Kevin de foetus – zaterdag

Op de beste dag van allemaal tot nu toe besloot Kevin de foetus van oorharen tellen een sport te maken. En niet zomaar een sport, nee: een denksport! Maar waar haal je nu een twee drie oorharen vandaan? Of, als je verder wil tellen, nog meer oorharen?
Kevin zag zijn plan al in duigen vallen en ging zijn te worden knie wrijven. Toen kwam zijn moeder de kamer binnen. “O sorry, ik wist niet dat je aan het masturberen was,” zei ze. “Dat was ik ook niet,” zuchtte Kevin, “maar erg interessant dat je niet wist wat ik niet aan het doen was. Ik moet er mijn filosofenencyclopedie eens op naslaan.”
Snel trok Kevin een stuk of vijf oorharen uit zijn moeders neus. (Kevins moeder bewaarde haar oorharen altijd in haar neus – zie het album ‘Satan is jarig’).
“Maar als je wil dat ik masturbeer, doe ik het uiteraard met plezier,” ging Kevin verder, “Kom lekker naast me zitten en vertel me over de eerste keer dat je een penis in je anus kreeg.”
De moeder van Kevin trok zwijgend naar een andere ruimte. “En dan praat ik nog netjes ook!” schreeuwde Kevin haar na. “Moederliefde is niet meer wat het geweest is!”

Our man in the Netherlands

Holland is a soap, a wonderful but boring soap and therefore it seems cleaner than it actually is. The Dutch themselves know this and their survival intelligence has taught them to consider every countryman a Lying Dutchman. The finger in the dyke is not a metaphor for things coming in; no, it’s to prevent things getting out. The former number one slave traders are trying amazingly hard to be the best student in the classroom. And amazingly often they get away with this. Nederland: it is a country and western. When it moans and complains just let it be. Small country, cute, adorable, lovable. The Germans have always loved their tiny neighbour. The Germans have always had more help from their Dutchmen than they expected. Even then. Yes, there used to be quite a large Jewish community in the business cities of Holland. And nowadays it’s not even worth mentioning. Which is of course typical Dutch. The story goes the Netherlands inhabit more pigs than people. This is not true. The people outrank the pigs by five million. Of these people six percent is muslim. The pigs win, hurray. Every year the Dutch government comes with promises. The date changes every year: it’s the third tuesday in September. The queen does her show this day and even the lousy Dutch soccer must step aside for this event in the media. Of course a lot of these promises are made hoping they will be forgotten. It’s still a democracy and charity is in the eye of the beholder. All kinds of wise men get hired to make up pretty words to conceal the silent inflation. It’s still a democracy, you are allowed to cost money. Not cutting down a tree is more expensive than cutting it down. People in the Netherlands with no jobs can spend their dear time making beautiful banners and go on the streets to jam parts of the economy. This is what is called free speech and it is calculated in the taxes. Everybody pays. I’ll give you the colours of the Dutch flag: smudgy red, grey and smudgy blue. It’s a rainy country. And bothering is no Dutch invention. Say cheese.

zelfportret (maart 2009)

mij kun je niet eens klei
meer noemen
verdroogd, verhard, verzadeld

de krokussen wenden zich af
de jus d’orange wordt zuur
met klonten
en konten zien in mij
wc-papier

ik zie mezelf in blik
dicht, doe me
vergeten, verlopen, veraderd

de heilkwissen straffen mij af
dan nu mijn dansje met vuur
in rondten
en bonter zelfs was ik
de troebadoer

Chairman of the bored (deel 3)

“Hoorde je wel wat ik zei?” zei Rick.
“Jawel, jawel, het een of ander vond jij of ik te pas of te onpas schier onmogelijk, of zoiets,” antwoordde Pelle.
“Wat heeft Dick Passchier er nou mee te maken?”
“Was die nie’ diegene die die spelshow presenteerde?”
“Welke Dinie? Waar heb je het over?”
“Hij had een eng seksistische uitstraling, maar hij was wel eerlijk.”
“Erik, Erik, Erik wie? Wacht even, wacht even!” schreeuwde Rick zich helemaal kogelrond. “Time out! Time out! Ik ben serieus van mening dat we ergens suiker moeten scoren. Het gaat anders niet goed zo.”
“Je hebt gelijk,” zei Pelle een beetje verveeld. “Ik denk dat we maar eens in een stad een winkel op moeten zoeken. Niet ver terug zag ik een bordje ‘Piemeledam 30 cm’, dus we moeten er zo zijn.”

