Plezierreizen

Men hoort wel zeggen dat thuiskomen het fijnste onderdeel van de vakantiereis is. Maar misschien komt dat wel omdat veruit de meeste mensen die na hun vakantie niet meer zijn thuisgekomen daar geen uitspraken over konden doen; en dat geeft uiteraard een vertekend beeld. Het meemaken van andere culturen, daarvoor hoef je overigens echt niet naar het buitenland. Je zou bijvoorbeeld ook in de vakantieweken een baantje bij een bank kunnen nemen om gewaar te worden dat niet alle mensen uit een en dezelfde mal komen. Het verschil zit ’m wellicht in de neiging om steeds de handen te wassen; toch is het onzin om dergelijke E. coli-angst voornamelijk aan kredietinstellingen te koppelen.
Mijn hondje, een de slappe lach van de architectuur van Frank Gehry krijgende weimaraner (korthaar), kent E. coli en mag zelfs de naam Escherichia gebruiken; hij weet uit betrouwbare bron dat de microbe zich door de factor reinheid laat beïnvloeden.
Als je op reis bij een wegrestaurant of zo een wc-bezoek aflegt, heb je alle bacteriën voor de komende twee weken al gevonden; wat er daarna gebeurt, komt dus niet door het uitheemse eten, maar door je verplicht onhygiënische tussenstop. Al te vaak levert een bezoedeling met de verkeerde bacteriën een desorganisatie in het evenwicht van gelijkmoedigheid op. Een verstoring van de conditie die zich kenmerkt door bijvoorbeeld onbekommerdheid en emotionele bedaardheid dus; in veel gevallen gepaard met een nogal dunne en waterige ontlasting, en een bijster energieke tred bij de gang naar het toilet. Om zeker te zijn dat het om zogeheten diarree gaat, is het cruciaal de viscositeit van de ontlasting te controleren. Dit kan door eenvoudig met de vinger erdoorheen te roeren. Voelt het aan als appelstroop, dan hoeft men zich geen zorgen te maken, maar dunner dan ketchup moet het niet worden.
Ik las tijdens mijn verlof een hilarisch kolderiek boek dat achteraf over kwaliteitsmanagement bleek te gaan. Hierin stond ook een methode beschreven om met het vijf keer stellen van de waaromvraag tot de hoofdoorzaak van een probleem te komen. Ik heb hier al flink op geoefend, maar ik vind het nog steeds moeilijk om de vier tussenliggende antwoorden te formuleren. De sprongetjes in de verklaring van voorafgaande laat ik dus even in het midden.

— — —
welkomthuispagina.nl

Verzen

Als een dichter het heeft over een vers, dan bedoelt hij een regel. Verzen zijn regels dus. Regels zijn ook regels, maar bij het aan elkaar gelijkstellen van twee vormen van een rijk rijm is dat onoverkomelijk. Hetzelfde zien we in de volgende voorbeelden: bakstenen zijn bakstenen, draaideuren zijn draaideuren, schoenveters zijn schoenveters, en appels en peren zijn appels en peren. En er bestaan nog wel een paar meer woorden die in deze constructie passen. Luisvliegen zijn luisvliegen, bijvoorbeeld; mijn hondje, een tot de stam der chordadieren en de klasse der zoogdieren behorende canaänhond, kan erover meepraten (bij een nette prijsafspraak uiteraard).
Nou houden dichters zich nauw aan de filosofie in bredere zin, en ze beseffen maar al te goed dat alle regels de facto regels zijn. Voor mensen die de regel ‘regels zijn regels’ in niet-poëtische, bureaucratische zin gebruiken, zijn juist niet alle regels regels. Voor hen zijn alleen de regels uit de eigen cultuur regels, en zijn regels uit veel andere gebieden van de wereld niet meer dan gevaarlijke ideeën die stuk voor stuk vernietigd moeten worden. De regel die ze daar zonder meer bij hanteren is dat dat niets met westerse arrogantie te maken heeft.
Het bijzondere aan luisvliegen is dat de meeste vleugelloos zijn. Toch zijn het vliegen en behoren ze tot de orde der tweevleugeligen. Maar ja, vliegen vliegen, en daarom heten ze ook vliegen, toch? Je zou denken dat er welbeschouwd een regel moet bestaan dat alle tweevleugeligen gewoon twee vleugels hebben. Want als tweevleugeligen niet tweevleugelig hoeven zijn, en als sommige exemplaren daarvan zelfs in Nederland voorkomen, dan komt de gedachtewereld van veel van onze door de gedragswetenschappen aangetaste muggenzifters mooi op losse schroeven te staan. Stel je voor dat je je bij elke regel moet afvragen of het eigenlijk wel een regel is! Wat moet je dan wel niet allemaal regelen?
Voor luisvliegen is dit overigens geen probleem; die hebben iets in hun DNA dat mensen niet hebben. Er was een tijd dat ik dergelijke dingen bijhield; ik knipte niet alleen een en ander uit de krant, maar registreerde ook precies wanneer ik dat deed, in ongeveer nul tot twee holle frasen.

