor.
Op dat moment kwam er een Duitser de snackbar binnen.
De drie vrienden staakten snel hun plezier, zwegen en keken ieder naar een eigen stukje plafond.

Twintig minuten later was de Duitser weer weg.
Voorzichtig probeerde Kevin weer wat te zeggen: “Hee Louis, ben jij ook altijd zo geil tijdens het neuken?”
“Als ik neuk ga ik er helemaal in op,” zei Louis. “Ik word dan één met mijn penis.”
“Wat een vies verhaal, man,” zei David.
Het genie in de hoek begon weer hardop te tellen.

— — —
* Mat 26:42, Mar 14:36, Luk 22:42

Kevin de foetus en de aangekoekte lucht

Het ging op rolletjes met Kevin de foetus. Zijn bedrijfje Kunst Voor Financionado’s was babybooming business! Kevins toko richtte zich namelijk op gepensioneerde babyboomers uit de financiële wereld. Tja, die jongens willen ook wat na hun carrière. En het is verrekte lastig om tijd kapot te slaan als je in je leven eigenlijk alleen het sorteren van muntjes en briefjes als algemene ontwikkeling hebt gehad.
Kevin had het prima onder controle, hoor. Eenmaal in een museum aangekomen sorteerde hij links van zich de geldhandelaren die getrouwd waren met een vrouw die ooit jurist wilde worden of het bijna was geworden en rechts van zich die met de vrouwen die Frans hadden gestudeerd. Nou ja, Frans gestudeerd, ze waren ooit in Parijs geweest. En daar waren ze teleurgesteld van teruggekeerd, omdat ze Mannequin Pis niet hadden kunnen vinden.
Kevin zei dan dingen als “de kunstenaar bedoelt hier dat als licht zwaar is en zwaar licht dat dan zwaar dus eigenlijk gewoon weer zwaar is en licht licht en daarom heeft de kunstenaar de cirkel van lood gemaakt met een onzichtbare cirkel van lucht in het midden” en dan kregen de vrouwen grote ogen en keken de mannen naar hun borsten.

Toch begon de sleur een beetje in te treden. Kevin merkte dat aan de inbox van zijn Outlook. Tot een half jaar geleden kreeg hij na een excursie nog tal van enthousiaste mailtjes. Dingen als: “Geachte heer Kevin (Kevin liet zich gewoon Kevin noemen – red.), de Balzakkersdag van de Rotary was mede door uw kostelijke routeplanning bijzonder geslaagd! Na afloop bij de borrel hebben we onze bevindingen samengevoegd en we kwamen tot de volgende telling: 103 schilderijen met een boom erop; 23 tepels, verdeeld over 22 schilderijen; 6 glazen objecten met minder dan 18 belletjes en 4 kunstwerken van kunstenaars met een koophuis. Namens iedereen spreek ik nogmaals mijn dank uit!”

Ja, tellen vinden die financiële jongens leuk. Zo is dat nou tweemaal. En in het begin telden die snuiters werkelijk alles (behalve elkaar). Meer konden ze wellicht ook niet. Maar blijkbaar ging dat tellen toch vervelen. Bovendien, als je eenmaal 103 schilderijen met een boom erop hebt geteld, dan valt het tellen van 102 schilderijen uiteraard smerig tegen!
Het moet meer. Altijd meer. De mens wil groeien!
Zonder groei geen geestdrift. Het laatste uitstapje waren er zelfs een stuk of vier financionado’s die niet eens meer een calculator mee hadden gebracht!

Vandaar dat Kevin zocht naar een nieuwe aanjager. Nou ja, hij had die eigenlijk al gevonden: het plaatsen van prijskaartjes bij de kunstwerken, dat zou de financionado’s wel aanspreken, wist Kevin zeker.
Kevin probeerde het aan de telefoon uit te leggen. Maar de telefoon begreep het niet. Daarom probeerde hij het aan de directeur van Boijmans van Beuningen uit te leggen. Via de telefoon: “Nee, luister nou! Het is geen ontkrachting! Coulomb!* Becquerel!* Farad!* En het schilderij mag gewoon naast het prijskaartje blijven hangen, Ampère!* Denk: geld in de kassa, Volt!* Het Catharijneconvent en het Van Abbe doen het ook, Ohm!* …”

Boijmans van Beuningen zou terugbellen.

