Stelling van Surbeck

Niet lang geleden, zeg maar gerust onlangs, dus ver, ver, ver na de tijd dat Youp van ’t Hek nog grappig was, ontdekten we in ons dorp dat onze burgemeester bedreven is in het maken van slagzinnen. Daarmee is hij best bijdetijds te noemen. Je hoeft tegenwoordig maar een willekeurige adviseur van de monitoring tijdens cursussen over coaching aan te spreken of je krijgt binnen een halve minuut al een soundbite voor je kiezen. Meestal met een rijm erin of zelfs een soort herhaling. Want wat rijmt is tenslotte waar. Wat ook hip is vandaag de dag is praten over je vak in plaats van dat vak uit te oefenen. En dan vooral zeggen dat het een heel moeilijk vak is. Dat kan niet in elke branche. Als de dakdekker na een dag lang rondlopen op de bovenkant van je huis naar beneden komt om te vertellen dat er nog helemaal niets verholpen is maar dat het vak van dakdekker wel heel moeilijk is, dan krijgt hij in exact alle gevallen precies nul seconden applaus. Laat ik het zo zeggen: mensen van wie min of meer geaccepteerd wordt dat ze het uitblijven van resultaat proberen goed te maken met klagen over de zwaarte van hun vak hebben natuurlijk simpelweg een onzinvak, of ze zijn incapabel.
Kritiek op het nonchalante strooien van hapklare kreten kon natuurlijk niet uitblijven, en dus voegde de burgervader in een diepte-interview nog toe dat er volgens hem toch ook goede ontwikkelingen waren; het aanbod van entertainment via de verschillende media was sinds zijn aantreden immers gestegen, en dat had hij dus maar mooi geregeld. Maar een dergelijke uitspraak levert allicht alleen een geruststelling op voor de unhappy few die niet begrijpt dat als twee ontwikkelingen tegelijk of vlak na elkaar plaatsvinden dit nog niet hoeft te betekenen dat de een de oorzaak van de ander is. En gelukkig is er voor die unhappy few daarnaast volop verstrooiing te vinden om de vrolijkheid wat op te krikken met het enorme aanbod van entertainment via de verschillende media, dat sinds het aantreden van onze burgemeester zelfs aanzienlijk gestegen is.
Interessant blijft waarom zo’n bestuurder zou kiezen om liever een in alle waarschijnlijkheid grappig bedoelde, slordige conclusie over een oorzakelijk verband op grond van een of andere correlatie tussen twee gebeurtenissen te maken dan om bij gebrek aan zinvolle toevoeging gewoon maar te zwijgen. Het kan goed zijn dat de sociolinguïst (en theoloog) Surbeck hier een verklaring voor heeft. Volgens Surbeck prefereren mensen vaak het zeggen van iets stom of iets geks boven het helemaal niets zeggen, puur om de macht over de communicatie niet kwijt te raken. Hij verwoordt dit onder andere als volgt in zijn (toch best omstreden) stelling van Surbeck: het grootste probleem van een gesprek tussen mensen vloeit voort uit de eis van het individu om de autonomie en de individualiteit van zijn uitingen te bewaren tegenover de sociale krachten van de communicatie als geheel.
Wat psychologischer zegt Surbeck daarover: ‘Aangezien wij de opvatting van een interpersoonlijke eenheid moeten vormen met behulp van de fragmenten van ons die we in een gesprek voor elkaar toegankelijk maken, hangt de aldus gevormde eenheid noodzakelijkerwijs deels af van onze eigen inbreng; en uitsluitend op díe inbreng hebben we echt invloed.’