— — —
welkomthuispagina.nl

Pleisters

De eerste keer dat ik zelf pleisters kocht, weet ik nog goed – ik was een laatbloeier. Dinsdag 19 april 1988, bij Drogisterij Banninck Cocq en Van Ruytenburgh, op de Keizersgracht in Amsterdam. (Dit is een soort functioneel anachronisme; mij is bekend dat de betreffende drogisterij toen nog Drogiquick heette, maar omwille van de herkenning, en daardoor het begrip, gebruik ik hier de recentere naam.) Het was een zonnig dagje met een gevoelstemperatuur van soms wel vierentwintig komma drie graden Celsius, waarbij vermeld mag worden dat mijn gevoel in dezen meestal overeenkomt met wat er in De Bilt gemeten wordt. Blijkbaar was er die dag helemaal niets van enig belang in de wereld gebeurd, want het staat me nog goed voor de geest dat niemand om mij heen op zijn mobiele telefoon aan het kijken was.
Bekend verondersteld mag worden dat pleisters er zijn in verschillende soorten en maten; zetten we de eerste variabele uit langs de x-as en de tweede langs de y-as, dan krijgen we een mooi regelmatig patroon waar zowel pleisterliefhebbers als bepaalde neuroten van smullen. En het is ook logisch dat bij een speldenprik andere eisen aan pleister worden gesteld dan bij een beenamputatie. Op een ronde wond plakt men het beste een ronde pleister, en bij een wond met de vorm van een trapezium geldt een vergelijkbare procedure. Er zijn huidkleurige pleisters voor mensen met een pleisterkleurige huid. En er bestaan pleisters waarmee je onder water kunt. (Maar hoe vaak ga je met je duikboot weg?) Zelf gebruik ik het liefste pleisters die je zelf moet knippen; voorgevormde pleisters zijn feitelijk voor amateurs. Het voordeel van nog te knippen pleisters is sowieso dat je tijdens het bewuste proces eenvoudig een (extra) reden kan creëren om een pleister nodig te hebben.
Soms krijgt een pleister het etiket plakband; of andersom eigenlijk. We zitten dan in een van de volgende scenario’s: de protagonist is te billig om deugdelijke pleisters te kopen, hij is door zijn voorraad heen, of hij heeft ze niet binnen handbereik. Zelfs ik val soms in een van die categorieën.
Ik besefte pas dat ik echt verslaafd was toen ik mijn hondje, een stellig niet in de kleurenleer van Goethe gelovende bullmastiff, ook met een aantal pleisters zag lopen. En toen ben ik maar gestopt met bloeden.