— — —
* Kevin had het voornemen alleen nog maar te schelden en vloeken in natuurkundige termen en eenheden. Soms houdt hij zich hieraan. (zie: ‘Kevin doet aan tweedegraads boekverbrandingen’)

Kevin de foetus en het pensioenexamen


Kevin de foetus sloeg met zijn voorzittershamer op zijn voorzittersspijker. ‘Heren en vrouwen, we hebben een overvoorraad oudmensen en dat is een serieus probleem. Ik stel voor dat we van de agenda punt 1 – het voorlezen van de agenda speciaal voor de dyslectici – en punt 2 – het uitleggen en -beelden van de agenda speciaal voor de tragen van begrip – overslaan en meteen doorgaan naar punt 3 – praten, praten, praten –, waarbij ik dan al het praten doe.’
‘Oudmensen? Wat bedoel je met oudmensen?’ vroeg Paul Snijstamper, abactis van de vergadering en doctorandus in de sociaal-kunstmatige sociologie met een specialisme in reputatieschade.
‘Gewoon, wat ik zeg. Mensen die oud zijn. Grafzoekers. Schimmelmensen. Maar wil je je voorzitter niet meer lastigvallen met je stembanden? Bedankt!’ antwoordde Kevin professioneel.
‘Misschien moet je toch hier een daar een tikkeltje leren nuanceren,’ zei Maartje van Lennep, huisvrouw met dubbele tennisarm, voorzichtig.
‘Luister, mevrouw Lennepdinges,’ zei Kevin. ‘Ik zeg altijd “nuanceren, schmuanceren” en ik heb al helemaal geen behoefte om een levensles te krijgen van het omhulsel van een opgedroogde vagina uit de tijd dat geen enkele vrouw iets anders uit haar ledematen kreeg dan koken en ramen lappen. Lukt het jou niet om gewoon een beetje catatonisch mee te doen? Ik wil bigotverdomme* door met het schenken aan de wereld van mijn oplossing!’

Maartje begon te hysterisch te hikken. Paul en de rest van de aanwezigen keken Kevin nogal verbolgen aan.

Kevin zuchtte. ‘Ok, ok, ok, vriendfiguren, ik geef toe dat het woord “schimmelmensen” wellicht hier wat verkeerd gekozen is. We moeten ze geen “schimmelmensen” meer noemen. Jonge meisjes hebben soms ook schimmel. Bovendien is er volgens de meest recente wetenschappelijke studies discussie over of senioren, grafzoekers dus, überhaupt wel mensen zijn. Maar laten we de dingen niet door elkaar halen. We moeten verder, fagotverdomme!’
Men stemde toe en zweeg.

Na bevestiging te hebben gekregen dat het vervelend zou zijn als hij zou roken stak Kevin een joint op en vervolgde hij zijn monoloog: ‘Kijk, mijn vorige plan van sterilisatie kreeg weinig bijval, maar ik heb erover nagedacht en ben onderhand ook van mening dat het onvruchtbaar maken van oudmensen geen enkele zin heeft. De meeste oudmensen hebben hun nest al lang gehad en hebben ook geen behoefte meer aan nieuw gebroed, laat staan dat ze het nog zouden kunnen.’

Mr. Peesmans, jurist in hart en nieren en onlangs geopereerd aan zijn prostaat, probeerde Kevin te interrumperen.
‘O, God,’ blaatte Kevin. ‘Peesmans wil ook wat zeggen. Met al zijn wijsheid en alle nieuwe inzichten die de rechtswetenschap sinds de 10 Geboden heeft gekregen! Die “hij droeg of twee ballen of een eikel bij zich en in beide gevallen is het een lul”-redenatie van jou vind ik driehoekige quatsch, Peesmans! Van vertellen hoe laat het is word je niet wijzer. Je laat me overschotverdomme niet eens uitpraten!’
Peesmans hield zijn keutel rustig binnen.

