Willhow en knowpower


Ik ben al heel lang geen Ferran Adrià avant la lettre meer.
Ooit roosterden, bakten en kookten mijn huisarts en ik oesters in Bretagne.
Gewoon omdat we veel te veel oesters hadden.
Mijn huisarts was toen nog niet mijn huisarts, omdat hij toen nog geen huisarts was.
Jong waren we, zeg maar.
Ja, vroeger…
Als wij bijvoorbeeld in een kroeg een stoel kapot hadden geslagen, dan gingen we echt niet wachten tot de kastelein ons een volgend biertje zou weigeren.
Nee, dan trokken we proactief naar de volgende kroeg.
Gewoon initiatief tonen en het tempo erin houden.
Zo waren wij, dat zat in ons bloed!
Bij de jeugd van tegenwoordig zie je dat niet meer.
Wij liepen van de kroeg naar huis en dachten dan: ‘Wacht even, bartender rijmt helemaal niet op kalender!’
Elke dag dachten we dat.
Want we wisten dat je het metrum moest voelen, maar we meenden ook dat je het moest tellen.
Van huis naar de kroeg ging met speedmars, van de kroeg naar huis hoefde dat niet.
De openingstijden thuis waren ruimer.

Enfin, ik zat zo’n dag van vroeger eigenwijs te doen aan de bar.
Ik was altijd iets aan het lezen.
Wat weet ik nu niet meer.
Als ik dronk had ik een boekje bij me.
Dan werd ik tenminste niet lastiggevallen, was het idee.
De alcoholist rechts van mij ademde mijn kant op en zei dat ik eens SALAIN moest lezen.
SA-wat? vroeg ik.
SALAIN!
SADIE?
SALAIN!
SALEE?
SAH-LAIN! SAAAAH-LAIIIIN!
Ik versta er geen zak van, zei ik
De alcoholist pakte een pen en schreef CÉLINE op een viltje.
Ik vond dat hij ontzettend onduidelijk schreef, dus van de C maakte ik snel een S en van de É een A.
Anders zou ik de volgende dag niet meer weten waar het over ging.

Het duurde zeker een week voor ik de ware boodschap kon ontcijferen.
En zo kwam ik dus, twintig lentes jong, in aanraking met de gekte van Louis-Ferdinand Céline.
De man die tegenover Hitler in de loopgraven zat tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Met hem als huisarts had ik nooit meer een ziekte geaccepteerd.

Kijk, het leven kent wild vlees en gevulde koeken.
De verpakking van het een kan de inhoud van het ander besmetten.
Als je Céline als een soort gevulde koek aangeboden hebt gekregen, moet je daar eigenlijk heel erg je mond over houden.
Het zou niet de eerste keer zijn dat ‘ik ken Céline van de boekenclub’ iemands laatste woorden zijn.

Graag zou ik daar nog ‘godverdomme’ aan toe willen voegen, trouwens.

Stelp

(voor Egbert Hovenkamp II)

Stop met bloeden! Stop met bloeden! Stop met bloeden! Stop met bloeden! Ik zeg: hou op met bloeden, nu!
Hou op met bloeden voor de wetmatige ongelijkheid van consumptie! Hou op met bloeden voor speculaties op de prijs van onderwijs! Stop met bloeden voor geregeld ongeregelde misdaad!
Weg plasma! Weg serum!
Hou op nu, niet meer bloeden voor architectuur die van steen is! Bloed niet meer voor synthetisch gefopte opiatenreceptoren! Niet meer bloeden! Niet meer bloeden!
Weg systole! Klotebloed, stelp en klonter!
Geen bloedstroom meer voor olieverf op lcd-schermen! Nee, stop gewoon met bloeden voor nog een interpretatiecoëfficiënt! Stop met bloeden voor logaritmische mode! Hou op met bloeden voor friet met mayonaise!
Gedaan met bloeden voor het licht in de dichte ijskast! Gedaan met bloeden voor het geluid van de onhoorbare, vallende boom! Gedaan met bloeden voor de kleur van bloed als het netjes in het lichaam zit! Niet bloeden, nee, niet bloeden!
Gewoon stoppen met bloeden! Het bloeden moet gewoon stoppen! Gewoon even slikken, tot tien tellen en van de wond een wonder maken! In naam van hemofilie en trombose, stop met bloeden!
Nu, hou nu op met bloeden voor alle parttime-huurcommissies in fulltime-sloppenwijken! Stop met bloeden voor de harde stukjes taal die altijd tussen je problemen blijven zitten!
Niet meer bloeden! Niet meer bloeden! Niet meer bloeden! Als je geen klappen wil moet je nu stoppen met bloeden!
Het bloeden moet ophouden voor officiersopleidingen, maagdenvliezen, aardappelschilmesjes, stilzwijgende verlengingen, sombrero’s, kaasplankjes en spiegels van dubbel glas! Het bloeden moet ophouden voor juridische tienrittenkaarten en dito cakerecepten!
Voor spaarvarkens die in de aanbieding zijn moet het bloeden stoppen! Voor krassen, striemen, schrammen en littekens moet het bloeden stoppen! Met onze favoriete psychiater in gedachten moet het bloeden stoppen!
Hou op met bloeden! Speciaal voor moeder’s kut! Ter ere van de kut van moeder’s moeder! Stop met bloeden, stop met bloeden!
Oh, in de ochtend in het oosten moet het stoppen met bloeden! In het zuiden ook en in de avond moet het stoppen met bloeden! Als mensen nog mensen zijn moet het stoppen met bloeden!
Stop nu toch met bloeden! Stop nu toch met bloeden! Stop nu toch met bloeden! Toe, stop nu toch met bloeden! Ja, stop nu toch met bloeden! Nee, hou nu toch eens op met bloeden!
Tot bloedens toe moet het stoppen met bloeden, zeg ik u!

