Antoon Coolen

Toen Antoon Coolen (1897-1961) voor de allerlaatste keer de wereld zijn katholieke adem liet voelen – een paar weken nadat hij uit de trein van Amsterdam naar Eindhoven was gevallen –, was hij nog maar amper bekomen van het volgens hem slappe studiowerk van de verfilming van zijn roman Dorp aan de rivier. Wellicht viel hem de film tegen omdat die wederom een voorbeeld was van de modernisering waar hij nogal wars van was.
De als een innemende, onberispelijke man met een gestippelde flodderdas bekendstaande Coolen werd in Wijlre (spreek uit: wiel-ree) geboren en hij bracht zijn jeugd door in Deurne. Wat het schrijverschap in zou kunnen houden, ontdekte hij in de imposante bibliotheek van buurman en schoolmeester H.N. Ouwerling aldaar. Gretig las Coolen in zijn jonge jaren het werk van onder andere de gebroeders Snieders en Stijn Streuvels. Na zijn gymnasium maakte hij als journalist wat omzwervingen door het land en werkte hij een decennium als redacteur bij De Gooische Post te Hilversum, maar in 1932 kwam hij terug naar Deurne om zich geheel aan de letterkunde te wijden. In 1937 liet Coolen door de architect H.W. Valk (die ook het Oude Willibrorduskerkje zou helpen restaureren) een huis in Waalre bouwen (Huize de Kempen), waar hij tot zijn dood bleef wonen. Hij rust naast zijn vrouw Gerda op het Willibrorduskerkhof daar; grafnr. 1081.
In de Tweede Wereldoorlog kreeg Coolen door zijn weigering lid te worden van de Kulturkammer een publicatieverbod. Hij ging zich deze jaren verdiepen in de verbeeldingswereld van sprookjes en volksverhalen. Na de oorlog ondervond hij ook flinke tegenwerking, omdat hij de oprichter en directeur van de DAF-fabrieken, Huub van Doorne, durfde aan te klagen wegens economische collaboratie met de Duitse bezetter. Later zou hij deze informatie als een handige acrobaat gebruiken voor een van zijn romans.
Interessant voor ons dorpsgenoten is het uiteraard om te weten welke werken Coolen schreef toen hij in Waalre verbleef. Naast (bewerkingen van) sprookjes, legenden en toneelstukken bestaat zijn Waalrese oeuvre uit: Herberg in ’t Misverstand (1938), De vrouw met de zes slapers (1953), De grote voltige (1957) en Stad aan de Maas (1960). Ook schreef hij in 1947 het boekenweekgeschenk, De ontmoeting. Het kan haast niet anders dan dat de postbodes, de notarissen, de kosters en de begrafenisondernemers uit deze verhalen trekjes hebben van de mensen die hij op straat tegenkwam.
Coolen wordt gezien als belangrijkste vertegenwoordiger van de regionale roman, al wordt daar dikwijls tevens wat denigrerend over gedaan. Feit is wel dat hij tijdens zijn leven simpelweg een bestsellerauteur was. Zijn werk is in meerdere talen vertaald, vooral in het Duits en het Tsjechisch.
In zijn boeken schrijft hij vaak anekdotisch en met aandacht voor de leesbaarheid over een levenslustige, goedhartige plattelandsbevolking die te kampen heeft met een onverbiddelijke natuur en een opdringende industriële stadsbeschaving. De spanning zit doorgaans in een vermenging van het onbekende met het bekende, het vluchtige met het blijvende. Maar ondanks de verlokking van het avontuur, de vooruitgang en soms zelfs de misdaad, blijft het thuishonk en het vertrouwde toch het belangrijkst. Zo laat hij het personage Nolda in zijn roman De man met het Jan Klaassenspel (1933) prachtig zeggen dat ze een wieg harder nodig heeft dan een fiets.