— — —
welkomthuispagina.nl

Presenteren

Wellicht de grootste misvatting over hypotheken is dat de hypotheekverstrekker geïnteresseerd is in zijn producten en zijn afnemers. Voor een goede vriend van mij heeft dit er feitelijk nooit echt wat toe gedaan. Die had namelijk te veel talent om zich met een ding als huizenhandel bezig te houden. Na verloop van tijd had hij echter genoeg van zijn talent en hij besloot het te ruilen tegen een ziel. Ook daarna heeft hij nooit meer iets kunnen doen met hypotheken en/of verstrekkende gevolgen daarvan. Het hebben van een ziel, die blijkbaar ongetraind was, zat hem sowieso op allerlei vlakken dwars.
Waar hij uiteindelijk heel bedreven in werd, was zichzelf postsenteren. Dat is een goed woordje voor jezelf doen als het feitelijk al te laat is. Iets waar je niet per definitie dood aan gaat dus, al zou het wel in een dergelijk proces toegepast kunnen worden. Misschien is het nuttig dit even goed tot je door te laten dringen en er een gedegen voorstelling van te maken. Hiervoor hoef je geen toneelschool te hebben gehad; het helpt echter als je weet wie Larry Olivier is.
Waar je bijvoorbeeld wel dood aan gaat is suiker. Want vroeger toen er nog geen suiker was, werden de mensen een stuk ouder, en bovendien bleven ze langer leven. (Terugblikken in de geschiedenis van de mens is overigens niet het nuttigste hulpmiddel om deze propositie te bewijzen, maar mijn hondje, een zeer bedreven in het imiteren van een mogelijke rol van Sir Larry zijnde otterhound, eet sinds een jaar ook suiker, en hij is inderdaad een stuk korter gaan leven; dit echter terzijde.)
Het beste kun je trouwens doodgaan zonder ergens aan dood te gaan. Dus geen suiker in je koffie doen, en ook geen koffie. En geen alcohol drinken, geen drop eten, geen tabak roken, geen nootmuskaat snuiven, geen vet- en zoutstel op tafel – onder andere. En vooral niet liegen.
Buiten dat, als je, zeg maar, uit een vliegtuig valt, dan heb je helemaal niks aan een huis of een lening daarvoor. En dus ook als je suiker eet.
Het komt voor. Afgelopen jaar viel een goede vriend van mij uit een vliegtuig terwijl hij suiker at. En toevallig was hij de beste hypothecaire financier die ooit geleefd heeft. Nou ja, beste… Eigenlijk gewoon een belegger die ooit geleefd heeft.

— — —
welkomthuispagina.nl

Vlees

What did you have for brexit? Dit is een centrale vraag in mijn correspondentie met Heston Blumenthal. Volgens Heston is deze nieuwe maaltijd (vlak voordat je gaat slapen) een idee dat 100% van hem is. De laatste tijd neemt hij ook veel van mij aan over stikstof, en dan bedoel ik niet de vloeibare variant. Nee, de weg die vooral ik namelijk in wil slaan in de moleculaire gastronomie is die van de afbraakproducten. In welke staat van ontbinding zou vlees bijvoorbeeld mogen zijn, wil je het zonder schroom een vegetariër voor kunnen schotelen? Kijk, als vlees al zo erg vergaan is dat zelfs mijn hond, een keelpijn tot kunst verheven hebbende dashond, zijn neus ervoor ophaalt, dan mag je het volgens mij niet eens meer vlees noemen. Het stinkt misschien wel, maar dat is uiteraard een nadeel van geen vlees willen eten. Bij het rotten van dierlijk weefstel ontstaan immers enkele stikstof bevattende verbindingen met niet te missen aroma’s. De twee belangrijkste daarvan zijn waarschijnlijk wel de aminen putrescine en cadaverine. Die laatstgenoemde is blijkbaar nogal toxisch, maar die eerste komt ook in je speeksel voor, dus een minstens pseudovegetarisch hip soepje is er voor een moderne chef-kok waarschijnlijk best mee te maken. Ja, of je breit er een soort raviolischuim van, en je slikt het dan weg met een hele hoop agaragar.
Mijn visie hieromtrent is wat exotischer dan die van Heston, trouwens. Wat hem betreft is het al voldoende om vlees na een nachtelijk badje van pepsine, protease en lipase simpelweg kapot te koken, te vriesdrogen en daarna drieënhalf uur in de blender te doen. (Het laatste half uur moet die blender dan ook aan.) Als iets de textuur van vlees niet meer heeft, is het geen vlees meer, vond hij vorige vrijdag nog.
Controleurs van voedselveiligheid bewerkt Heston overigens liever op een ouderwetsere manier met een rasp en kokend water. Ik parafraseer hem: ‘De spreekwoordelijke slager zal altijd zijn eigen vlees blijven keuren, want – bijvoorbeeld – elementen uit de verzameling van opsporingsambtenaren die geen boetes meer uitschrijven geven daarmee aan dat hun functie feitelijk overbodig is.’
Maar ach, je bent wat je eet, dus in feite is iedereen die zich niet doodhongert voedsel, al hoeft dat voor mij geen moraal te hebben.