De alleenpoeper

De alleenpoeper poept
ja, dat is wel bekend
in z’n uppie zijn vla
zijn bolus en zijn krent

Hij is echt niet beschaamd
vindt het heus niet gênant
maar zijn abonnement
is voor louter één krant

Hij poept geïsoleerd
onze solopoeper
of hij enkel lucht schijt
of een fraaie knoeper

‘Dat is al,’ beaamt hij
‘ik wil drolgraag mijn rust
ach, het scheelt wel een hoop
dus ik doe het bewust’

Hij poept in de ochtend
en soms ook na de thee
en hij heeft wel vrienden
maar die poepen nooit mee

Ooit was duopoepen
even in de mode
dat bleek echter slechts een
buikloopperiode

De alleenpoeper doet
er goed aan zijn gevoeg
te doen in eenzaamheid
eigen vijg is genoeg!

Hij houdt van ontlasting
maar toch vraagt hij zich af
wat het strontgeheim is
poepend rechts- en linksaf

Waarom d’ene drol plakt
en andere drijven
dat heeft hij geweten
het wil niet beklijven

Stop nu maar met zeiken
dat gaat toch nergens heen
want die alleenpoeper:
hij poept gewoon alleen

Het lied dat Gerrit Komrij nooit schreef

Ik Dacht Dat Ik Klaarkwam

Ik had haar al zolang niet gezien
Ik wist ineens weer wie ze was
Ze had een ander bloesje aan
Maar wel nog steeds dezelfde jas

Dezelfde blik gaf ze aan mij
Toen ik geen tederheid meer bliefde
Toen ik klaar- en omgekomen was
De LD50 van de liefde

Zij snapte mijn ontsnappen wel
Het begin was niet meer in zicht
De tijd had twee halve wonden
Met benen open en armen dicht

En ik dacht dat ik klaarkwam
Toen ik weer lag naast haar lach
Ik was over haar heen
En weer zag ik wat zij in zich zag

Ooit stonden wij zij aan haar zij
Kusten de longen uit ons lijf
Huilden de sterren van de hemel
Het bleef altijd bij ‘ik blijf’

Zij gooide het op liefde toen
Ik gooide het terug op haar
Als een plumpudding zo bleek
Pasten wij toch bij elkaar

En ik dacht dat ik klaarkwam
Toen ik weer lag naast haar lach
Ik was over haar heen
En weer zag ik wat zij in zich zag

Ik voel me nu zo schreeuwend klein
De muur omarmt mijn rechte rug
En als het asfalt straks gedroogd is
Verdwaal ik snel naar haar terug

En ik dacht dat ik klaarkwam
Toen ik weer lag naast haar lach
Ik was over haar heen
En weer zag ik wat zij in zich zag

Herwarring


Al mijn vrienden zijn dood, zei ik laatst
Op mijn feest, en niemand was er om te zwijgen

Vroeger werden we romantisch gehouden met onzin
Dat bond ons
Ons werd wijsgemaakt dat het leven ergens over ging
Maar het gaat alleen over; gemakkelijk te versmaden
Bijvoorbeeld met een kompas en een vergrootglas

Het lijkt wel of ethiek vaak slechts een grap is
Of nee, geen grap
Om een grap kan men nog lachen
Zelfs om een slechte grap
Zo – blazend door de neus –
Met de lippen stijf op elkaar

Geen van mijn vrienden had een talent
En we zouden samen lachen tot de dauw
Goeddoen bleek blijvend niets voor ons
Goeddoen bleek geen duwtje voor geen rug van ons
En nooit lachten we samen tot de dauw

Wat blijft in deze wereld – niet de mijne –
Zijn de herdenkingen
Zo moe als twee Remco Camperts
Word ik ervan, maar ik weet niet hoe het moet
Vroeger nooit opgelet en nooit op gelet
Het herdenken duurt altijd langer
Dan het herdachte, dacht ik, denk ik
Leg me toch uit hoe dingen mij niet tegen moeten staan!