Enige tijd later arriveerden de twee vrienden in het centrum van Piemeledam. Naar een suikerwinkel hoefden ze niet lang te zoeken. Op de markt van Piemeledam stond een marskramer zijn waar aan te prijzen.

“Dames en heren,” riep de marskramer, “u kende al sacharose, onze bekende tafelsuiker. U kende al glucose, oftewel druivensuiker. Ik noem een fructose, een ribose, een mannose. Ik kan er talloze opnoemen. Maar wist u dat deze suikers allemaal zo giftig zijn als een tierelier? Ik zweer het u. Ik ben er al drie kinderen, vijf vrouwen en zeven tanden door verloren!”
“Hee, dat zijn priemgetallen!” stootte Rick Pelle aan.
“Maar nu, dames en heren,” ging de marskramer verder, “is er een nieuwe sacharide op de markt. Een suiker zo zuiver en veilig dat deze alle andere suikers doet verbleken!”
De marskramer hield een glazen pot met een wit kristallijn poeder boven zijn hoofd en vervolgde: “Dames en heren, ik presenteer u: tuberculose!”
“Oooooh,” klonk het in de menigte.
Om de aandacht van potentiële kopers niet kwijt te raken ging de marskramer snel door met zijn verkooppraatje. “Op je brood of in je thee. Je kunt het zo gek niet bedenken of tuberculose maakt er wel een feest van! Het ziet er niet alleen mooi uit, maar is nog lekker en bovendien voedzaam ook. En, beste mensen, tuberculose is prachtig om cadeau te geven!”
“Ik denk dat we maar een kilo of zo moeten kopen,” zei Pelle tegen Rick.
“Je leest mijn gedachten,” zei Rick.

Pelle en Rick gingen in de rij staan.
“Hmmmm, smaakt naar kip!” hoorden ze iemand voor hen zeggen.

(wordt vervolgd)

Leonard Cohen Style (reprise)

I need my first commandment first
Before I thrill and do my worst
I’m lying here
In my old favorite you
I had to spill my cup of thirst
My dream it wouldn’t have me nursed
It burst in red and then went into blue

My life is an absorbing bin
Just put more of that litter in
You’re feeding me
But I don’t taste the peach
Today was like it’s always been
The wonder it is in the sin
I’m picking up the thing I cannot reach

Who told you what the others dare?
I think mostly they are unaware
You’re laughing now
And painting me a face
I went up just to get some air
You told me you were never there
And you precisely said the time and place

Those people here, o, they’re afraid
They think their beds will soon be made
I’m watching here
At my old favorite you
I had to pass the butcher’s gate
He made his joke and made me wait
But finally my patience got me through

Een kind kan de was doen

Een kind kan de was doen
Een kind kan namelijk de was doen
Een kind kan feitelijk de was doen
De was doen kan een kind

Wat er was kon een kind toch?
Wat er was kon een kind
Een kind kon wat er was
Een kind kon, een kind kon

Als was smolt een kind altijd
Een kind altijd als was
Was was altijd voor kind’ren
En dat het niet mag pas pas

Carnavalslief en -leed

Ik kwam laatst bij de slager
En toen zei hij: hee, meneer
Wil u soms een worstje
Want het doe echt heus geen zeer

Ik zei toen: ik ben heel erg
Vegetarisch opgevoed
Ik kan wel tegen sperma
Maar ik kan niet tegen bloed

En toen zongen wij in koor:
We drukken de bagger erdoor!

Hee, homo’s dat zijn meisjes met een handvat
Hoeren dat zijn meisjes met een gat
Dit is dit, leve de lol
Dikke lul en dat is dat

Toen ging ik naar de bakker
Zelfs met mijn allergie
Ik sta graag in de stront
Maar niet tot aan mijn knie
Ik zei: een worstenbroodje graag
Met koren en ook kaf

Hij zei: dat is de laatste dan
De kop is er nu af

En toen zongen wij in koor:
We drukken de bagger erdoor!