— — —
welkomthuispagina.nl

Bikkelen

Ooit moet er iemand geaapt hebben, anders kon het fenomeen na-apen niet bestaan, dacht ik laatst toen ik mijn o zo dankbare pluimvee in de ochtend hun graan en legkorrels bracht. Mijn kippen zijn, nu we het er toch over hebben, de beste kippen van de hele halve wereld. In een hondtevredenheidsonderzoek meldde mijn hond, een naar zes maanden oude klaprozen ruikende pumi, onlangs zelfs dat onze kippen min of meer de voornaamste reden zijn van zijn woonachtigheid op ons adres. Vreemd, want dat beest slaapt zeker twintig uur per dag.
Er zijn mensen die ruim tachtig uur per week werken. Zeggen ze. Laten we deze mensen in ieder geval de zondag vrijgeven. Een evenredige verdeling van de werkuren over de resterende zes dagen levert een gemiddelde werkdag van dertien uur en twintig minuten op. Er is dan dus nog tien uur en veertig minuten van het etmaal over om iets anders te doen. Slapen bijvoorbeeld. Laten we daar zeven uur voor rekenen. Dan dagelijks nog een uur reizen, en een uur eten en drinken. En mensen die vol in het leven staan zullen toch ook wel dagelijks oriënterend bezig moeten zijn qua volgen van het wereldnieuws; een uur ben je dan echt wel zoet met kranten, televisie en social media. Persoonlijke verzorging kan wellicht nog wel in een half uurtje te rammen zijn. En daarmee komen we uit op zo’n tien minuten die hardwerkende mensen dagelijks bijvoorbeeld aan hun gezin kunnen besteden. Of het lezen van het nieuwste boek van Dan Brown. Of het kijken van de recentste film met Jean-Claude van Damme.
De vraag rijst nu: hoe dankbaar moeten wij, de gewone mensen, wel niet zijn dat deze workaholics ons zo graag langdurig van bijvoorbeeld gekopieerd financieel advies willen voorzien dat ze zelfs bereid zijn hun eigen algemene ontwikkeling daarvoor te grabbel te gooien? Maar wellicht denken die lieden wel heel onschuldig dat een week elf dagen heeft. (Waardoor ze eigenlijk gewoon acht uur per dag werken, buiten zon- en feestdagen.) En dat is goed van hen, want het feit dat alle anderen zeggen dat een week zeven dagen heeft, wil nog niet zeggen dat dat zo is. Je moet immers kritisch blijven en zelf nadenken!

— — —
welkomthuispagina.nl

Sans titre

Hun vader was dood en ik was in het huis
Haar broer maakte mijn vriendin duidelijk
Dat het een tekst van Brel moest zijn
Hun moeder rookte zenuwachtig

Als zijn voeten onder de grond waren
Zou Brels vriend nog zingen en hopen
Hun moeder rookte huilend
Ik probeerde me niet te moeien

Als zijn voeten op de grond waren, casu quo
Hun moeder rookte menthol
Zes voeten, zei ik, zes voeten is het
En het werd stiller dan het stillere daarvoor

