Kübler-effect

Tijdens de altijd wel twaalf dagen durende midwinterfeesten onlangs was er weer een verhoogd risico dat buitenaardse wezens de technologie van adviseurs in de coaching van trainingen voor cursussen zouden komen stelen. In tijden dat er meer gegeten en gedronken wordt daalt de algemene alertheid immers, en tegelijkertijd stijgt het aantal verkeerde sprongen in de logica.
Men zegt bijvoorbeeld dingen als: ‘Alle politici hebben een slechte rug. Mijn opa heeft een slechte rug. Dus mijn opa is een politicus.’ Wellicht dat degene die dit zegt een opa heeft die in de politiek zit, maar hij zit daar niet vanwege een slechte rug. Tenminste, dat is niet de conclusie die hier getrokken kan worden. Volgens de zuivere redeneerregels is het wel weer kloppend als je zegt: ‘Alle politici hebben een slechte rug. Mijn opa is een politicus. En dus heeft mijn opa een slechte rug.’ Vraag maar aan opa.
De ene opmerking moet min of meer de andere aantikken. Dan is het bij elkaar een geldige uitspraak. In het eerste geval tikken alle politici en mijn opa allebei een slechte rug aan. Daar loopt het spaak. Want dat mijn opa daarna een politicus aantikt, volgt dan niet bepaald uit het eerdere getik. Dat is bij het tweede geval wel anders. Mijn opa springt hier naar een politicus die op zijn beurt weer naar een slechte rug springt. En met die correct uitgevoerde tussensprong heeft mijn opa dus een slechte rug.
Kortom: als je met je glas wijn in je hand aan het redeneren bent dat x een y is en y een z is, dan mag je ook concluderen dat x een z is. Maar houd wel bij elke slok de numerieke bepalingen (zoals daar zijn sommige en alle) in de gaten! Want als x een y is, maar slechts sommige y’tjes een z zijn, dan is x natuurlijk niet zonder meer een z. Dat weet de broer van opa zelfs.
En daarom raad ik ook altijd aan om altijd te generaliseren tijdens bacchanalen: élke x is y en élke y is z, dus élke x is ook z. Geen enkele speld tussen te krijgen. Enfin, de generalisaties zijn waarschijnlijk hier en daar verkeerd of ongepast, maar de logische gevolgtrekkingen an sich in ieder geval niet.
Maar, even serieus, bij een drinkgelag moet natuurlijk sowieso geaccepteerd worden dat de redeneerkunde niet onophoudelijk ten volle wordt aangesproken. Juist in dergelijke tijden van bravoure komt er vaak een eerder krom dan recht machtsspelletje op gang tussen twee of drie – zelden meer – hoofdrolspelers rond de tafel. Dit is wat we het Kübler-effect noemen.
Bij dit spel is spreektijd van levensbelang. De relatie van de deelnemers met elkaar is volledig afhankelijk van hun onderlinge machtsverhoudingen. En het doel is overleving in de concurrerende omgeving. Geen enkel middel wordt belangrijker geacht voor het veiligstellen van dit behoud dan het verwerven van macht. Dit meet men, zoals gezegd, met spreektijd. En deze spreektijd wordt de ander beduidend meer gegund door de factor humor dan door waarheid of grammaticaliteit. Sterker nog: zinsbouw is hier zelfs ondergeschikt aan spreekvolume.
Küblers bezwerende theorie hierover domineerde zijn academische werk en hij werd er zowaar zelf zijn hele carrière door geconditioneerd. Ondanks veranderingen in de details en tevens in de grondbeginselen behield Kübler de fundamentele toewijding aan de analyse van zijn geliefde braniecommunicatie.