Zichtbaar geïrriteerd tierde Kevin verder: ‘Ik bedoel natuurlijk, lieve, lieve vrindmakkers, dat we de riemen die we hebben moeten gebruiken. Onze oudmensen zijn natuurlijk verantwoordelijk voor álle vooruitgang in de wereld tot nu toe. Ik noem de auto, de tv, de computer, het wiel. Ook hebben zij na de oorlog álles opnieuw opgebouwd. Er groeide zelfs nergens gras meer! Maar de Tweede Wereldoorlog was wel het beste wat de moderne mens ooit is overkomen, omdat in deze periode op een door iedereen te begrijpen manier duidelijk werd gemaakt wat slecht is. Vanaf die totem, dat meetpunt kon de mens toen zijn wereld inrichten. Dus we moeten schampschotverdomme ook weer niet te jankerig doen over de emotionele investeringen van de verschillende generaties. Het komt erop neer dat we het onnodig lijden uit de weg gaan en dat we ons alleen richten op het lijden dat echt nodig is. Oudmensen moeten daarom eerst een soort scriptie schrijven om hun pensioen te mogen ontvangen. Uit dit verslag moet blijken of ze wat geleerd hebben tijdens hun werkjaren en of ze de wereld iets toe te voegen hebben! Het kan zo simpel. Het kán zo simpel! Wat vanzelfsprekend is is een kwestie van afspraken!’

Kevin kreeg zes kwartier applaus. Daarna zette hij de sampler uit. Hij was alleen. De echo liet een scheet.

‘Het is oneindig tragisch wat de gedragswetenschap met de mens gedaan heeft,’ mopperde Kevin tegen zichzelf. ‘Als blijkt dat Utopia niet bestaat, gaan ze een cavia nadoen.’

— — —
* Kevin had het voornemen alleen nog maar te schelden en vloeken in natuurkundige termen en eenheden. Helaas heeft onze Kevin dit niet vol kunnen houden. (zie: ‘Kevin doet aan tweedegraads boekverbrandingen’)

Kevin de foetus hangt de schone was binnen

Terwijl hij een keer of tien ‘kut’ riep probeerde Kevin de foetus tevens – om extra nadruk te leggen – een kut na te doen.

“Het is helemaal niet erg dat je weer een inzinking* hebt,” zei de psychiater.
“Voor jou niet, nee, kuturenschrijver!” zei Kevin. “Maar jij bent dan ook een kut die geleerd heeft een opschrijfblok vast te houden, kut. Ik vind ‘inzinking’ trouwens een jankend kutwoord. Is mijn schaamspleet doorgezakt of zo? Wat bedoel je, kutkrabber?”
“Terugval dan?” gaf de psychiater aan.
“Dat is een nog veel kutter woord,” blaatte Kevin. “Terugval! Dat klinkt als een vaginistische klem. Waarom gebruik jij toch godverdekut steeds van die termen die associaties hebben met het vrouwelijke geslachtsorgaan, of, zoals sommige mensen zeggen, de kut?”
“Rustig maar,” zei de psychiater. “Haal eens diep adem en vertel wat je op je hart hebt. Of op je lever.”
“Of in mijn kut? Dat wou je toch zeggen? En hoezo zou er me iets dwars zitten? Ik ben net zo gesteld op de kutsamenleving als een Braziliaanse kutkapper is op haar.”

“Dat is mooi om te horen,” zei de psychiater. “Ga door.”

“Interrumpeer me dan ook niet, blokkut!” blafte Kevin. “Als je niet wil luisteren, ga dan een lepel buigen of zo. Maar, kijk, begrijp me niet verkeerd, als ik klittenband zie dan denk ik: wat zit de natuur toch kutmooi in elkaar! Dat heeft God toch maar goed bedacht, denk ik dan. Het is alleen jammer dat de kutmens op een gegeven kutmoment ging ingrijpen. En dan heb ik het niet over het ontdekken van technieken om taugé in reepjes te snijden of uitvindingen als polygamie. Nee, dan heb ik het over het ingrijpen om het ingrijpen: de kutbestuursvormen.”

De psychiater maakte instemmende geluiden.

