Frans van Stiphout

Frans van Stiphout (1948-2006) heeft helaas korter huisarts mogen zijn in ons dorp dan hij had gewild, maar hij heeft in deze periode wel heel veel sympathie kunnen kweken bij onze dorpelingen. Door velen wordt hij gezien als de laatste arts die zich nog werkelijk met zijn patiënten bemoeide. (Al moet dit toch ook wel enigszins worden toegeschreven aan het feit dat het huidige systeem zo in elkaar zit dat de daadwerkelijke zorg welhaast secundair is geworden; Van Stiphout had zich in deze bureaucratische werkwijze zo goed als zeker allerminst kunnen vinden.) De vele interesses van Van Stiphout buiten de wereld van de geneeskunde hebben ongetwijfeld tot een verbetering van de uitoefening van zijn beroep geleid, waarmee hij de levens van degenen die het geluk hadden door hem geraakt te zijn, heeft verrijkt.
De altijd goedlachse Van Stiphout werd in 1948 op 14 januari geboren in het Brabantse, aan de Peelrand gelegen Uden; hij deelde daarmee een verjaardag met de arts en filosoof Albert Schweitzer (1875). Van Stiphout was allesbehalve een treuzelaar. Met zijn gymnasiumdiploma op zak begon hij op achttienjarige leeftijd aan zijn medicijnenstudie in Nijmegen. Zeker in die tijd bereikten de Waalstad voornamelijk grote golflengtes, maar Van Stiphout liet zich daar niet door afleiden en plukte er alleen de goede dingen van. In 1974 studeerde hij – volledig van echtgenote voorzien – af, en nog geen jaar later startte hij zijn huisartsenpraktijk in Aalst-Waalre, eerst nog aan de Arembergstraat, maar vier jaar later verhuisde hij – het gezin was met drie kinderen ook inmiddels compleet – naar de langgevelboerderij aan de Ekenrooisestraat (thans tevens gemeentelijk monument).
Hoewel Van Stiphout een nuchtere en praktische kijk had op het artsenvak zagen de meeste van zijn patiënten en collega’s hem als een uitermate charismatische en inspirerende man. Van de medische vooruitgang raakte hij zelden lyrisch en zijn houding als arts was dat je wellicht soms kan genezen, vaak kan verlichten, maar in ieder geval altijd kan troosten.
In alle dimensies was hij een sporter. Elke dag maakte hij daar tijd voor. Tennis, hardlopen, wielrennen, surfen, en later ook golf. Maar voornamelijk hockey. Zowel in Uden als in Nijmegen als in Waalre (bij Oranje-Zwart) speelde Van Stiphout in het eerste team. Zijn lijfspreuk – een tekst van de Romeinse dichter Juvenalis – sloot hier subliem op aan: ‘Mens sana in corpore sano.’ (Vertaling: een gezonde geest in een gezond lichaam.)
De kracht van Van Stiphout was onder andere dat hij van zijn metier niet meer wilde maken dan het was. Het realisme waarmee hij te werk ging en de aandacht die hij gaf werden alom geprezen. En hij stelde zich daarnaast niet elitair op. De zogenaamde verfijning die de upper ten zich zou moeten toe-eigenen, vond hij eerder lachwekkend dan adequaat. Applaus was sowieso niet aan hem besteed. In een film was Van Stiphout de held geweest die met een witte hoed op geruisloos het dorp uit reed als de zaken weer op orde waren. En misschien deed hij dat ook wel, in zekere zin. Toen in 1999 voor iedereen in zijn omgeving het verhaal nog in volle gang was, werd Van Stiphout getroffen door een ongeneeslijke ziekte. Zijn goede conditie hield hem nog een tijd op de been, maar op 9 juli 2006 liet hij het leven achter zich. Hij is 58 jaar geworden.