Sans titre

Hun vader was dood en ik was in het huis
Haar broer maakte mijn vriendin duidelijk
Dat het een tekst van Brel moest zijn
Hun moeder rookte zenuwachtig

Als zijn voeten onder de grond waren
Zou Brels vriend nog zingen en hopen
Hun moeder rookte huilend
Ik probeerde me niet te moeien

Als zijn voeten op de grond waren, casu quo
Hun moeder rookte menthol
Zes voeten, zei ik, zes voeten is het
En het werd stiller dan het stillere daarvoor

Pre-adviezen bij stellingnames

Een eigen mening hebben is een natuurlijke, gezonde reactie die /
nodig is om je sentiment in evenwicht te houden – evenwel gaat het /
een eigen mening hebben soms gepaard met opgewondenheid; als je iets vindt, /
kan dat je bloeddruk omhoog doen gaan en maken dat je hart harder gaat pompen. /

Dit is een mogelijke reactie van het lichaam op overtuigingen. /
Het tegengeluid hoeft niet altijd een reëel onraad te zijn; het kan, zeg maar, /
ook enkel het idee van een ander standpunt zijn – een eigen mening hebben /
is niet slecht of zondig, maar is juist een middel waar veel mensen zich mee ontladen. /

Het is daarnaast redelijk cruciaal zowel voor jezelf als voor anderen /
hoe je met deze opvatting om denkt te gaan. Lijd je onder je gezindheid, /
gedurende langere tijd zelfs, doordat je deze niet op een door de norm /
gestelde manier kan uiten, dan kan je in de wachtkamer van de huisarts /
plaatsnemen – in veel gevallen betreft het advies een doorverwijzing naar iemand /
met een andere studie. Maar er zijn ook tal van fijne, knusse cursussen /
voor het aanleren van sociale vaardigheden die bijstand kunnen geven.

Hoe ik weeradviesman werd

Om de mensen om mij heen te bereiken zonder evangelie of wat erop leek, gebruikte ik een HB-potlood – B was te zacht voor de tijd van het jaar – en ik opende het boekje niet totdat mij het verteld werd te doen.
Al mijn antwoorden markeerde ik, bij gebrek aan manieren om de handhaving van het tegengestelde af te dwingen (hoewel dit niet aan de orde was), op het afzonderlijke antwoordblad, zowel vragen zeventien tot en met vierentwintig als vragen vijfentwintig tot en met veertig, die alleen voor mij en mijn soortgenoten bestemd waren.
Voor de orakelsessie begon controleerde ik niet alleen mijn voorbedrukte personalia, maar tevens of ik wel de correcte test op mijn desk had en niet per ongeluk toch achter de groene deur moest zijn.
En ik koos toch, en koos, en ware ik op een dieper bewustzijnsniveau, dan koos ik nog. Ik koos erop los, zou iemand met overeenkomende woordenschat zeggen. Soms A, soms B, soms C, soms zelfs D. En ik markeerde deze A’s, B’s, C’s en ook D’s dus met mijn HB-potlood op het antwoordblad.
Maar zoals alle dagen was ik ook die dag geen dirk-poep-in-’t-handje: ik las eerst elke opgave zorgvuldig door!
Voor vergissingen was er een gum, maar gummen bracht mij toen al in verwarring.
Achteraf, bij het in het bezit zijn van de juiste antwoorden, leek het mij altijd logischer om vergissingen te labelen met zekerheid.
Neem nou het tentamen metameteorologie.
Als de zon van ons allen is, hebben we dan allemaal een hemellichaam? was de vraag.
Zonder angst voor verschillende vormen van dood zijn en andere onwelgevallige feiten bekeek ik de antwoorden en mijn antwoord als het niet magnetisch is, dan hangt het ervan af stond er niet tussen, dus liet ik de vraag maar open, hoewel het geen open vraag was.
Al met al gaat het in ons vak, waarin we mensen altijd naar draagkracht begeleiden, om het gewicht van de herhaling, en dat bleek ik tijdens mijn studie al goed in de smiezen te hebben.
Zo maakte ik alle noodzakelijke berekeningen in veelvoud en ik maakte daarbij iteratief gebruik van een rekenmachine.
Dat mocht als ik dat wilde en ik wilde dat; ik wilde zelfs dat het allerkleinste sprankje onwil gedoofd zou zijn, als ik het niet meer zou willen.

Onderaan het antwoordblad schreef ik nog deze quiz werd mogelijk gemaakt door mij, maar mogelijk ook niet en ik leverde het samen met de opgaven en de witte ruimten bij die opgaven ongekreukt en onbevlekt in. Het was, terzijde, precies dat moment dat mijn interesse in het effect van de fysieke gesteldheid op de stem werd omgetoverd tot walging – het waarom daarvan zal mij waarschijnlijk altijd een raadsel blijven.