“Luister je nog, kutquasifiguur?” vroeg Kevin. “Het kutfeit alleen al dat die kutoverheden keer op keer twee keer iets aan ons burgers willen verdienen, is al om een kut mee uit te hollen. Zo’n kutoverheid creëert namelijk een kutsituatie x. En ik, kut, moet zorgen dat ik x niet laat gebeuren. En dat voorkomen of verhelpen kost dus kutgeld. Maar ik moet mij, kut, ook wapenen tegen x van kutanderen. En dergelijke kutisolatie en wat dies meer zij kost dus ook kutgeld. Ondertussen doet die kutoverheid geen kut, behalve kutcontroles uitvoeren. Ook ondertussen verdient die kutoverheid van twee kanten btw, om van andere kutbelasting maar te zwijgen. Gewoon omdat er kutproducten en kutdiensten gekoppeld zijn aan willekeurige, opgelegde kutregeltjes.”

“Zo heb ik het eigenlijk nog nooit bekeken,” zei de psychiater, terwijl hij nogal flink aantekeningen aan het maken was.

“En weet je wat zelfs nog stinkend kutter is dan het omhulsel van de kittelaar van Wouter Bos? Dat veruit de meeste kutmensen er allemaal geen kutzak om geven en niet eens door blijken te hebben dat ze verkracht worden. Dat ze wel bezig zijn met het nauwgezet volgen van bijvoorbeeld kuttige kutverjaardagsprotocollen maar geen kutenkele kutbehoefte hebben aan een werkelijk kutgesprek.”

De psychiater was overdreven driftig aan het knikken. Kevin stak een sigaret op. Puur en alleen omdat hij wist dat er niet gerookt mocht worden.

“Ja,” zei de psychiater opgewonden. “Ik begrijp wat je bedoelt. Ik was gisteren jarig, maar denk maar niet dat ik van mijn vrouw mijn zaad van haar gezicht af mocht pissen! Ik zeg het je! Op mijn verjaardag, nota bene!”

Kevin keek op zijn horloge. De psychiater wachtte ondertussen zichtbaar enthousiast op bijval.

“Eh, ik geloof dat mijn uur om is,” zei Kevin.

— — —
* Kevin had het voornemen alleen nog maar te schelden en vloeken in natuurkundige termen en eenheden. Helaas heeft onze Kevin dit niet vol kunnen houden. (zie: ‘Kevin doet aan tweedegraads boekverbrandingen’)

Kevin komt zijn schouders ophalen

Uit puur altruïsme en omdat hij zich verveelde struinde Kevin de foetus de Laan van Meerdervoort af om bij mensen aan te bellen met de vraag waarom ze een ‘reclamedrukwerk – nee, bedankt’-sticker op hun deur hadden.

Dat leverde een aantal fantastische gesprekken op, vooral tussen de nummers 215 en 543. Daar ergens woonde bijvoorbeeld een overledene die ondanks zijn fysieke staat toch erg positief gestemd was.
“Kijk, vroeger, voor mijn dood, had ik de tijd van mijn leven. Dat het nu allemaal wat minder is hoort gewoon bij de fase waar ik nu in zit; iets waar ik echt niet over inzit.”

“Maar heeft u dan bijvoorbeeld nooit heimwee?” vroeg Kevin.
De dooie moest proestend lachen. “Heimwee is voor Zwitsers, ventje! En zie ik eruit als een Zwitser?”
Het kadaver deed om voor Kevin niet stante pede verklaarbare redenen zijn kin naar voren.
“Ik weet de facto niet hoe een zwetser er doorgaans uitziet,” zei Kevin, “maar wat heeft dit eigenlijk te maken met uw bedankgedrag betreffende reclamedrukwerk?”
“Nou,” zei de pierlala, “op een glijdende schaal van nul tot tien precies nul. Ik had met alle plezier een ‘reclamedrukwerk – nee, bedankt, maar wel graag die vuistdikke ‘help het milieu een handje’ -glossy die tweewekelijks ongevraagd verstuurd wordt’-sticker op mijn deur willen plakken, ware het niet dat die stickers niet bestaan. Ik smul echt van die glossy. Daar sta ik ook om bekend hier. Ik heb echter geen zin om allerlei ander reclamedrukwerk in mijn brievenbus te krijgen. Vandaar die sticker.”

Kevin was inmiddels al weinig tot negatief geïnteresseerd. Hij knikte en schudde en bedacht zelfs bewegingen die bij ‘schikken’ en ‘knudden’ zouden horen.