Hee, homo’s dat zijn meisjes met een handvat
Hoeren dat zijn meisjes met een gat
Dit is dit, leve de lol
Dikke lul en dat is dat

Ja, ja, ja…

Hee, homo’s dat zijn meisjes met een handvat
Hoeren dat zijn meisjes met een gat
Dit is dit, leve de lol
Dikke lul en dat is dat

Met een kruiwagen kun je jezelf opladen

hersenen1Het is het Darwinjaar. Precies vijftig jaar geleden werd de serieverkrachter Peter Darwin geboren. Het is ook precies dertig jaar geleden dat Peter Darwin zijn eerste slachtoffer maakte en precies tien jaar geleden dat hij in Mozambique bezweek aan de ontmoeting met een kapmes.
Waarom dat nu allemaal gevierd moet worden, begrijp ik niet. Een naamgenoot van Peter, Charles Robert Darwin, is feitelijk veel interessanter en dit jaar is het toevallig tweehonderd jaar geleden dat hij geboren is en honderdzevenentwintig jaar geleden dat hij gestorven is! Hoe verzin je het?
Iedereen kent Charles Robert Darwin wel. Hij is de man die de evolutie aan het licht heeft gebracht. Het zat zo: God had zichzelf voorgenomen om binnen een week de wereld te scheppen. In alle vroegte (zeg maar half negen) stond hij dan ’s ochtends op, ging wat scheppen, sterren of zo, en om elf uur nam hij dan zijn eerste pauze, met wat thee en een boterham. Uiterlijk half twaalf ging hij dan verder en werkte hij door tot zeker kwart over een. Na een welverdiend tukkie tot hooguit half vier hernam hij zijn werkzaamheden tot het zo goed als tien over zes was. En zo heeft hij een hele week de vijf uur-show moeten missen. Op de zevende dag zei God: “Het is mooi geweest. De rest komt later wel.”
En de rest kwam ook later. Sommigen zelfs veel te laat. En een van die sommigen – u raadt het al – was Charles Robert Darwin.
En Charles Robert Darwin heeft toen aan God verklapt dat de wereld aan het evolueren is.
“Ja, verdulleme,” zei God hierop nogal krachtig. “Doe je even je ogen dicht, gaan ze voor zichzelf weer iets doen!”
God pakte een kamerplant, wierp deze in een hoek en riep: “Voor mij is het een gesloten boek!” Langzaam maar overtuigd zakte hij in elkaar.
Nog steeds verblijft God in een kliniek in Lausanne. Nietzsche heeft hem nog eens opgezocht, maar hij herkende hem niet. (God hem overigens ook niet.)
Zielig zit God met zijn dekentje naar buiten te kijken. Dag in, dag uit.
“Hij denkt dat hij Alzheimer heeft!” fluistert het verplegend personeel op de gang wel eens.

Chairman of the bored (deel 1)

Als reageerbuisbaby al was Pelle zo verveeld dat zelfs kantklossen hem geen bevrediging meer gaf.
“Och, was ik maar een volwassen reageerbuis,” zuchtte hij vaak, “dan had ik in ieder geval een deel al gehad.”
De enige die Pelles leven nog enigszins verdraaglijk maakte, was zijn moeder. Al vond hij haar enthousiasme wel af en toe vervelend.
Op een dag zei de moeder van Pelle weer eens: “Oh Pelle, kijk eens naar jezelf! Ik ben zo trots als een…” “Pauw!” klonk het in een keer. Een kogel trof de moeder van Pelle precies in haar harses.
Het bleek een verdwaalde kogel en Pelle had stantepede een doel in zijn leven: hij zou de verdwaalde kogel helpen en terug naar huis brengen.
Zonder pardon liet Pelle zijn plan om werkelijk waar alle gedichten van Baudelaire te lezen varen en hij pakte zijn reetleren rugzak, stopte daar de kogel in en ging op weg.
Lang duurde het niet. De kogel – een uiterst vriendelijke kogel, overigens, luisterende naar de naam Sander (hoewel hij eigenlijk Rick heette) – bleek allergisch voor reetleer.
“Als je hier nu links gaat,” zei Rick, “kom je bij een boerderij waar ze teflon rugzakken verkopen voor een prima prijsje.”
“Ik word er onderhand wel moe van,” zei Pelle verveeld. “Maar goed, voor deze keer.”
Bij de boerderij aangekomen bleken de teflon rugzakken uitverkocht.
De wereld van Pelle en Rick stortte in.
“Toe, toe,” probeerde de boerin de vrienden op te vrolijken. “Er zal altijd wel een wegopstopping naar Rome zijn. Weet je wat? Ik was net aanmaaklimonade aan het aanmaken. Als jullie me meehelpen, krijgen jullie een glaasje van me!”

(wordt vervolgd)