Mijn docent wenste al jaren en jaren vurig en tevergeefs een jonge vrouw van achttien jaar met verbazingwekkend grote borsten. Dat hij me die dag succes had gewenst kon ik dus niet echt serieus nemen en ik ontving het dan ook gepast neutraal.

Een Europeeër kweken

De Europeeër lijkt een donkere kiemer,
maar hij bedoelt niet te zeggen dat de mens aan
zijn buitenlandse lot kan ontkomen door stug
de wapens ertegen op te nemen, want, zeg,
welke echte bestrijdingsmiddelen zijn er
in deze grond, zo koud en minstens zo lemig?

Vechten tegen de voorzienigheid snijdt geen hout.
De Europeeër heeft maar weinig te kiezen:
hetzij zijn leven lang aan de hardvochtige
slagen van de beschikking bloot te staan, hetzij
met dichte knuisten dat noodlot het hoofd bieden
en zichzelf aan stokken vastbindend creperen.

Maar als sterven de enige uitvlucht is om
volledig met aarde bedekt te zijn, waarom
zou een enkeling het eeuwige verdorren
dulden, als er niet met één schop een verscheiden
te regelen is? Omdat moeder het verbiedt!
Hier moet hij gelaten wachten om donkergroen
en voedzaam, geurend of beschuttend te worden.

Climb every mountain twice

Snijd elke poot los. Haal nu uit elkaar: de dij
en de bout, en leg ze op een lauwe schotel.
Maak een gemeende horizontale snede
net boven de vleugels en strak over de borst
tot het mes het sternum overduidelijk schampt.
Kerf dan door de borst een aantal maal verticaal.
Duw het mes daarbij helemaal naar beneden
tot de primaire horizontale snede.
(Men kan ook horizontaal verticaal maken
en andersom, door het dier negentig graden
of, zo u liever heeft, een kwartslag te draaien.)

Het lemmet van uw snijwerktuig moet zo lang zijn
dat er vlot en soepel een albatrossenborst
mee in fijne schijfjes gesneden kan worden.
Het blad kan daarom het beste langs elke kant
zo’n vijfenhalve centimeter uitsteken.

Laat uw stormvogel, als u die uit de oven
heeft gehaald, minstens een sigaret lang rusten.
U wordt beloond met vaster en sappiger vlees
dat ook veel geriefelijker te scheuren is.

Snijd nooit parallel met de vezels maar altijd
expliciet tegen de structuur van het vlees in.
En zorg last but not least, daarnaast en daaronder
dat de serveerschaal niet koud, niet heet, maar warm is.

Pak daarna vogel twee en ga als volgt te werk:
snijd elke poot los. Haal nu uit elkaar: de dij
Maak een gemeende horizontale snede
net boven de vleugels en strak over de borst
tot het mes het sternum overduidelijk schampt.
Kerf dan door de borst een aantal maal verticaal.
Duw het mes daarbij helemaal naar beneden
tot de primaire horizontale snede.
(Men kan ook horizontaal verticaal maken
en andersom, door het dier negentig graden
of, zo u liever heeft, een kwartslag te draaien.)

Het lemmet van uw snijwerktuig moet zo lang zijn
dat er vlot en soepel een albatrossenborst
mee in fijne schijfjes gesneden kan worden.
Het blad kan daarom het beste langs elke kant
zo’n vijfenhalve centimeter uitsteken.

Laat uw stormvogel, als u die uit de oven
heeft gehaald, minstens een sigaret lang rusten.
U wordt beloond met vaster en sappiger vlees
dat ook veel geriefelijker te scheuren is.

Snijd nooit parallel met de vezels maar altijd
expliciet tegen de structuur van het vlees in.
En zorg last but not least, daarnaast en daaronder
dat de serveerschaal niet koud, niet heet, maar warm is.

Frühstück in Banja Luca

Sie schläft und mit ihr schläft ihr Wille
Ihre Augen zu, hinter dunklen Brillen
Ich zeichne ihr keimfreies Vorteil
Formal Gekreisch hab ich schon erreicht
Ihr Mann muß wirklich glücklich sein
Sie schläft, ich bin wach und wieder allein
Und morgen früh essen wir Rotfleisch

Was mach ich jetzt von acht bis zehn?
Um zehn dann kommt ein toller Film
Ein Film mit dem Dustin Hoffman
Und danach kommt der LateNiteShow
Und dann nehm ich mir die nächste Flasche
Bis am Gipfel erledige ich mich heut
Und morgen essen wir wieder Rotfleisch

Sie räuspert sich und wird konkret
Lebt innerhalb eines Zentimeters
Und morgen dann kommt der große Zauber
Gewürfelt, entkernt und fein gehackt
Denn morgen werden wir wieder sauber
Und morgen früh essen wir wieder Rotfleisch
Aber was muß ich nun von acht bis zehn?