“Maar,” ging kadavermans irritant triomfantelijk verder, “wij in de buurt hebben daar iets op gevonden! Mevrouw Brussen van nummer 62 heeft géén sticker op haar deur, en die ontvangt de fijne glossy dus wél. En Jurriaan Balhuizen van nummer 137 heeft een scanner. En Jan Mannaerts van nummer 444 kan scannen. Dus die scant elke veertien dagen vrolijk onze glossy in en maakt er een pdf-bestand van. Vervolgens gaat dat bestand naar Edo Kronenburg van nummer 300, want die heeft zo’n 3D-XXL-kleurenmachine, en die print het dan voor iedereen uit. Zo zijn wij die backstabbers van een milieuvervuilers mooi een stapje voor! Slim toch? Wij hier in de buurt laten ons niet gek maken door wat die reclameboeren aan het kweken zijn!”

“Mag ik u misschien vragen waarom u eigenlijk dood bent?” vroeg Kevin neuspeuterend.
De afgestorvene nam een andere pose aan. “Best grappig verhaal is dat, achteraf gezien! Ik was in die tijd net overgestapt van de Crips naar de Bloods, omdat ik vond dat rood mij gewoon mooier stond. Het vervelende was dat ik van die rode kleur een soort allergische reactie kreeg. Dus ik naar de huisarts. En het bleek toch ernstiger dan ik kon vermoeden. Zo ernstig zelfs dat de dokter mij vlak voor de uitleg van zijn diagnose de keuze gaf om mezelf dood te schrikken of een hoedje. Nou stonden hoedjes mij nooit goed en om nou een en al hoed te zijn, daar paste ik voor.”

Kevin had van zijn moeder geleerd wanneer hij moest oppassen, dus hij telde zijn ballen, trapte tegen een steen en liep fluitend verder.

Kevin de foetus scrabbelt HEEFTIJD

Omdat hij stonk en schurft had, maar vooral omdat hij zo belachelijk zwaar was, liepen mensen niet weg met Dikke Leo. Toch scrabbelde Kevin de foetus af en toe met hem, zoals in dit episteltje.

Triomfantelijk legde Kevin zeven blokjes neer op het bord en zei: “Zo, dat is dan 19 punten plus 50 punten bonus!”
“Krijg de rambam. Leg je nou HEEFTIJD neer? Ik denk dat ik even d’n dictionaire op ga zoeken,” zei Dikke Leo verongelijkt.
“Kom, kom,” suste Kevin. “Wij kunnen toch zonder naslagwerken? Bovendien heb ik jouw CLITORIS net ook niet opgezocht! En iedereen weet toch dat heeftijd de tijd is die je nog rest? Je wordt zeg maar 80, nu ben je 30, dus je heeftijd is 50. Gesnipperd?”
“Ja, nu weet ik het weer,” zei Dikke Leo. “En het komt mij trouwens ook wel goed uit. Want nu kan ik namelijk WOORDWAARDE leggen! Kijk, dat is 21 met 3 maal woordwaarde, dus dat is 63!”

Kevin maakte vloekend een ronde door de kamer. “Becquerel! Coulomb! Joule!”*
Na iets minder dan twee uur kalmeerde hij.

“Ach ja,” zei Kevin, sportief als altijd. “Dan had ik ook maar niet met PION moeten openen. En ROKEREN drie beurten terug blijkt achteraf ook niet zo’n briljant idee te zijn geweest. Eigen schuld! Vind je het goed als ik even nadenk over mijn volgende move?”
Dikke Leo stemde toe.

Kevin deed even een speedzen, knakte zijn vingers en legde TABAKSROOK neer.

“Mooi!” zei Dikke Leo. “Dat is 2 plus 1 plus 3 plus 1 plus 3 plus 2 plus 1 plus 1 plus 1 plus 3 is 18 punten voor jou.”
“Mooi niet, caloriemans!” sprak Kevin. “Tabaksrook bevat benzeen, nitrosaminen, formaldehyde en waterstofcyanide. Dus BENZEEN, 12 punten, NITROSAMINEN, 16 punten, FORMALDEHYDE, 31 punten en WATERSTOFCYANIDE, 38 punten. Totaal 97 punten. Dank u wel!”