Streets of San Francisco

In het oude klooster van Lierop zijn ze heel trots. Het inmiddels tot museum omgebouwde pand heeft zijn slag geslagen. Binnenkort zullen een aantal straten van San Francisco bij de vaste collectie van het museum horen. Mensen uit de omtrek van Lierop (maar ook bijvoorbeeld uit Volendam) kunnen dan zelf ervaren hoe het is om asfalt uit San Francisco mee te maken.
De expositie wordt groots geopend. Barry Stevens heeft beloofd te komen (als hij nog leeft) en er zal een cd van Krezip gedraaid worden.
Directeur Sjeng van Schijndel: ‘Echt jaren hebben we op de straten van San Francisco zitten azen. De gehele bevolking van Lierop heeft eraan meegewerkt. En nu is het museum compleet. Onze collectie laat nu een fraai staaltje zien van hoe de tijd toen was.’
Het is wel een beetje jammer dat de werken van plaatselijk kunstenaar Bert Bert plaats moeten maken voor de nieuwe aanwinst. We vroegen hem een reactie.
‘Meneer Bert, bent u niet uit uw doen door het museumgebeuren van de laatste tijd?
– ‘Ach, zeg maar gewoon Bert, hoor.’
‘Oké, Bert. En wat is uw reactie?
– ‘Nou, als kunstenaar ken ik de straten van San Francisco natuurlijk erg goed. Niet dat ik er ooit geweest ben, maar in Tilburg heb je een kruispunt waar het teer er gewoon precies zo uitziet.’
‘Interessant, meneer Bert.’
– ‘Zeg maar Bert.’
‘Maar is u nog iets opgevallen?’
– ‘Kijk, opvallen is een grappig woord. Kunstenaars gebruiken dat woord eigenlijk nooit. Dingen vallen namelijk niet op, maar ze vallen omlaag. En de energie van die zwaartekracht gebruik ik juist in mijn kunstuitingen.’
‘Juist. Dank u, meneer Bert.’
– ‘Zeg maar Bert.’
‘Ik zie hier iemand van de kantine. Mevrouw, mag ik u iets vragen?’
— ‘Ja, ik heet Jenny.’
‘Betekent het museumspektakel nog een verandering voor u?’
— ‘De gevulde koeken gaan volgens mij tien cent omhoog. Dat was het idee van Bert.’
– ‘Ja, dat was inderdaad mijn idee. De koeken vond ik altijd al niet optimaal zichtbaar in de vitrine. Door er een muntstuk van tien cent onder te leggen, krijgen ze net meer dat cachet, weet je wel, dat stukje panache. Flair, zeg maar.’
‘Ik begrijp het. Door die kleine lift geef je de lekkernij net wat meer allure.’
– ‘Allure, allure, allure, allure, allure, allure, allure, allure… Is een groot woord: allure. Ik zou dat in dit geval niet gebruiken. Kijk, Columbus Avenue heeft allure. Lombard Street: allure! Stockton Street: ook allure! Hyde Street: ook allure!’
‘Maar die zitten dus niet in de collectie hier, Bert.’
– ‘Meneer Bert is ook goed.’

Pre-adviezen bij stellingnames

Een eigen mening hebben is een natuurlijke, gezonde reactie die /
nodig is om je sentiment in evenwicht te houden – evenwel gaat het /
een eigen mening hebben soms gepaard met opgewondenheid; als je iets vindt, /
kan dat je bloeddruk omhoog doen gaan en maken dat je hart harder gaat pompen. /

Dit is een mogelijke reactie van het lichaam op overtuigingen. /
Het tegengeluid hoeft niet altijd een reëel onraad te zijn; het kan, zeg maar, /
ook enkel het idee van een ander standpunt zijn – een eigen mening hebben /
is niet slecht of zondig, maar is juist een middel waar veel mensen zich mee ontladen. /

Het is daarnaast redelijk cruciaal zowel voor jezelf als voor anderen /
hoe je met deze opvatting om denkt te gaan. Lijd je onder je gezindheid, /
gedurende langere tijd zelfs, doordat je deze niet op een door de norm /
gestelde manier kan uiten, dan kan je in de wachtkamer van de huisarts /
plaatsnemen – in veel gevallen betreft het advies een doorverwijzing naar iemand /
met een andere studie. Maar er zijn ook tal van fijne, knusse cursussen /
voor het aanleren van sociale vaardigheden die bijstand kunnen geven.