Sie dreht mit transparenten Willen
Ihre Augen grau von den blauen Pillen
Meine Aussicht hier die ist so gut
Sie flüstert das sie es nie so tut
Und morgen essen wir wieder Rotfleisch
Aber was soll ich jetzt von acht bis zehn?
Erst morgen früh essen wir Rotfleisch

Sie hält keine Kerze aufs Leben
Exogen siegt über endogen
Und morgen früh essen wir Rotfleisch
Aber was mach ich jetzt von acht bis zehn?

De baron en de bariton

Het was in die dagen
dat de baron van Eindhoven
een afspraak had
met de bariton van zijn stad
de baron wilde de bariton namelijk
horen zingen over
hoe zijn stad Eindhoven
eigenlijk klonk

De bariton had volgens de wetten
van de ethiek twee weken
bedenktijd gekregen
maar de bariton was een bariton
en geen onderzoeker
hij had van alles beloofd
van onder- tot uit- tot bezoeken –
maar hij beloofde niks

Op de dag van de afspraak
was de bariton nog niet veel wijzer
terwijl hij op de bus stond te wachten
dacht hij aan dingen die ding deden
of dong of vroem of brom
klonken steden als trams en taxi’s?
als roltrappen, slagbomen of machetes?
de bariton had nog geen pietsie notie

In de bus keek hij om zich heen naar
waar zijn stadsgenoten naar luisterden
hij zag meisjes met oordopjes
hij zag jongens met koptelefoons
toen werd de bariton gewaar:
de stad klinkt als Beyoncé en Coldplay!
geen vroem, geen brom en al zeker geen ding
maar oorschelpen vol privéconcerten

De bariton werd van conisch
tot bolvormig en somber
want introvertie kon het geluid
van zijn stad Eindhoven toch niet zijn?
maar toen stopte de bus en bewoog de bariton
houdoe! hoorde hij en hij leefde op
dat was het – het geluid van de stad
dat zijn de mensen zelf!
en niets Branbantser dan houdoe

Bovendien van alle houdoes
staat die van Eindhoven bovenaan
dat is nou eenmaal zo
dat heeft God ook zo bedoeld
want Helmond is te helmloos
Den Bosch is te basiliek
Breda is veel te turf
en Tilburg is te Tilburg
maar Eindhovense houdoes passen altijd precies

Opgetogen trok de bariton
van de bron naar de baron
om hem tussen tenor en bas
houdoe toe te zingen –
en de bespeelde baron was blij
want onder de rook van Atlantis
lag zijn stad Eindhoven
het New York en Berlijn van Brabant
en haar geluid was houdoe

Café Het Gore Hemd

Verrek, nondeju, nou zie ik het
Ja, dit was Café Het Gore Hemd
Vroeger in een vorig leven dan
Ik zie het weer helemaal voor me
Daar hing een schilderij aan de muur
En bij dat raam was een soort van raam
Aan die bar hing ik avond aan avond
Met mijn bier in mijn vuistje geklemd
En overal rondom me bewoog
Café Het Gore Hemd

Drie oud-verloofdes ken ik van hier
Als ik Marieke meereken vier
Maar die reken ik maar niet mee
En haar zus al zeker en gans niet
Want toen, toen was ik weer dronken
Aangezien dat soms ook gebeurde
Dan werd ik romantisch en vurig
Tot volledig en vol ongeremd
Met om mij heen mijn compagnons
Van Café Het Gore Hemd

En om de hoek hier was daar niet
Die snackbar met friet van Piet en Riet?
Hoe heet die straat, het Baekelandplein?
Of de Berenkuil, het Stratumseind?
Waar ze die Helmonder die dag
Een fijn mes cadeau gedaan hebben –
Later stopte het kalf met krijsen
Plotsklaps was het geluid toen gedempt
Maar het gonst zelfs nu nog om mij heen
In Café Het Gore Hemd

Ach, vroeger was het nooit te vroeg
Voor broeders, voor vrienden in mijn kroeg
Ik ken ze stuk voor stuk niet meer
En zij mij nog een heel stuk minder
Toch die lange, Brabantse nachten
Bleken slechts ijdele middagjes
Gevolgd door korte avondjes, punt
En die tijd gekniesd, gegierd, geslempt
Zelfs vergaten we te vergeten
In ons Café Het Gore Hemd

Rechtdoorzeefd

Dit landschap heeft zijn pieken en zijn dalen
Rivier hier golvend, zalvend langs de dijken
Met groen, nog meer groen om in te verdwalen
Het kerkje laat zijn haantjes gloed bekijken