“Ik hoop dat je moeder je ziet verdrinken in teelvocht,” zei Dikke Leo beteuterd en Kevin ging in de keuken een bittergarnituur klaarmaken.

* Kevin houdt zich nog steeds aan zijn voornemen alleen nog maar te schelden en vloeken in natuurkundige termen en eenheden (zie: ‘Kevin doet aan tweedegraads boekverbrandingen’)

Kevin de foetus en het heidens karwijzaad

“Volgens mij is dit een aars, maar ik kan er natuurlijk ook naast zitten,” zei Foutgrapje, terwijl hij naar een aars wees.
“Coulomb!* Heb je weer last van denkkunde?” riep Kevin de foetus. “Jij zit toch altijd overal naast. Het is niet voor niets dat jij aan de rand van het bos woont.”
Foutgrapje trok zich niets van Kevin aan en zei: “Grappig – of zoals de Fransen zeggen: ‘drôle’ – dat hier stront uit komt, of niet?”
“Ampère!” schreeuwde Kevin. “Hou toch eens op met die ongein, Foutmans. Ik hou helemaal niet van poep- en plasgrappen!”
Verontwaardigd gooide Foutgrapje beide armen in de lucht. “Heb je mij een plasgrap horen maken? Als ik een plasgrap zou willen maken zou ik bijvoorbeeld vertellen over het oude mannetje dat geen problemen met plassen heeft, maar wel met wakker worden. Goeie pots, al zeg ik het zelf, maar gemaakt heb ik hem niet!”
“Touché,” zei Kevin. “Het is alleen dat we je grootmoeder terug naar haar huis moeten brengen. En ik heb geen zin langer bij die lucht te zijn dan zou hoeven.”
Kevin porde met zijn linkerschoenpunt wat in het hoopje bejaardenvlees.
“Ze is inderdaad darmtechnisch nogal uitgedaagd,” moest Foutgrapje toegeven. “Maar het schijnt ook dat haar moeder een wolf is, zoiets. En iedereen weet hoe erg de hondachtigen stinken!”

De twee vrienden pakten ieder een arm van oma en trokken haar een paar tiental meter vooruit. Ze rookten een sjekkie, trokken de bes nog een dertig meter verder en rookten nog een sjekkie.

“Becquerel! Dit gaat zo niet langer!” zuchtte en pufte Kevin.
“Zwaar, hè?” gaf Foutgrapje als een soort van empatische reactie.
“Nee, dat bedoel ik niet,” zei Kevin. “Ik had een universelere gedachte. Kijk, we brengen dat oude vel elke zondag terug naar haar woonplek, toch?”
“Klopt als een banketbakker.”
“En elke vrijdagmiddag staat die tang weer voor je deur. Is het niet?”
“Klopt ook. Als de lul van een puber!”
“Maar wij hebben natuurlijk eigenlijk geen zin om week in week uit diezelfde miserie mee te maken…”
“Klopt zeker. Als een klopper in de hoogste klopstand met extra klopvitaminen!”
“En dat komt allemaal, joule nog aan toe, omdat rimpelwezen weet hoe ze van haar huis naar jouw huis komt!”
“Verrek, ik begin het te snappen!” riep Foutgrapje. “Ik voel je, Kevin. Ik voel je. Ga door!”

“Nou, we hebben dus haar huis en jouw huis. Maar jij wil niet verhuizen. Lieg ik?” vervolgde Kevin.
“Je liegt niet. Ik heb mijn erfenis niet voor niets zo goed besteed!”
“Dus we moeten ophouden met beppe naar haar huis brengen. Dus we moeten een hoek van negentig graden maken. Dus we moeten dan even een sjekkie roken. En dus we moeten doorlopen tot we geen komijn en geen salie meer zien!”

Zo gezegd, zo gedaan, misschien zelfs eerder.

“Je bent een genie,” zei Foutgrapje tegen Kevin.
“Ik heb goede genen,” zei Kevin.

* Kevin heeft het voornemen alleen nog maar te schelden en vloeken in natuurkundige termen en eenheden (zie: ‘Kevin doet aan tweedegraads boekverbrandingen’)