Utzinger-principe

Een kwart van de parttime ambtenaren van onze gemeente is onlangs in gesprek getreden met plaatselijke wetenschappers over het vergaren van kennis over een eventuele pandemie door het opsporen van virussen in het riool. Een van deze wetenschappers, die eveneens coach van adviseurs betreffende het trainen van monitoring is, gaf hierbij aan dat virussen niet met het blote oog kunnen worden gezien, maar dat het aankleden van zo’n oog niets aan de zichtbaarheid van een virus toevoegt. Daarmee was het detectieplan ter ondersteuning van een eventuele pandemiestrategie voor de ambtenaren zomaar pardoes van de baan.
Conclusie y zou dus niet goed kunnen zijn omdat argument x voor conclusie y niet deugt. Dat ruikt meer naar gemakzucht dan naar een logische gevolgtrekking. Het is altijd wel mogelijk om een slecht argument te geven voor een ware stelling, maar dat betekent niet dat er geen goed argument voor gevonden kan worden. Het kan op de keper beschouwd niet de bedoeling zijn dat men een beetje gaat concluderen dat een standpunt onjuist is alleen omdat één argument ervoor slecht is. Hier geldt uiteraard wel een uitzondering, namelijk als het argument in kwestie het enige mogelijke argument is.
Er is best iets van een verklaring voor die beslissing van die parttimers te geven trouwens. Aangezien de conclusie van een goed argument waar moet zijn, is het verleidelijk om te denken dat de relatie tussen de ondeugdelijkheid van een argument en de onwaarheid van de conclusie in zekere zin parallel daaraan is, dus dat de conclusie van een ondeugdelijk argument dan ook onwaar zou moeten zijn. Maar zo’n conclusie van zo’n ondeugdelijk argument kan natuurlijk zowel waar als onwaar zijn. Het verkeerd begrijpen van deze asymmetrie tussen jofele en mesjogge argumenten is waarschijnlijk een psychologische bron van deze denkfout, wat nog versterkt wordt door de wetenschap dat onwaarheid nou eenmaal vaker voorkomt dan waarheid.
Ja, leugens komen vaker voor dan men zou hopen, en dit gegeven is ook nauwkeurig bestudeerd door de Luxemburgse socioloog en econoom Utzinger. Utzinger was er heilig van overtuigd dat de deugdelijkheid en zuiverheid in onze wereld is ondergesneeuwd door bedrog en onechtheid. De op pure kansberekening gestoelde soort van wetmatigheid die hij hiervoor opstelde, wordt ook wel het zekerheidsprincipe van Utzinger genoemd en luidt als volgt: als je twijfelt of iemand liegt, kun je er het beste van uitgaan dat er inderdaad gelogen wordt. Volgens Utzinger is het zelfs onmogelijk om niet te liegen. De mens is namelijk niet in staat om de pure waarheid te formuleren. Telkens als men iets zegt zal men een nuance – hoe licht en goedbedoeld ook – aanbrengen aan zijn uiting, om dingen mooier of leuker of interessanter of spannender te maken, waardoor de zuiverheid van de boodschap in enige mate wordt geschaad.
Utzinger zag onwaarheid weliswaar in zeer brede zin: als alles wat niet exact op de waarheid past. Over het algemeen hebben mensen daar een andere opvatting met wat speelruimte over; bij luttele afwijkingen van de waarheid mag deze doorgaans best ‘afgerond’ worden tot een hele waarheid. Houd bij communicatie met de overheid het principe van Utzinger wel altijd binnen handbereik!