De bodem ligt er vol afvoerkanalen
Wat lelijk is mag uit het zicht best prijken
Door darmen golft het; ook door liefdes falen
Dat onrecht steekt de God en zijn gelijken

Maar noem geen deeltjes golven die zo rieken
Laat falsificeerbaar, die zwarte zwanen
Ook golvend zijn mijn dalen en mijn pieken

Bij haar en haar en haar ligt het vergane
Nu, oude liefdes zijn doorgaans tragieken
Met hen niet zijn getrouwd kost mij geen tranen

Tweedehands handstand


Huilend kroop de graag dood geboren dichter Stubenhocker uit zijn verkoelde hoekje. Al tweeënhalve fles chardonnay kon hij niets bedenken wat op inspiratie rijmde. Tot dusver had hij de volgende regels op papier gezet: Je hoofd is een schouder / je billen zijn als lippen.

Stubenhockers thema van deze maand was voor dichters in het algemeen niet bijzonder ver weg van huis. Hij wilde graag een perfect dichtwerk schrijven over het normale en redelijkerwijs te verwachten gebruik van de liefde. Hij wilde schrijven over het beminnen – een waterdichte hartstocht met luchtdoorlatende binnenvoering, contrastrijk en met detailscherpte – zonder het gelijktijdig te kneuzen. Maar de invallen hadden blijkbaar een zwaartekrachtvrije dag of iets in dat veld.
Bovendien had Stubenhocker toch eigenlijk weinig met thema’s die menselijke interactie omhelsden. Hij had de maand daarvoor een mooie gedichtenreeks over aluminium geschreven. Dat ging hem goed af. Ook nylon was een motief dat hem bijzonder passioneerde. Maar mensen? Niet echt.

Nee, onze dichter mocht de mensen niet. Zelden kwam hij ook buiten. Alleen als het moest. Zoals laatst op een andere dan zijn eigen crematie. ‘Doe toch eens niet zo sentimenteel, jandosie!’ had hij nog geroepen naar zijn tantes. ‘Ga dan verdulleme even naar de wc als je moet janken!’
Blijkbaar hoorden ze hem niet of zo. Ach, mensen!
Nu Stubenhocker over dit voorval nadacht, kreeg hij plots een idee. Hij nam zijn papier en zijn ganzenveer en streepte en schreef net zolang tot er stond: Je hoofd is van veraf net een schouder / je billen zijn als je niet beter weet net lippen. Stubenhockers tantes Betje en Tutje waren van die dames bij wie dit gold. Tante Femke trouwens ook, tot ze oom Leo leerde kennen.

Stubenhocker keek naar de vlek op zijn cape. Bij de slijter was hij nog op die vlek gewezen door een collegadichter die bezig was met een gedicht waarin hij per ongeluk de protagonist zijn vader had laten neuken. Er zat niets anders op dan die protagonist dan ook maar zijn moeder te laten vermoorden. Problemen, problemen. Want de optelsom van droef en triest was dan misschien wel mooi, maar het was natuurlijk te banaal om ‘keuken’ als rijmwoord op ‘neuken’ te kiezen. En zo banjerden de twee dichters dezelfde kant op; ze woonden immers in hetzelfde huis.

Inmiddels was de chardonnay weer op. Er was hulp in de buurt, maar de wijzerplaat had nog niet de juiste tijd voor bourgogne aangegeven. En het was nog uitgerekend een schrikkeljaar ook. Dat soort jaren werd Stubenhocker op weekdagen altijd bipolair; oneven dagen heel erg en even dagen een beetje.
‘Het is maar goed dat ik geen werk heb,’ zuchtte Stubenhocker. ‘Ik zou er niks van bakken.’
Er moest toch wel iets zijn in de liefde waar hij raakvlakken mee had? De opwinding van de labiliteit? De zuiverheid van het vuur? De ongewenste bijwerkingen? Stubenhocker staarde naar het papier. Nee, het vlotte niet erg vandaag. Deze hele week niet, trouwens. Een weggegooide week. En dat was nogal vervelend, want een poëzievergunning kostte elk jaar toch al gauw tien tientjes. Een week dichten betekende dus iets van drie dubbeltjes, potver!

Toen, bij donder en bliksem en in een soort antitrance, liet de pen zich door Stubenhocker vasthouden en absorbeerde het papier: Je hoofd is een hoofd / je schouder een schouder / je billen zijn billen / en je lippen lippen / en eerst dacht ik dus / dat je billen lippen waren / en je hoofd een schouder / maar ik had ongelijk.
Het was tijd voor een nieuwe pil, merkte Stubenhocker. Hij begon namelijk weer verbanden te leggen.