Het verloren dagboek van Sigmund Freud

Tegen de vijftig jaar na zijn eigen doodsacceptatie werd Freuds verloren dagboek gevonden. In eerste instantie schonk men hier geen aandacht aan, omdat het dagboek zich in geen geval zelf verloren voelde. Maar sinds een paar weken is het bewerkt, gebonden en tevens vrijblijvend voor het al dan niet dreutelende publiek toegankelijk.
Het interpreteren en vertalen van het bewuste journaal was zeker niet zonder gevaar of andere onwelkome perikelen. Zo haakte een grote, graag anoniem blijvende literator halverwege zijn werkzaamheden af, toen hij er zich al vertalende van bewust werd dat hij verliefd was op zijn moeder. Dit ervoer hij natuurlijk als ziek; zijn moeder was namelijk een getrouwde vrouw!
Vergelijkt men in de lijn van Freud de uiteindelijke versie van het verslag met een erectie dan mag de opbrengst er evenwel wezen. Als u die straks in handen heeft, laat u zich dan, nadat wij ons niet meer in de beeldspraak bevinden, niet afschrikken door de enorme omvang. Van de kleine dertigduizend pagina’s van het egodocument besteedde Freud er ruim negenentwintigduizend aan de naamgeving van het dagboek zelf.
Kitty stond tijdenlang boven aan Freuds namenlijstje. Dat blijkt uit de vele schrijfoefeningen waarin hij de naam op verschillende manieren uitprobeerde. Zo opende hij talloze bladzijden met ‘Luister eens, Kitty’, ‘Lieve Kitty’, ‘Nu ik je toch spreek, Kitty’, ‘Analfabete Kitty’ en vele varianten en variëteiten daarvan.
Maar uiteindelijk vond Freud Kitty geen hondennaam en in zijn ogen was zijn dagboek een hond – al vanaf het een puppy was.
Over gezondheid – geestelijk of lichamelijk – maakt Freud in zijn dagboek eigenlijk geen woorden vuil, behalve ‘gezondheid is slechts een kwestie van het pak vruchtensap goed schudden, zodat de vitaminen gelijkmatig verdeeld worden’.
Wat absoluut niet onvermeld mag, is dat het een heerlijk kalm boekwerk is. Werkelijk niets in de kroniek geeft u de aandrang een pagina om te slaan. Het is typisch zo’n vakantieboek dat u na het afbetalen van uw tweede huis nog steeds niet uit heeft gelezen.
Na een weggegooid leven met bladzij na bladzij pure mengsels van desinteresse en lusteloosheid – terloops wordt ook nog eens niet bekendgemaakt wie de schrijver van het kleuterversje Iene miene mutte is – krijgt de lezer uiteindelijk een traktatie op een intense domper: toen Freud ontdekte dat zijn journaal hem compleet negeerde, stopte hij abrupt met erin schrijven. Trots was hem niet vreemd.
Het dagboek heeft overigens goed kunnen verdienen aan zijn schrijver. En ook nu – as we speak and/or read – zijn de T-shirtfabrieken overuren aan het draaien. Populaire opdrukken zijn DE TWEEDE VOOR DE HALVE PRIJS en ZE ZIJN ER IN ALLERLEI KLEUREN.
En dat bij zelfverrijking excessen horen, dat is nu eenmaal zo. Wat zou je anders doen met overdadig veel geld? Als je ineens het dubbele gaat verdienen van wat je al kreeg, ga je echt niet twee keer zo vaak eten op een dag. Natuurlijk niet. Dat geld ga je dan voor andere dingen gebruiken. Dingen die je daarvoor niet echt nodig had. En hoe meer geld je kapot te slaan hebt hoe uitbundiger je koopwaar wordt. En het blijft wat onwennig om een dagboek met een zonnebril in een verlengde limousine te zien. Maar goed, laten we het op jaloezie gooien; in ieder geval tot die oeroude emotie zelf roept dat we ermee op moeten houden.