Zoals ik het dus zag en zie, heb ik opgeschreven
Op een A4-tje en dat heb ik – althans
Een originele kopie van het voorbeeld, met een
Wit gedeelte om het zwart te zien en een zwart
Gedeelte om het wit te zien – dus altijd bij me

Vandaag vond ik onze oude spatel
In de la, waarin ik haar ook terugplaatste
Niemand was er toch om haar te missen

Mijn pijnstillers had ik inmiddels ingenomen

Op basis van wat we weten


Hoewel ze niet getrouwd waren of kinderen hadden werden Henk en Ingrid in de buurt toch door iedereen pa en ma Ten Aaier genoemd. Misschien moet ik ‘iedereen’ hier nuanceren, want alleen een soort mensen deed dat. De woordgroep ‘soort mensen’ wil ik overigens even toelichten. Bedoeld wordt namelijk zowel de soort als het soort en zowel de mens als het mens. Vier categorieën dus, met in ons geval wel wat (niet nader te benoemen) overlap.

Henks droom was het ‘Working Class Hero’ van John Lennon op zijn arm te laten tatoeëren, maar door zijn vrijetijdsbesteding was de kans altijd groot dat hij een deel van zijn arm kwijt zou raken en een halve songtekst op zijn arm vond hij heiligschennis. Een droom van Ingrid was het ooit in een droom van Henk voor te komen.

Als Henk niet aan het lanterfanten was, was hij aan het rentenieren. Hij had het goed voor elkaar. Hij had een mooi huis met een mooie tuin. Ingrid woonde daar ook en omdat zijn huis en zijn tuin zo mooi waren nam Henk dat voor lief.

Ooit had Henk een alomvattend systeem bedacht, ontworpen. Een systeem dat alle denkbare toetsingen had doorstaan. Tot Henks frustratie werd zijn systeem na verkoop alleen nog maar gebruikt voor modellenwerk. En daarom vond Henk de wereld zijn drollen nog niet waardig.

Maar goed, Henk was wel jankend rijk geworden van zijn inspanningen en tot vanochtend ging alles zijn gangetje. Tot vanochtend, want ineens was er iets veranderd in de straat. Gisteren hadden alle huizen in Henks straat, in Henks wijk, dezelfde huiskleur, maar bij het gordijnen openen vandaag was het huis van de nieuwe overburen ineens wit.

Henk ging verhaal halen. Hij belde aan. De deur ging open.
“Dag, ik ben Henk van de overkant.”
“Alonso Quijano is de naam.”
“Kie-wat?”
“Zeg maar Don Quijote. En Quichot mag je trouwens ook wel zeggen.”

Henk draaide zich om en liep naar huis.
Hij zag de bui al hangen en had geen zin om over windenergie te praten. Windkrachtsystemen vond hij inefficiënt, primitief en minderwaardig.

Toen Henk thuiskwam was Ingrid juist paella aan het kapotmaken.
“Eten we geen paella vanavond?” vroeg Henk.
“Nee, inderdaad,” zei Ingrid.
“Bah, gisteren aten we ook al geen paella.”

De krant op de koffietafel zag er veelbelovend uit en lonkte naar Henk. Hij las dat de definitie van een fout wordt bepaald door het aantal makers ervan. Elke dag las hij dat. Uiteindelijk maakt het niet uit of je een secondewijzer of een urenwijzer bent; de dag duurt even lang.

Ondertussen warmde de aarde op en neer.

Marx kon niet rappen


We kennen genoeg om de strijd der klassen niet te ontkennen
Zij die mogen hebben nou eenmaal voorrang op zij die kunnen
Natuurlijk was ook God hier ooit een erkentelijk argument
Bepaalde stelsels bepaalden eeuwenlang het aardse gunnen
Tot een zekere dag – geld kreeg de hoofdrol en werd producent
Tja, flapdrollerij en gedonderstraal vieren hoogtij sindsdien
Het toppunt op het optimum van roestvrije kunstmatigheid
Kyrieleis, daar kan men toch echt niets serieus meer in zien?

Dit moet je dus doen: kei- en stront- en snoeihard werken voor een loon
Dat dan met een druk op de rechtermuisknop hopla weer weg is
Ademen, eten en rimram kosten allemaal geld gewoon
Daarvan leer je dat geluk eigenlijk negatieve pech is
Een kladderadatsch moet godverdomme toch niet zo moeilijk zijn?
Met mooi weer aan onze kant plus een blunderende overheid!
Maar, ach en wee, gemakzucht zingt zo’n wonderschone slaapliedjes
Dat een tiende negen tiende daarmee steeds maar weer zo verblijdt

Doekje bedoeld voor het bloeden: onze sociaal-democraatsjie
Dat wansysteem zonder rekenschap en zonder consequenties
Men blijft gewoon wat men heeft, en wat vastligt verslaat wat verlicht
Het gaat niet om aanleg; wel om contracten, vol met pretenties
Deze overcomplexe, bureaucratische herverdeling
Hand in hand met controle op vrijheid en dingen opdringen
Wankelt voort tot godverdomme juist bij het volkslied blijkt ineens
Dat het gros van de trouwe luitjes absoluut niet kan zingen

De haarkloverij over bezit en eigendom snijdt geen hout
Potverdriedubbeltjes, ziekelijk is het, het gemuggenzift
De mens handelt uit jaloezie of het nou feit is of zijn recht
Andermans gezondheid, gezin of talenten – allemaal kift
Het probleem is dat geluk gewoon niet publiek te maken is
Al met al tussen gelijk krijgen en gelijk zijn ligt het doel
In een wakkere wereld die is ingericht als inrichting
Staat een eigen werkbank praktischer dan een eigen schommelstoel

Wat wil de mens? – Een eigen huis, eigen tuin, schutting eromheen
In broederschap wil men hooguit de kosten van dat hek delen
De natuur overschaduwt jammerlijk de grote gedachte
Verzacht met biologisch brood en ergonomische spelen
Hoe het zou moeten is vaak hetzelfde als waarom het nooit lukt
Hier komt om de hoek kijken een van de denkers paradoxen:
Die nadenken en die niet nadenken vinden niet hetzelfde
Net als bij de klassenstrijd valt daar niet tegenop te boksen

Samenstelling en/of volgorde gewijzigd


Waar blijft mijn beenzeep, koopman, mijn armzeep?
Ik ben en was mezelf zo graag totaal
Maar voel me altijd gemiddeld en kaal
Met elk product dat ik dan weer aansleep

Ben ik slechts de som der lichaamsdelen?
Al mijn ledematen was ik apart
Via schil kom ik samen in mijn hart
Zo schaamteloos zijn mijn rituelen

Het nooit bekorende reclamekaf
Met één duim sop en ruim vier vingers schuim
Is mij een blijvende, langzame straf

Toch geef ik me vandaag ook weer een pluim
Ik spoel de heilzame opname af
Waarna ik die douchecel van mij ontruim

The answer is still fucking blowin’ in the wind

These social media just comfort what is not mine.
It’s only running and waving flags again, for nothing.
Yesteryear’s mirror deciphered in the same fucking way.
And sure, the fucking was a lot like we hoped for.

Oh, what a life it was when we had those expectations.
Through the years we may have found rock.
And we may have found some roll.
But the combination was always a hobbit away.

Then having a car was being a chauffeur.
And nobody wanted to be a chauffeur.
But we would make ourselves a tribe.
And later we would drink to it, again.

It turned out differently.
Our explanations of prosperity shifted…

This feeling rape we know merely by the definition we were taught.
And we never bothered to question that definition.
And so by not calling it rape we accept our rape.
Rape that has become more calculated.
Rape that is shown to us neatly in powerpoint.
We know now: it’s smoother when you join the countdown!

But – looking back – did we enjoy ourselves enough?
Did they enjoy themselves enough? Did I? I them, I us, I me?

Hahaha! Oh, excuse me, hahaha!

Gastblog: Uit elkaar

Voor het eerst in de geschiedenis van hippekut staan we een totaal onbekende toe om wat woorden vuil te maken op dit blog. Dat we hiermee een enorm risico nemen, beseffen wij ter dege. Een gokje wagen kan nooit kwaad daarentegen. U als lezer mag ook nog wat zeggen. Vindt u het schrijfsel van onze gastblogger te pruimen? Dan moet u vooral een positief oordeel geven in de poll. Vindt u, ondanks haar houten been, alleen de zus van onze gastblogger lekker maar kan onderstaande tekst u niet bekoren, weest u dan ongenadig hard in uw oordeel. Wij zullen over een tijd beraden wat we met uw en onze mening gaan doen.

Ga naar de tekst van onze gastblogger